Lektion 14 Flashcards
(57 cards)
1
Q
het bejaardetehuis
A
das altenheim e
2
Q
het aanbod
A
das angebot e
3
Q
de aarde
A
die erde
4
Q
het onderzoek
A
die forschung en
5
Q
de vriendschap
A
die freundschaft en
6
Q
de kans
A
die gelegenheit en
7
Q
de maatschappij, de samenleving
A
die gesellschaft en
8
Q
de gezondheid
A
die gesundheit
9
Q
de winst
A
der gewinn e
10
Q
de warmte
A
die hitze
11
Q
de binnenstad
A
die innenstadt ¨e
12
Q
het internet
A
das internet
13
Q
de jongere (een jongere)
A
der/die jugendliche n
14
Q
het contact
A
der kontakt e
15
Q
de kracht, de macht
A
die kraft ¨e
16
Q
de ziekte
A
die krankheit en
17
Q
de leiding/bestuur, de telefoonlijn
A
die leitung en
18
Q
het medicijn
A
das medikament e
19
Q
de vuilnisbak
A
der mülleimer
20
Q
de natuur
A
die natur
21
Q
de pil
A
die pille n
22
Q
het project
A
das projekt e
23
Q
de raad, raadgeving
A
der rat, die ratschläge
24
Q
de moeilijkheid
A
die schwierigkeit en
25
de zorg
die sorge n
26
de stand, stelling, positie
die stellung en
27
het tablet (als in medicijn)
die tablette n
28
het plezier, genoegen
das vergnügen
29
het verlies
der verlust e
30
het voorstel
der vorschlag ¨e
31
de voorstelling/de verbeelding
die vorstellung en
32
de werkplaats, het atelier
die werkstatt ¨en
33
de realiteit
die wirklichkeit en
34
de staat, toestand
der zustand ¨e
35
indienen
abgeben
36
afwijzen, weigeren, verwerpen
ablehmen
37
er op uit trekken, vertrekken/ uittrekken, uitleden
ausziehen
38
baden
baden
39
voelen
fühlen
40
gebruiken
gebrauchen
41
oplossen
lösen
42
denken
nachdenken
43
verplegen, verzorgen, onderhouden
pflegen
44
raden, gissen/adviseren, aanraden
raten
45
regeren
regieren
46
verliezen
verlieren
47
verlengen
verlängen
48
huren
vermieten
49
bang
ängstlich
50
serieus
ernst
51
fit
fit
52
beleefd
höflich
53
kunstmatig
künstlich
54
menselijk
menschlich
55
perfect
perfekt
56
regelmatig
regelmäbig
57
waarschijnlijk
wahrscheinlich
