Nederlands Ingang Hoofstuk 1 Vocab Flashcards
(105 cards)
1
Q
vrolijk
A
funny
2
Q
lustig
A
lusty / horny
3
Q
geil
A
horny
4
Q
pik
A
cock
5
Q
personlijk voornaamwoorden
A
personal pronouns
6
Q
rechten
A
law
7
Q
vlinder
A
butterfly
8
Q
hekel / Ik heb en hekel aan …
A
strong dislike
9
Q
bang
A
afraid
10
Q
tekenen
A
to draw
11
Q
benieuwd
A
curious
12
Q
ernstig
A
seriously
13
Q
oplossing
A
solution
14
Q
lawaai
A
noise
15
Q
schreeuwen
A
scream
16
Q
tekeningen
A
drawings
17
Q
weinig
A
few
18
Q
bescheiden
A
modest
19
Q
tijdschriften
A
magazines
20
Q
bezit
A
posession
21
Q
spullen
A
stuff (noun)
22
Q
fluisteren
A
to whipser
23
Q
prachtig
A
beautiful
24
Q
wraak
A
revenge
25
saai
boring
26
woede
angry
27
boosheid
anger
28
bereikt
reached
29
eigenschap
quality, characteristic
30
geduldig
patience
31
verhaal
story
32
wetenschappelijk
scientific
33
onderzoek
research
34
teruggegaan
went back
35
voorlopig
the time being
36
ergeren
to annoy
37
gevoel
feelings
38
veranderen
to change
39
grappig
funny
40
verschrikkelijk
terrified
41
gervaarlijk
dangerous
42
waaraan
where on
43
bereiken
to reach
44
vliegen
to fly
45
zorgen
to see (or as a plural noun concerns, worries)
46
droom
dream
47
leeftijd
age
48
wereld
world
49
indrukwekkend
impressive
50
zelfs
even
51
prachtig
beautiful
52
tegenover
opposite
53
voorlezen
to read out loud
54
bekende
acquaintance
55
uitkiezen
to choose
56
verwerken
to process
57
meteen
immediately
58
zicht
sight
59
voorzichtig
careful, cautious
60
krijg jij mee?
do you get me?
61
harde schijf
hard disk
62
voornemens
intensions
63
vooral
mainly
64
herinnering
memory
65
vernoemd naar
named after
66
verwaren
confused
67
schilderen
to paint
68
muzikaal
musical
69
benieuwd naar
curious about
70
beesten
beasts / animals
71
merken
to notice
72
de held
hero
73
voor .. gezorgd
to take care of
74
sturen
to send
75
sommige
some
76
gepubliceerd
published
77
uitgekomen
to come out, to reveal
78
mezelf
myself
79
onderzoek doe
to conduct research
80
het platteland
the countryside
81
goede voornemens
New Year's resolution
82
me .. ergen (zich ergeren (aan))
to get annoyed (by)
83
doelpunten
goals
84
dierbaarste
precious / beloved (items)
85
sta ... still (stilstaan bij)
to stop to think about
86
meegemakt (meemaken)
to experience
87
geboorteland
country of birth
88
de geboorte
the birth
89
herrinneringen aan (de)
memories (of)
90
in ... verwerken
to showcase, to use in, to process in
91
kreeg ... mee
to be given (as a gift)
92
gouden
golden
93
het rammerlaartje
the rattle
94
het horloge
the watch
95
dankbaar (voor)
grateful (for)
96
hangen (aan)
to hang (on), to hang on to somthing
97
bewaren
to save, to keep
98
uitverkopen
to sell out (of a product)
99
de oogziekt
eye disease
100
de ziekte
illness
101
het zicht
the vision (eyesight)
102
spanning
tension, stress
103
kruid
spice
104
brein
brain
105
kurkuma
tumeric
