Thema 1.3 Flashcards

1
Q

Leertheorie en depressie

A

Leertheoretici veronderstellen dat een depressieve stoornis het gevolg is van een specifieke leergeschiedenis. Met name operante conditionering heeft diverse theorieën over depressie voortgebracht. Binnen dit paradigma wordt vooral beklemtoond dat een depressieve stoornis kan ontstaan als mensen onvoldoende bekrachtiging hebben ontvangen. Een depressieve stoornis kan ook ontstaan als anderen veel gedrag van de persoon bestraffen en/of als niet duidelijk valt op te maken welk gedrag zal worden bekrachtigd of beloond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bekrachtigingstheorie

A

Vermindering van bekrachtiging of toename van straf leidt tot sombere gevoelens, moeheid en andere somatische klachten. Bovendien neemt het niet-beloonde gedrag in frequentie af. De omgeving reageert aanvankelijk doorgaans met sympathie en bezorgdheid en bekrachtigd daarmee het gedrag. Er ontstaat een vicieuze cirkel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Empirisch bewijs voor bekrachtigingstheorie

A

Er is empirisch bewijs voor verschillende aspecten uit de bekrachtingstheorie: de negatieve bejegening van depressieven door de omgeving, lage ratio van positieve bekrachtiging van depressieven en de vaststelling dat depressieven door zichzelf en anderen als minder sociaal vaardig worden gezien. Andere aspecten zijn nauwelijks onderzocht of heeft teleurstellende resultaten opgeleverd. Zo is er geen bewijs voor een toename van depressieve symptomen na vermindering van positieve bekrachtiging. Ook zijn er aanwijzingen dat minder goede sociale vaardigheden samenhangen met psychopathologie in het algemeen en niet enkel depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zelfcontrolemodel van Rehm

A

Rehm breidde het bekrachtigingsmodel uit tot een cognitief-operant model ter verklaring van depressief gedrag. Hij meende dat het gebrek aan externe bekrachtiging pas tot een depressie leidt als de persoon zichzelf niet voldoende bekrachtigt of zichzelf te veel straft. In zijn zelfcontrolemodel onderscheidt hij drie stoornissen die kunnen leiden tot te weinig
zelfbeloning:
* Selectieve observatie van eigen negatief gedrag, gecombineerd met een blinde vlek voor adequaat eigen gedrag.
* Bevooroordeelde evaluatie van eigen gedrag door het te meten aan te hoge normen, bijvoorbeeld een onrealistisch hoog aspiratieniveau.
* Zich te weinig expliciete beloning gunnen voor adequaat gedrag Er is enig bewijs dat bovenstaande depressie in stand kan houden maar onvoldoende bewijs voor de oorzaak van depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Becks cognitieve
theorie over
depressie

A

Centraal in de theorie van Beck is het uitgangspunt dat depressieve symptomen voortkomen uit disfunctionele cognities en de wijze waarop de cliënt informatie selecteert en toepast. Het gaat hier om automatische cognities die zich laten indelen binnen de cognitieve triade van Beck. De cognitieve triade is een benaming voor de bevinding dat in het denken van depressieven vooral drie negatieve cognities overheersen: Een negatieve kijk op zichzelf, de toekomst en de wereld. De disfunctionele cognities liggen verankerd in schemata/schema’s. Deze schemata zijn bij mensen met depressies erg negatief gekleurd en waarschijnlijk de resultante van een interactie tussen factoren als genetische variabelen en vroege negatieve levenservaringen. Becks model is dus een diathese-stressmodel: Depressieve verschijnselen treden op wanneer er een zekere kwetsbaarheid aanwezig is. In Becks opvattingen hebben manische cliënten soortgelijke verwrongen ideeën over de werkelijkheid als depressieve. Hun schema’s zijn echter irreëel positief gekleurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aangeleerde hulpeloosheidtheorie van Seligman

A

Seligman deed experimenten met honden, hij vond zo het fenomeen aangeleerde hulpeloosheid (Hond die schokken ontving liet dit op den duur apatisch over zich heen komen zonder poging tot ontsnappen). Later zijn er ook menselijke experimenten gedaan met harde geluiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Attributie-
georiënteerde
aangeleerde-
hulpeloosheid-
theorie

