Obsessieve-compulsieve en verwante stoornissen Flashcards

1
Q

Obsessieve-
compulsieve en
verwante
stoornissen

A

Deze stoornissen worden gekenmerkt door cognitieve symptomen en overtuigingen. Onder deze stoornissen vallen de:
* Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS of Dwangstoornis).
* Verzamelstoornis (Hoarding Disorder).
* Morfodysfore stoornis (Body Dismorphic Disorder).
* Obsessieve-compulsieve stoornis door middel of medicatie.
* Obsessieve-compulsieve stoornis door een somatische aandoening.
Stoornissen die worden gekenmerkt door repetitief lichaamsgericht gedrag zijn de:
* Trichotillomanie (Haaruitrekstoornis).
* Excoriatiestoornis (Skin-Picking Disorder).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Obsessies vs
compulsies

A

Obsessies (dwanggedachten), recidiverende en persisterende gedachten, impulsen of voorstellingen die op bepaalde momenten ervaren worden als intrusief en ongewenst, en zorgen voor angst of lijden. De betrokkene probeert deze gedachten, impulsen of voorstellingen te onderdrukken of te neutraliseren met een andere gedachte of handeling.
Compulsies (dwanghandelingen), repetitieve handelingen of psychische activiteiten waartoe de betrokkene zich gedwongen voelt in reactie op de obsessie, of omdat hij zichzelf bepaalde regels oplegt. De handelingen of activiteiten zijn gericht op het voorkomen of verminderen van angst of lijdensdruk, of op het voorkomen van een gevreesde gebeurtenis of situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken van de
obsessieve-
compulsieve
stoornis (OCS)

A

Aanwezigheid van obsessies, compulsies of beide, die:
* Tijdrovend zijn óf
* Ernstige lijdensdruk veroorzaken en de betrokkene beperken in functioneren.
De diagnose kan gespecificeerd worden op het realiteitsbesef (goed, gering of ontbrekend, dit geldt voor alle soorten) of op de aanwezigheid van een ticstoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Prevalentie OCS

A

2,5 procent en incidentie 1,6 procent. Bij cliënten met een dwangstoornis geldt dat 80 procent last heeft van zowel obsessies als dwanghandelingen. Een kleine groep heeft alleen obsessies. Vaak worden dan de obsessies geneutraliseerd door andere gedachten, die wel worden beschouwd als coverte dwanghandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Passieve vs actieve vermijding

A

Passief. Vermijding van stimuli of situaties die angst en spanning kunnen oproepen.
Actief. Vermijding dmv dwanghandelingen, zoals schoonmaken of controleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Interpretatiestijl
van dwangcliënt

A

De interpretatiestijl van een cliënt kenmerkt zich door een overschatting van gevaar en van de eigen verantwoordelijkheid (inflated responsibility). Bovendien overschatten cliënten het belang van hun eigen (dwang)gedachten, of denken ze ‘als ik dit denk ga ik het ook doen’. Dit laatste wordt thought action fusion (TAF) genoemd en gaat vaak gepaard met magisch denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behandeling OCS

A
  • Gedragstherapie met exposure in vivo en responspreventie. Blootstelling zonder dat dwanghandelingen uitgevoerd mogen worden.
  • Cognitieve therapie. Nieuwe rationele gedachten worden getoetst mt experiment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Diagnostiek OCS

A
  • Y-BOCS. Gestructureerd interview voor dwangklachten. Meet de ernst van dwangsymptomen met subschalen obsessies en dwanghandelingen
  • Padua Inventory. Zelfbeoordelingsvragenlijst met subschalen impulsen, wassen, controleren, rumineren en precisie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verzamelstoornis
(Hoarding Disorder)

A

Aanhoudende moeite afstand te doen van bezittingen, die:
* Voortkomt uit een sterke behoefte te bewaren en uit de lijdensdruk die ervaren wordt bij het wegdoen van voorwerpen.
* Leidt tot een grote hoeveelheid bezittingen die in de weg staat en ervoor zorgt dat woonruimtes nauwelijks bewoond kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Drie aspecten van
verzameldwang:

A
  1. Informatieverwerking: beperkingen met betrekking tot de aandacht, het vermogen tot categoriseren, het geheugen en de besluitvorming. Mensen met verzameldwang hebben vaak een neiging tot underinclusive cognitive style, wat betekent dat zij ieder object als op zichzelf staand zien, en niet als een categorie.
  2. Overtuigingen over en gehechtheid aan bezittingen: overtuigingen die te maken hebben met geheugen, controlebehoefte, verantw. en emotionele gehechtheid
  3. Emotionele reacties: mensen met verzameldwang hechten vaak grote emotionele waarde aan hun bezittingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vermijding bij
verzameldwang

A

Mensen met een verzameldwang ervaren negatieve emoties bij de gedachte aan het niet kunnen verwerven of moeten wegdoen van een object. Het is een vorm van vermijdingsgedrag om gevoelens van angst en verdriet te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Prevalentie verzameldwang

A

Over de prevalentie van de verzamelstoornis zijn geen exacte gegevens bekend. De puntprevalentie wordt geschat op 2 tot 6 procent. Het verloop blijkt zonder behandeling chronisch en onveranderlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Comorbiditeit verzameldwang

