Nederlands In Actie Hoofstuk 3 Flashcards
(137 cards)
1
Q
de luchthaven
A
airport
2
Q
de rugzak
A
rucsac
3
Q
her uitwisselingsprogramma
A
exchange program
4
Q
de uitwisseling
A
exchange
5
Q
behoorlijk
A
quite, fairly
6
Q
huisgenoten (de huisgenoot)
A
housemates, roommates
7
Q
omgekeerde (omkeren)
A
to reverse
8
Q
de heimwee (naar)
A
homesickness
9
Q
tegelijkertijd
A
at the same time
10
Q
komen … thuis (thuiskomen)
A
to come home
11
Q
de familieomstandigheden
A
family circumstances
12
Q
de omstandigheid
A
circumstance
13
Q
de hoofdstad
A
capital
14
Q
levendig
A
lively
15
Q
saai
A
boring
16
Q
verderop
A
further down
17
Q
de hondenuitlaatservice
A
dog walking service
18
Q
uitlaten
A
to walk the dogs, to show, to let out
19
Q
afstandelijk
A
distant, aloof
20
Q
luid
A
loud
21
Q
onbekenden (de onbekende)
A
strangers
22
Q
zomaar
A
spontaneously, just like that
23
Q
de afstand
A
distance
24
Q
knuffelen (met)
A
to cuddle (with
25
kussen
to kiss
26
informeert naar (informeren (naar))
to enquire (about)
27
het levensgeluk
happiness in life
28
het afval
litter, rubbish, waste
29
schoon
clean
30
verzorgd (verzoren)
well caed for (to care for, to look after)
31
vraag me af (zich afvragen)
to wonder
32
de samenleving
society
33
bedenken
come up with, to think of
34
hebt gelijk (gelijk hebben)
to be right
35
snikheet
boiling hot
36
kroegen (de kroeg
pubs
37
de kerst
christmas
38
de gelegenheid
opportunity
39
de midzomerdag
midsummer's day
40
bloemenkransen (de bloemenkrans)
flower garlands
41
de meiboom
maypole
42
kinderliedjes (het kinderliedje)
nursery rymes
43
komen samen (samenkomen)
to get together
44
knapperig
crunchy
45
het brood
bread
46
plaatselijke (plaatselijk)
local
47
gepekelde (pekelen)
pickled (to pickle)
48
de borrel
drink (usually alcoholic), a drinks event
49
konden ... terecht (terechtkunnen)
to stay at
50
met z'n twintigen
with twenty of us
51
de haven
harbour
52
allerleukste
the best thing, the best, the nicest
53
het stadsstrand
city beach
54
het strand
the beach
55
erg
bad, awful
56
het lichtjesfest
festival of light
57
draaide ... om (draaien om)
to revolve around
58
de band
connection, bond
59
vindt ... plaats (plaatsvinden)
to take place
60
het goede
good
61
het kwade
evil, bad
62
overwonnen (overwinnen)
to triumph over, overcome
63
steken ... af (afsteken)
to let off
64
het vuurwerk
firework
65
versieren
to decorate
66
kaarsen (de kaars)
candles
67
olielampen (de olielamp)
oil lamps
68
de stoep
pavement
69
de studentenvereniging
student association
70
optredens (het optreden)
performances, shows
71
markeert (markeren)
to mark
72
de zonnekalender
solar calendar
73
de zon
the sun
74
de kalender
calendar
75
de overvloed
abundance
76
legt ... uit (uitleggen)
to explain
77
beginselen (het beginsel)
principles
78
de kom
bowl
79
goudvissen (de goudvis)
goldfish
80
verven
to paint
81
eiren (het ei)
eggs
82
liederen (het lied
songs
83
keek ... iut naar (uitkijken naar)
to look forward to
84
de ruimte
space
85
opgezegd (opzeggen)
to read out, to recite, to terminate, to cancel, to unsubscribe
86
de video
video
87
het gesprek
conversation
88
het Nieuwjaar
New Year
89
draait ... om (draaien om)
to revolve around
90
voornamelijk
mainly
91
familieleden (het familielid)
relatives
92
de bedrijfskunde
business administration
93
scheldt ... uit (uitschelden)
to call names, to scold, to tell off
94
verplicht (verplichten)
obliged (to oblige)
95
grootouders (de groutouder)
grandparents
96
verplichtingen (de verplichting)
obligations, commitments
97
maken ... vrij (vrijmaken)
to make time for, to free up
98
door ... brengen (doorbrengen)
to spend (time)
99
uitgebreid
elaborate, extensive
100
krigt ... op (opkrijgen)
to finish food
101
ervan
of it / them
102
komt voort uit (voortkomen uit)
to originate from
103
waarin
in which
104
het voorhoofd
forehead
105
aanraakte (aanraken)
to touch
106
regen (rijgen)
to thread
107
munten (de munt)
coins
108
het draadje (de draad)
thread, wire, string
109
het hoofdkussen
pillow (bed)
110
het kussen
cushion (sofa)
111
jongeren (de jongere)
young people
112
de envelop
envelope
113
komt langs (langskomen)
to come over, to pass by
114
besloten (besluiten)
to decide
115
alternatief, het
alternative
116
arrangement, het
arrangement
117
authentiek
authentic
118
bachelorstudent
bacnelor student
119
corruptie, de
corruption
120
cultureel
cultural
121
demon, de
demon
122
diner, het
dinner
123
economie, de
economy
124
extravagant
extravagant
125
faculteit, de
faculty
126
financiën, de
finance
127
legende, de
legend
128
lied, het
song
129
monster, het
monster, sample, specimen
130
nationaal
national
131
ritueel
ritual
132
sociaal
social
133
specialiteit, de
speciality
134
toerist
tourist
135
traditie
tradition
136
traditioneel
tranditional
137
