Trauma Flashcards

(38 cards)

1
Q

traumatische ervaring

A

= gebeurtenis waarbij sprake is van aantasting van fysieke integriteit of doodsbedreiging die iemand ondergaat of waarvan hij/zij getuige is (zoals bv verkeersongeval, verkrachting,…) KAN leiden tot PTSS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Type 1 - traumatische ervaring

A

enkelvoudig, kortdurend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Type 2 - traumatische ervaring

A

chronisch, herhalend (bv. seksueel misbruik)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Complex trauma

A

meerdere trauma in vroege kindertijd, in relatie met hechtingsfiguur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Post-traumatische stress - criteria voor kinderen en adolescenten - criteria A

A

= Blootstelling aan een feitelijke of dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel geweld op een (of meer) van de volgende manieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onderverdeling criteria A

A
  1. zelf ondergaan van de psychotraumatische gebeurtenis(sen)
  2. Persoonlijk getuige zijn geweest van de gebeurtenis(sen) terwijl deze anderen overkwam(en)
  3. Vernemen dat de psychotraumatische gebeurtenis(sen) een naast familielid of goede vriend(in) is (zijn) overkomen. Bij een feitelijk of dreigende dood van een familielid of vriend moet de gebeurtenis gewelddadig van karakter zijn of een ongeval betreffen
  4. Ondergaan van herhaaldelijke of extreme blootstelling aan de afschuwwekkende details van de psychotraumatische gebeurtenis (zoals bij hulpverleners die stoffelijk resten moeten verzamelen, politieagenten die herhaaldelijk geconfronteerd worden met details van kindermisbruik)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Post-traumatische stress - criteria voor kinderen en adolescenten - criteria B

A

Aanwezigheid van een of meer van de volgende intrusieve symptomen die samenhangen met de psychotraumatische gebeurtenis en die zijn begonnen nadat de psychotraumatische gebeurtenis heeft plaatsgevonden:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderverdeling criteria B

A
  • Recidiverende, onvrijwillige en intrusieve pijnlijke herinneringen aan het trauma
  • Recidiverende onaangename dromen waarin het inhoud en/of affect van de droom samenhangt met trauma
  • Dissociatieve reacties (zoals flashbacks) waarbij de betrokkene het gevoel heeft of handelt alsof het trauma opnieuw plaatsvindt. (NB bij kinderen naspelen van trauma in spel)
  • Intense of langdurige psychische lijdensdruk bij blootstelling aan interne of externe prikkels die een aspect van trauma symboliseren
  • Duidelijke fysiologische reactie op interne of externe prikkels die een aspect van trauma symboliseren of erop lijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Post-traumatische stress - criteria voor kinderen en adolescenten - criteria C

A

= Persisterende vermijding van prikkels die geassocieerd worden met trauma, die begin nadat trauma heeft plaatsgevonden, zoals blijkt uit één of beide van volgende kenmerken:

  1. Vermijding of poging tot vermijding van pijnlijke herinneringen, gedachten, gevoelens over of sterk samenhangend met trauma
  2. Vermijding of poging tot vermijding van externe aspecten die aan trauma herinneren (mensen, plaatsen, gesprekken, voorwerpen, situaties, …) die pijnlijke herinneringen, gedachten of gevoelens oproepen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Post-traumatische stress - criteria voor kinderen en adolescenten - criteria D

A

Negatieve veranderingen in cognities en stemming, gerelateerd aan trauma, die zijn begonnen of verergerd sinds trauma zoals blijkt uit twee (of meer) van volgende aspecten:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Post-traumatische stress - criteria voor kinderen en adolescenten - criteria E

A

Duidelijke veranderingen in arousal en reactiviteit, gerelateerd aan trauma, die begonnen zijn of verslechterd na het trauma, zoals blijkt uit twee of meer van de volgende kenmerken:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

onderverdeling criteria E

A
  • Prikkelbaar gedrag en woede-uitbarstingen
  • Hypervigilantie
  • Overdreven schrikreactie
  • Concentratieproblemen
  • Roekeloos of zelfdestructief gedrag
  • Verstoring van de slaap (zoals moeite met in- of doorslapen of onrustige slaap)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Post-traumatische stress - criteria voor kinderen en adolescenten - criteria F, G, H

A

F. De duur van de stoornis (B, C, D, E criteria) is langer dan één maand
G. Significant lijden of beperking
H. Niet toegeschreven aan fysiologische effecten van een middel of aan een somatische aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Post-traumatische stress - criteria voor kinderen en adolescenten - specificaties

A

Met dissociatieve symptomen:
1. Depersonalisatie
2. Derealisatie
Met uitgestelde expressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Posttraumatische stress - criteria voor kinderen -6 jaar

A

Blootgesteld aan of bedreigd door dood, ernstige verwonding of seksueel geweld (1 of meer):

  • Direct meegemaakte traumatische gebeurtenis
  • Getuige in persoon, vooral als het een trauma betreft van de verzorgers
  • Horen dat een verzorger een trauma heeft meegemaakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Posttraumatische stress - criteria voor kinderen -6 jaar - Aanwezigheid van 1 of meer van de volgende symptomen (intrusiviteit):

A
  • Terugkerende, onvrijwillige, intrusieve herinnering aan het trauma (play reenactment)
  • Terugkerende, onaangename dromen, inhoud gerelateerd aan het trauma
  • Dissociatieve reacties: gevoel hebben dat het trauma zich terug voordoet
  • Ernstig ongemak bij blootstelling aan interne of externe signalen die symbool staan voor het trauma of lijken op signalen die voorkwamen tijdens het trauma
17
Q