A

De gereviseerde theorie van Seligman. Hierbij is de manier waarop een proefpersoon de ‘oncontroleerbare ‘gebeurtenis uitlegt cruciaal. Dit wordt ook wel (causale) attributie genoemd. Bij causale attributies worden drie aspecten onderscheiden:
1. Intern – Extern. De persoon zoekt de oorzaak van de oncontroleerbare gebeurtenis bij zichzelf of bij een ander of situatie.
2. Stabiel – Instabiel. De persoon schrijft de oorzaak toe aan relatief onveranderlijke factoren of aan relatief veranderbare factoren.
3. Globaal – Specifiek. Wanneer iemand de oorzaak zoekt in factoren in een verscheidenheid aan situaties of in een beperkt aantal situaties.
Mensen die intern, stabiel en globaal gericht zijn zullen last hebben van lage zelfwaardering, langdurige depressie en op alle vlakken in hun leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

genetische factoren depressie

A

Eerstegraadsfamilieleden hebben een twee- tot viermaal zo een groot risico om een depressie te krijgen. Uit tweelingstudies, in het bijzonder eeneiige tweelingen die apart van elkaar zijn opgegroeid, blijkt dat erfelijkheid een rol speelt bij de kwetsbaarheid voor stemmingsstoornissen. De invloed van genetische factoren blijkt sterker te zijn bij bipolaire dan bij unipolaire stemmingsstoornissen. Voor bipolaire stoornissen wordt bij eeneiige tweelingen gemiddeld een concordantie van 60% tot 70% gevonden, bij twee-eiige tweelingen 15%. Een verhoogd genetisch risico verklaart niet waarom het ene individu met een genetische kwetsbaarheid een stemmingsstoornis ontwikkelt en een ander individu niet. Gen-omgevingsinteracties onderzoek laat zien dat negatieve levensgebeurtenissen bij genetisch belaste personen tot een veel grotere kans op depressies leiden dan bij niet-belaste mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ontregelingen in de
hypothalamus-
hypofyse-bijnier-as

A

Al enige decennia wordt verondersteld dat ontregelingen in de hypothalamus- hypofyse-bijnier-as (HHB) een rol spelen bij het ontstaan van stemmingsstoornissen. De HHB-as reguleert de secretie van het stresshormoon cortisol. Dit wordt in het lichaam extra aangemaakt bij stress. Traumatische ervaringen in de jeugd leiden tot duurzame veranderingen in het functioneren van de HHB-as. Hormonale reacties op stress in de volwassenheid zijn hierdoor verstoord en gaan gepaard met een verhoogde kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van stemmingsstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Immunologische factoren en depressie

A

Stemmingsstoornissen lijken samen te hangen met de activiteit van het immuunsysteem. Zowel psychologische als lichamelijke stress leiden tot een toename
van zogenoemde pro-inflammatoire cytokinen. Er zijn aanwijzingen dat deze cytokinen interfereren met de overdracht van neurotransmitters, waarvan bekend is dat ze betrokken zijn bij de regulatie van emoties. Serotonine en noradrenaline worden van belang geacht in de pathofysiologie van stemmingsstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neurobiologische benadering depressie

A

Momenteel gaat veel belangstelling uit naar afwijkingen in de connectiviteit tussen verschillende hersengebieden die betrokken zouden kunnen zijn bij de veranderde emotieregulatie bij stemmingsstoornissen. Zoals onderactivatie van de prefrontale cortex t.o.v. verhoogde activiteit in dieper gelegen limbisch systeem leiden tot een verhoogde emotionaliteit, wat een belangrijk element is bij depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kindling

A

Het feit dat bij het ontstaan van depressies en manieën de rol van life-events en stress bij een eerste episode groter is dan bij latere episoden. Latere episoden treden al op bij relatief lichte of zelfs afwezige uitlokkende gebeurtenissen. Het suggereert dat het doormaken van een episoden van een stemmingsstoornis leidt tot een vergroting van de kwetsbaarheid voor nieuwe episoden (ook wel scar genoemd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandeling depressie

A

Psychologische behandelingen zijn over het algemeen kortdurend (twaalf tot twintig gesprekken). Richtlijnen geven aanbevelingen voor de toepassing van evidence-based behandelingen. De grote uitdaging is het ontwikkelen van kennis over welke behandeling bij welke cliënt op welk moment het meeste kans van slagen heeft. Hiervoor worden, ook bij bipolaire stoornissen, zogenoemde stagering en profilering- modellen ontwikkeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

staging vs profiling

A

Staging heeft betrekking op het stadium van de stoornis waarin de cliënt zich bevindt. Bij een eerste, lichte depressie kan worden volstaan met een kortdurende interventie. Bij een vierde ernstige depressieve episode binnen tien jaar die ontstaan is na een kleine niet al te belastende gebeurtenis (kindling) zal er meteen moeten worden behandeld met evidence-based psychotherapie en antidepressieve medicatie.
Profiling (ook wel personalized medicine) heeft betrekking op specifieke cliëntkenmerken die een aanwijzing bieden voor welke therapie het meest effectief zal zijn. Een voorbeeld hiervan is een cliënt met psychotische kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Internetbehandeling depressie

