Lesson 23 Flashcards
(47 cards)
1
Q
sokken
A
靴下
2
Q
plastiek/papieren zak
A
ふくろ 袋
3
Q
gratis (free of charge)
A
ただ
4
Q
avondeten (dinner)
A
ゆうしょく 夕食
5
Q
plaats
A
場所
6
Q
trappen
A
かいだｎ 階段
7
Q
lagere school
A
しょうがっこう 小学校
8
Q
interview
A
めんせつ 面接
9
Q
gezondheid
A
けんこう 健康
10
Q
ideaal
A
りそう 理想
11
Q
looking after a house during someone’s absence
A
るすばん 留守番
12
Q
bericht
A
メッセージ
13
Q
annulering v les
A
きゅうこう 休講
14
Q
reis naar buitenland
A
かいがいりょこう 海外旅行
15
Q
Bon dans (trad. Japanse dans)
A
ぼんおどり 盆踊り
16
Q
herinnering
A
おもいで 思い出
17
Q
maatschappij
A
しゃかい 社会
18
Q
resultaat
A
けっか 結果
19
Q
survey
A
ちょうさ 調査
20
Q
(eten is) verschikkelijk
A
まずい
21
Q
zielig, medelijden voor
A
かわいそうな
22
Q
de regen stopt
A
雨が止む
23
Q
anders zijn, verkeerd zijn (～と)
A
違う
24
Q
verloren zijn, verdwijnen (～が)
A
なくなる
25
(iemand) is weg, verdwijnen (～が)
いなくなる
26
onder iemands zorg zijn (～に)
おせわになる お世話になる
27
buikpijn hebben
おなかをこわす
28
iets aangenaam vinden (～が/を)
気に入る
29
achter iemands rug praten
わるぐちをいう 悪口を言う
30
RU antwoorden (～に)
こたえる 答える
31
RU (iets/iemand) scheidt (seperates, parts from) (～と)
はなれる 離れる
32
teleurgesteld zijn (～に)
がっかりする
33
geduldig zijn (～を)
がまんする 我慢する
34
sympathiseren (～に)
どうじょうする 同情する
35
kijken... (gezichtsuitdrukking)
～顔をする
36
spieken bij een examen
カンニングする
37
nakijken, controleren (～を)
チェックする
38
zorgen voor... (～の)
せわをする 世話をする
39
een kampioenschap winnen
ゆうしょうする 優勝する
40
(iets/iemand) komt terug
もどってくる 戻ってくる
41
zulke..., dat soort...
そんな～
42
voor..., omwille van...
～ために
43
uiterst, erg
ものすごく
44
het wordt tijd om...
そろそろ
45
laatste, eindelijk
最後に
46
Zorg voor jezelf
元気でね
47
Je hebt gelijk
そうそう
