les 1 - Inleiding Flashcards
(46 cards)
Psychopathologie K&A
= theoretische en empirische kennis van psychische stoornissen bij kinderen en adolescenten en processen die tot stoornissen leiden
verschillen tussen psychopathologie bij kinderen en adolescenten vs bij volwassenen
- K&A zoeken meestal niet zelf hulp voor hun problemen
- K&A zijn afhankelijk van hun gezin en hun functioneren houdt vaak direct verband met de gezinssituatie
- Ontwikkeling speelt een cruciale rol
- Bij diagnostisch onderzoek bij K&A meestal andere informanten dan bij volwassenen
- Interventietechnieken en organisaties van zorg voor K&A zijn anders dan bij volwassenen
Wanneer spreken we van psychische stoornis?
- ‘Abnormaal’ verschijnsel: afwijkend van een sociale norm
-Veroorzaakt ongemak, lijden of bezorgdheid bij de betrokkene en/of bij de omgeving
-Gedrag past binnen een psychopathologisch begrippenkader
criteria van Rutter
Leeftijdsadequaat
Duur van het probleem
Omstandigheden (begrijpelijk gezien de omstandigheden?)
Socioculturele setting
Hoeveelheid en frequentie
Type problemen en mate van voorkomen in de populatie
Intensiteit
Verandering van het gedrag (was de verandering te verwachten?)
Situatiegebondenheid (één of meer situaties?)
Belemmerend
classificerende diagnostiek
Probleemanalyse: Wat is er aan de hand? Probleem vs stoornis
- Clustering van symptomen – samenvatten in fenomenen/syndromen.
- Diagnose is geen vaststaand feit en gebaseerd op kwaliteitsvolle diagnostiek
belang van classificerende diagnostiek
- Communicatie – gemeenschappelijke taal
- ‘Etiket’ – verklaring van wat er aan de hand is met K/A
- Indicatiestelling en verwijzing
- Ruwe handvatten voor interventie
- Algemeen zicht op prognose
- Zicht op prevalentie
kritiek op categorisch denken
- sociaal-culturele bepaaldheid van psychiatrische stoornissen
- co-morbiditeit, symptoomshifting
- vage omschrijvingen, wat is grens pathologie/normaliteit
- label-maatschappij (“cfr. ADHD’ers”)
- onderliggende transdiagnostische mechanismen
Elke classificerende diagnose stelling MOET gebaseerd zijn op:
- Breedband screeninginstrumenten
- Interview, observatiegegevens (en ev. ongestructureerde methoden)
- Semi-gestructureerd interview (bv K-sads, of meer specifiek ADIS/ADOS/DIVA)
- Smalle band instrumenten
smalle band instrumenten
= gestandaardiseerde onderzoeken/vragenlijsten waarbij de score bij een bepaalde kind wordt vergeleken met een normgroep: de gemiddelde score van kinderen van eenzelfde leeftijd, eenzelfde sekse en uit eenzelfde cultuur.
= maat van ernst van psychiatrische stoornis
verschillende informanten;
- Kind zelf:
- Ouders:
- Leerkrachten
- Artsen:
Tweedeling in probleemgedrag
- internaliserend
- externaliserend
internaliserend
Letterlijk: naar binnen gericht. Vooral de persoon zelf heeft er last van. Voorbeelden: angst en depressie. Meer bij meisjes.
externaliserend
Letterlijk: naar buiten gericht. Vooral de omgeving heeft er last van. Voorbeelden: gedragsstoornis, ADHD. Meer bij jongens.
differentiaaldiagnose
welke andere stoornissen lijken op het klachtenprofiel die op de primaire diagnose lijken, zijn er andere stoornissen die dit klachtenprofiel kunnen verklaren buiten de primaire diagnose, hoe zeker ben ik van mijn primaire diagnose
comorbiditeit
andere problemen of stoornissen die vaak gepaard gaan met de primaire diagnose
verschillende theoretische kaders
- Bi-directioneel model (dyade)
- Bio-ecologisch systeemmodel
- Transactioneel model
Bi-directioneel model
- Dyade tussen ouder en kind
- Eenzijdig redeneren in oorzaak en gevolg wordt afgewezen.
Het gaat om wederzijdse interactie:
Het bio-ecologische systeemmodel
Ontwikkeld door Uri Bronfenbrenner.
Verwant met het biopsychosociaal model.
soort uienmodel
- Biosysteem
- Microsysteem
- Mesosysteem
- Exosysteem
- Macrosysteem
- Chronosysteem
biosysteem
De intrapersoonlijke factoren.
microsysteem
Er zijn altijd meerdere microsystemen.
De relaties van het kind met mensen uit zijn directe omgeving.
- Face-to-face-relaties.
- Noemt Bronfenbrenner ‘de motor van de ontwikkeling’: hier vindt de beïnvloeding plaats.
mesosysteem
- Relaties tussen verschillende microsystemen.
- Opvoeders beïnvloeden het kind direct via ‘eigen microsysteem’ en indirect via andere microsystemen.
exosysteem
- Maatschappelijke systemen die via de microsystemen het kind (indirect) beïnvloeden.
- Het kind zelf is geen onderdeel van dit systeem.
Macrosysteem
- Waarden, normen, wetten en regels.
- Een systeemlaag zonder mensen.
Chronosysteem
Slaat zowel op het kind zelf: hij wordt ouder …
… als op de veranderingen in een maatschappij tijdens een bepaalde tijdsperiode