Lesson 7 Flashcards
(131 cards)
1
Q
the vegetables
A
de groente
2
Q
the fruit
A
het fruit
3
Q
the meat
A
het vlees
4
Q
the dairy
A
de zuivel
5
Q
the product
A
het product
6
Q
the supermarket
A
de supermarkt
7
Q
sale
A
de aanbieding
8
Q
of course
A
natuurlijk
9
Q
to walk along
A
meelopen
10
Q
to get/fetch
A
halen
11
Q
to pay
A
betalen
12
Q
to help
A
helpen
13
Q
the freezer
A
de vriezer
14
Q
in the back
A
achterin
15
Q
the department
A
de afdeling
16
Q
the aisle
A
het gangpad
17
Q
the cold storage
A
de koeling
18
Q
per
A
per
19
Q
the list
A
de lijst
20
Q
to need
A
nodig hebben
21
Q
to wander
A
rondlopen
22
Q
the shopping cart
A
de winkelwagen
23
Q
fresh
A
vers
24
Q
fortunately
A
gelukkig
25
the line
de rij
26
the total
het total
27
the bank card
de pinpas
28
to forget
vergeten
29
the market
de markt
30
the fish stall
de viskraam
31
the butcher
de slager
32
the pound
het pond
33
the vegetable seller
de groenteboer
34
the cup
het kopje
35
to cycle
fietsen
36
full
vol
37
the bag
de tas
38
the clothes shop
de kledingwinkel
39
the clothes
de kleding
40
to shop
winkelen
41
to buy
kopen
42
favourite
favoriet
43
to wear
dragen
44
someone
iemend
45
else
anders
46
the colour
de kleur
47
to change
veranderen
48
to search
zoeken
49
the jeans
de spijkerbroek
50
the size
de maat
51
the brand
het merk
52
to try on
passen
53
the fitting rooms
de paskamers
54
the discount
de korting
55
the advertisement
de advertentie
56
the feature
het kenmerk
57
to sell
verkopen
58
to exchange
ruilen
59
the buyer
de koper
60
white
wit
61
black
zwart
62
red
rood
63
yellow
geel
64
blue
blauw
65
purple
paars
66
brown
bruin
67
green
groen
68
gray
grijs
69
pink
roze
70
orange
oranje
71
silver
zilver
72
gold
goud
73
the cucumber
de komkommer
74
the potato
de aardappel
75
the garlic
de knoflook
76
the pumpkin
de pompoen
77
the carrot
de wortel
78
the spring onion
de lente-ui
79
the tomato
de tomaat
80
the red cabbage
de rode kool
81
the broccoli
de broccoli
82
the bell pepper
de paprika
83
the cauliflower
de bloemkool
84
the raddish
de radijs
85
the asparagus
de asperge
86
the onion
de ui
87
the red pepper
de rode peper
88
the mushroom
de champignon
89
the corn
de mais
90
the eggplant
de aubergine
91
the red beetroot
de rode biet
92
the whit cabbage
de witte kol
93
the leek
de prei
94
the parsley
de peterselie
95
the apple
de appel
96
the mango
de mango
97
the pineapple
de ananas
98
the cherry
de kers
99
the lemon
de citroen
100
the strawberry
de aardbei
101
the orange
de sinaasappel
102
the pear
de peer
103
the raspberry
de framboos
104
the grape
de druif
105
shorts
korte broek
106
cotton
katoen
107
the fish
de vis
108
the shop
de winkel
109
the banan
de banaan
110
the kiwi
de kiwi
111
the watermelon
de watermeloen
112
the peach
de perzik
113
the plum
de pruim
114
shall
zullen
115
must
moeten
116
can
kunnen
117
to want
willen
118
to be allowed to
mogen
119
the sweater
de trui
120
the blouse
de bloes
121
jacket
jas
122
scarf
sjaaltje
123
wallet
portemonnee
124
belt
riem
125
glasses
bril
126
sunglasses
zonnebril
127
lingerie
damesondergoed
128
dress
jurk
129
skirt
rok
130
shoes
schoenen
131
trousers
broek