Acute stressstoornis

A

Idem PTSS 3 dagen tot 1 maand na trauma

18
Q

Aanpassingsstoornis

A
  • De ontwikkeling van emotionele of gedragsmatige symptomen als reactie op een aanwijsbare stressor die kan optreden binnen 3 maanden na het begin van de stressor(en);
  • Deze symptomen of gedragingen zijn klinisch significant
  • De stressgerelateerde stoornis voldoet niet aan de criteria voor andere psychische stoornissen
  • De symptomen zijn geen uiting van normale rouw
  • Zodra de stressor of de gevolgen zijn verdwenen persisteren de symptomen niet langer dan nog eens 6 maanden
19
Q

comorbiditeit PTSS

A
  • Depressieve stoornissen
  • Angststoornissen (seperatieangst-stoornis, gegeneraliseerde angst, agorafobie)
  • Gedrags-stoornissen
  • Middelen-gebruik
  • Dissociatieve stoornis
20
Q

differentiaaldiagnose - pass

A

Dwang – intrusieve gedachten
Psychose – herbeleving
ADHD – rusteloosheid, concentratie
ASS – contactname verstoord

21
Q

kindermishandeling - definitie

A

Alle mogelijke vormen van geweld jegens kinderen, door eender wie uitgevoerd
Beleving van het kind-slachtoffer primeert

22
Q

vormen van kindermishandeling

A
  • Lichamelijke mishandeling
  • Lichamelijke verwaarlozing
  • Emotionele mishandeling
    -Emotionele/pedagogische verwaarlozing
  • Seksueel misbruik
23
Q

lichamelijke mishandeling - specifieke vormen

A
  • Shaken Infant Syndrome (SIS)
  • Factitious Disorder imposed on Another
24
Q

Factitious disorder imposed on another (vroeger by proxy) - criteria dsm

A
  • Voorwenden van lichamelijke of psychische klachten of verschijnselen of het doelbewust opwekken van verwonding of ziekte bij een ander, waarbij aantoonbaar sprake is van misleiding
  • De betrokkene presenteert het slachtoffer tegenover anderen als ziek, gehandicapt of gewond
  • Het misleidende gedrag is evident, ook als duidelijke externe beloningen ontbreken
  • Het gedrag kan niet beter verklaard worden vanuit een andere psychische stoornis
25
Munchhausen syndrome by proxy (MSBP) 4 hoofdkenmerken volgens Rosenberg
1. Ziekte of aandoening kind gesimuleerd of geproduceerd door ouder/verzorger 2. Het zich vaak op hardnekkige wijze blijven aandienen voor medisch onderzoek/behandeling 3. Dader beweert etiologie ziekte niet te kennen 4. Acute symptomen blijven uit wanneer kind van dader wordt gescheiden
26
seksueel misbruik - Factoren en mechanismen met invloed op geheimhouding
- Taboe en schaamte - Medeverantwoordelijkheid en schuld - Rituelen en perverse constructies - Geloofd worden en dissociatie
27
27
Criteria SGG
= Seksueel grensoverschrijdend gedrag - Toestemming: beide partijen gaan (non-)verbaal akkoord - Vrijwilligheid: er is geen sprake van beloning, manipulatie, druk of dwang - Gelijkwaardigheid: de partners zijn gelijkwaardig op vlak van leeftijd, intelligentie, macht, maturiteit… - Ontwikkeling: het gedrag is typisch en aanvaardbaar voor de ontwikkelingsfase - Context: het gedrag houdt rekening met de omgeving en stoort/ choqueert niemand - Zelfrespect: het gedrag veroorzaakt geen fysieke, emotionele of psychische schade
28
Ecologisch model: Community factors
- Tolerantie van geweld - Sociale en gender- ongelijkheid in de gemeenschap/buurt - Armoede en hoge werkloosheid, ongezonde leefomstandigheden, gebrek aan degelijke huisvesting,... - Gebrek aan diensten die bijzondere noden kunnen lenigen en families ondersteunen
29
Ecologisch model
- individueel - relationeel - community - societal
30
Neurobiologische aspecten bij PTSS
Hypersensitieve stress systemen: - HPA as - noradrenerg Verhoogde activiteit van limbisch systeem en afgenomen activiteit van prefrontale cortex waardoor geactiveerde stress systemen onvoldoende worden geremd.
31
Invloed van kindermishandeling op de ontwikkeling
- hechting - verstoring van zelfconcept en zelfwaardegevoel - Biologische hyperactivatie en hypergevoeligheid - Emotie disregulatie - Dissociatie (geheel en gedeeltelijk - Gedragsproblemen: moeite met reguleren van impulsen - Aandacht, concentratie en executieve problemen
32
Secundaire preventie
ondersteunen van risicogroepen en –gezinnen) Projecten rond huilen bij baby’s Projecten rond seksuele voorlichting aan kinderen met een handicap
32
primaire of universele preventie
= gericht op alle gezinnen - Opvoedingsondersteuning - Informeren van kinderen/ weerbaarheidsprojecten
33
teriaire preventie
= aanpak van situatie van KM Starten bij het kind Veiligheid: grenzen, structuur, verantwoordelijkheid, symboliek Erkenning Kind heeft zijn gezin en omgeving nodig
34
behandeling
+3 maand na trauma! - Trauma focused CBT - EMDR
35
fasen behandeling complex trauma
Fase 1: herstel van veiligheid en grenzen - trauma stopt! Fase 2: stabilisatie en symptoomreductie Fase 3: verwerking van het trauma Fase 4: integratie van het dagelijkse leven
36
reactie van kind op diagnose, afhankelijk van:
- Leeftijd - Voorkennis (bv. iemand in familie met kanker) - al of niet symptomen - Ervaringen in het ziekenhuis - Gezinsfunctioneren