Nadia woordenlijst página 6 t/m 10 Flashcards
(33 cards)
1
Q
Cualquiera
A
Zomaar, Willekeurig
2
Q
Muy especial
A
Heel bijzonder
3
Q
Ahora
A
Nu
4
Q
Eso
A
Dat
5
Q
Es verdad
A
Het is waar
6
Q
Alimenta
A
Zij/hij voert
7
Q
Cada d;ia
A
Elke dag
8
Q
Os ha pasado algo hoy?
A
Hebben jullie wat meegemaakt vandaag?
9
Q
Pregunta
A
Hij/zij vraagt
10
Q
Siempre
A
Altijd
11
Q
Algún pájaro
A
Een enkele vogel
12
Q
Juntos
A
Samen
13
Q
Han ido a holgazanear
A
Ze zijn gaan luieren
14
Q
Gran barco
A
Groot schip
15
Q
Aquella cumbre
A
Die bergtop
16
Q
Altísima
A
Heel hoog
17
Q
Querían ir a volar
A
Zij wilden gaan vliegen
18
Q
En V
A
In de vorm van een V
19
Q
Nadie quería ponerse al frente
A
Niemand wilde vooraan vliegen
20
Q
El pelo
A
Het haar
21
Q
Di adiós
A
Zeg maar dag
22
Q
Tu proyectil pluma
A
Jouw shuttle
23
Q
Peinar el pelo
A
Haar kammen
24
Q
Lavar
A
Wassen
25
Ese pelo
Dat haar
26
Nada fácil
Niet makkelijk
27
Llevar gorros
Mutsen dragen
28
Jugar
Spelen
29
Los pájaros se enredan
De vogels raken vertrikt
30
Entre
Tussen
31
Sus rizos
Haar krullen
32
La tercera vez
De derde keer
33
Esa semana
Die week