moelijke woorden Flashcards
(76 cards)
1
Q
ac=atque
A
en
2
Q
antequam
A
vooraleer
3
Q
ferre
A
ferro, verdragen/dragen
4
Q
fortuna
A
lot
5
Q
forma
A
vorm/schoonheid
6
Q
ruina
A
ondergang
7
Q
misericordia
A
medelijden
8
Q
divitiae
A
arum, rijkdom
9
Q
maritus
A
echtgenoot
10
Q
somnus
A
slaap
11
Q
fatum
A
noodlot
12
Q
rex
A
koning
13
Q
collis
A
collis m., heuvel
14
Q
grex
A
gregis m., kudde
15
Q
uxor
A
uxoris, echtgenote
16
Q
plurimus
A
a,um, zeer veel
17
Q
maestus
A
a,um, droevig
18
Q
regius
A
a,um, koninklijk
19
Q
totus
A
a,um, heel
20
Q
timere
A
vrezen
21
Q
scire
A
weten
22
Q
parere
A
io, baren
23
Q
se
A
zich
24
Q
libenter
A
graag
24
qui
quae,quod, die/dat
25
sedes
sedis, zetel/woonplaats
26
desertus
a,um, verlaten
27
incendere
in brand steken
28
quodam die
op zekere dag
29
praeter
+acc, behalve
30
propter
+acc, wegens
31
posse
kunnen
32
subito
plots
33
semper
altijd
34
tandem
eindelijk
35
cum
wanneer
36
tabuna
schrijfplankje
37
taberna
winkel
38
dolus
list (oplossing)
39
cautus
voorzichtig
40
lentus
traag
41
iratus
woedend
42
subitus
plots
43
validus
krachtig
44
asper
ruw
45
fugare
verjagen
46
narare
vertellen
47
laudare
loven (eren)
48
ultimus
laats
49
superare
overtreffen
50
tenere
(vast)houden
51
vix
nauwelijks
52
continere
samenhouden/ in bedwang houden
53
interesse
zijn tussen/ deelnemen aan
54
servare
bewaren/redden
55
imponere
opleggen (fig)
56
praemium
beloning
57
custos
custodis, bewaker
58
parare
voorbereiden
59
ante
+acc, voor
60
post
+acc, na
61
ferre
ferro, verdragen/dragen
62
fortuna
lot
63
maritus
echtgenoot
64
fatum
noodlot
65
desertus
a,um verlaten
66
praeter
+acc, behalve
67
propter
+acc, wegens
68
laudare
loven (eren)
69
relinquere
verlaten
70
reliquus
overig
71
fidus
trouw
72
intelligere
begrijpen
73
unde
van waar
74
de+
abl, over
75
iter
iteneris o., reis