A

De comorbiditeit van verzameldwang is hoog. Het komt voor in combinatie met schizofrenie, organische mentale stoornissen, eetstoornissen, hersenbeschadiging, dementie, sociale fobie, depressie en bipolaire stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Diagnostiek verzameldwang

A
  • Hoarding Rate Scale Interview. semigestructureerd interview
  • Saving Inventory – revised, een zelfinvulvragenlijst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandeling verzameldwang

A

Een cognitief-gedragstherapeutisch model van verzameldwang gebaseerd op het protocol van Frost en Steketee, met als belangrijkste fasen:
* Motiveren voor verandering: het probleem is vaak een gebrek aan interne motivatie om te veranderen.
* Uitvoeringsfase: hierin wordt gestart met het categoriseren en organiseren van de spullen. Het wegdoen van bezittingen is vaak nog te angstaanjagend. Daarnaast aankoopbeleid bespreken en daarna wegdoen van spullen mbv exposure (zowel imaginair als in vivo)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Morfodysfore
stoornis (Body
Dysmorphic
Disorder, BDD)

A

De morfodysfore stoornis is een stoornis in de lichaamsbeleving waarbij de betrokkene geobsedeerd is door vermeende onvolkomenheden in het uiterlijk die niet of nauwelijks waarneembaar zijn voor anderen. Deze obsessie leidt ertoe dat de betrokkene repetitieve handelingen of psychische activiteiten verricht.

17
Q

musculodysfore
stoornis

A

Specificatie van BDD, waarbij iemand meent dat zijn lichaam te klein of te weinig gespierd is.

18
Q

Comorbiditeit BDD

A

De comorbiditeit met andere psychische stoornissen is hoog, waaronder stemmingsstoornissen, middelenmisbruik en suïcidale gedachten en gedragingen.

19
Q

Prevalentie BDD

A

Binnen de algemene bevolking wordt de puntprevalentie geschat op 1,7 - 2,4 %.

20
Q

Diagnostiek BDD

A

2 gestructureerde interviews: BDD-YBOCS en de BDDE.

21
Q

Behandeling BDD

A

Uit een meta-analyse komt naar voren dat psychologische interventies (mn CGT) significant betere effecten sorteren dan farmacotherapie. Algemene behandeldoel is het verminderen van de preoccupaties met het uiterlijk tot hanteerbare proporties.

22
Q

Trichotillomanie

A

Trichotillomanie uit zich in het niet kunnen stoppen met het uittrekken van de eigen haren, wat leidt tot waarneembaar haarverlies. Ook worden er vaak op andere plekken haren uit getrokken, zoals wenkbrauwen of wimpers. Bij de criteria van de DSM-5 is men afgestapt van de visie in de DSM-IV dat het haartrekken vooraf wordt gegaan door een gevoel van spanning en dat het haartrekken zelf vergezeld gaat van lustbeleving of voldoening. De meeste mensen rapporteerde dat ze het vaak niet eens in de gaten hebben.

23
Q

Prevalentie
Trichotillomanie

A

40-50% trekt geregeld haren uit. Circa de helft van de mensen is meer dan een uur per dag bezig met haartrekken en 24 procent trekt dagelijks meer dan 100 haren uit. De prevalentie van trichotillomanie wordt geschat op 0,6% in de normale bevolking als van de volledige criteria wordt uitgegaan, en op 3,4 procent voor vrouwen en 1,5 procent voor mannen wanneer er niet van de diagnostische criteria wordt uitgegaan

24
Q

Excoriatiestoornis

A

Het niet kunnen stoppen met huidpulken, met huidlaesies tot gevolg. Vaak wordt er aan wondjes of aan de gezonde huid gekrabd.

25
Q

Prevalentie
Excoriatiestoornis

A

2 tot 4 procent van de bevolking en komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen.

26
Q

habit reversal
training

A

Behandeling voor trichotillomanie en excoriatiestoornis. Betekent letterlijk ‘het omkeren van een gewoonte’. De stoornissen zijn aangeleerd gedrag en kunnen dus ook weer afgeleerd worden.

27
Q

Diagnostiek
Trichotillomanie en
excoriatiestoornis

A
  • Massachusetts General Hospital Hair Pulling Scale. Zelfrapportagelijst om de ernst van de klachten vast te stellen.
  • Alopecia Rating (meten van mate van kaalheid)
  • NIMH. Patiënt kan ernst van gevolgen beoordelen.
  • Tellen van haren en kale plekken/kapotte huid en foto’s maken.
28
Q

Comorbiditeit
Trichotillomanie en
excoriatiestoornis

A

De diagnose wordt niet gesteld als er sprake is van een VB, schizofrenie of ernstige depressie. Gecombineerd met automutilatie (zichzelf verwonden) wordt de diagnose borderline-persoonlijkheidsstoornis overwogen. De comorbiditeit met andere psychische stoornissen is hoog, vooral met stemmingsstoornissen

29
Q

Behandeling
Trichotillomanie en
excoriatiestoornis

A

CGT gebaseerd op zelfcontroleprocedures laat sterkere effecten zien dan een farmacologische behandeling. De CGT bestaat uit verschillende interventies, namelijk habit reversal training en zelfcontroleprocedures.