A

Uit recente meta-analyses blijkt dat internettherapie voor milde tot matige angst en depressie effectiever is dan een niet-actieve controleconditie (wachtlijstconditie) en
net zo effectief als gewone face-to- facetherapie maar dit valt niet te vergelijken. Internettherapie is een veelbelovende, maar vrijwel nog niet in de eerste lijn geïntegreerde therapievorm voor milde tot matige klachten. Bij ernstigere klachten is doorverwijzing naar de gespecialiseerde ggz waarschijnlijk verstandiger. Voor bipolaire stoornissen is, voor zover bekend, geen internetbehandeling beschikbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gedragstherapie depressie

A

Gedragstherapeuten onderzoeken in de regel welke factoren bij de cliënt een rol spelen in het blijven voortduren van de stoornis. Therapeuten die uitgaan van de bekrachtigingstherapie zoeken naar bronnen van te weinig (zelf) bekrachtiging. Vervolgens gaan zij met hun cliënt na in hoeverre zijn gedrag meer kan worden bekrachtigd door zijn sociale omgeving en door zichzelf. Er zijn vele technieken waarmee de therapeut de cliënt kan leren de (zelf)bekrachtiging te verhogen. Bij tekorten in de zelfbekrachtiging zal de therapeut de cliënt stimuleren om zichzelf expliciet te belonen voor uitgevoerde acties. De effecten worden versterkt als de sociale omgeving de cliënt ondersteund, en ook complimenteert voor zijn gedrag.

17
Q

C(G)T depressie

A

Een cognitief therapeut zoekt samen met de cliënt naar de achterliggende negatieve cognities die ten grondslag liggen aan de depressieve opvattingen van de cliënt over de wereld, zichzelf en de toekomst. Deze vorm van therapie heeft een robuust bewezen effect bij depressie en lijkt ook terugval te voorkomen. De depressieve interpretaties van de cliënt worden in de therapie getoetst aan de realiteit en de logica en vervolgens beïnvloedt naar meer realistische opvattingen. Als ook gedragstechnieken worden toegepast, spreken we van cognitieve gedragstherapie. Die wordt inmiddels ook met enig succes toegepast bij cliënten met een bipolaire stoornis, weliswaar in combinatie met stemming stabiliserende medicatie.

18
Q

Interpersoonlijke psychotherapie (IPT)

A

Kortdurende, geprotocolleerde vorm van psychotherapie met een eclectisch karakter. Het belangrijkste uitgangspunt van IPT is dat depressies zich altijd voordoen in een sociale en interpersoonlijke context. Levensgebeurtenissen worden als betekenisvol gezien. De IPT onderscheidt vier probleemgebieden waarin de interpersoonlijke problemen onder te brengen zijn: Rouw (overlijden dierbare), Interpersoonlijke conflicten, Rolverandering en Interpersoonlijke tekorten. Vanwege het kortdurende karakter van IPT kiest de therapeut als focus voor behandeling het thema dat het meest gerelateerd is aan de actuele klachten en dat zich het best leent op korte termijn. Er is ook IPT ontwikkeld voor mensen met een bipolaire stoornis.

19
Q

Third-wave therapieën

A

De laatste jaren is er veel belangstelling voor nieuwe therapieën voor depressie zoals ACT, MBCT en CBASP. Omdat ze voortbouwen op zowel gedragstherapie als cognitieve therapie worden ze ook wel de third wave (derde golf) van cognitieve gedragstherapieën genoemd. Wat ze gemeen hebben is de nadruk op aandacht voor de directe leefomgeving en de eigen beleving, de herkenning en acceptatie van interne processen en de rol van experimentele technieken, bv medicatie

20
Q

Acceptance and cimmitment therapy

A

ACT beoogt de context van de cliënt en zijn klachten in de therapie te betrekken. Het doel is om de psychologische flexibiliteit van de cliënt te vergroten. ACT bedient zich daarbij van verschillende technieken en processen. Een van die processen is acceptatie, als alternatief voor vermijding.

21
Q

Mindfullness-based
cognitieve therapie
(MBCT)

A

MBCT werd ontwikkeld als preventieve interventie ter voorkoming van een terugval in depressie na herstel en is gebaseerd op de cognitieve kwetsbaarheidshypothese, die stelt dat depressieve cliënten die eerder al depressief zijn geweest onderliggende negatieve denkstijlen hebben ontwikkeld die tot een terugval kunnen leiden. MBCT is
een groepsbehandeling van acht weken voor cliënten die zojuist van een depressie hersteld zijn. Het doel is dat cliënten leren zich bewust te worden van hun ongewenste gevoelens, gedachten en lichamelijke sensaties om er mindfull mee om te gaan. Hiermee wordt een attitude van acceptatie beoogd. MBCT is effectief gebleken, vooral voor cliënten die al drie of meer eerdere episode hebben gehad.

22
Q

Cognitive
behavioral analysis
system of
psychotherapy
(CBASP)

A

CBASP werd ontwikkeld voor de behandeling van chronische depressie. Uitgangspunt is dat chronisch depressieve cliënten perceptueel losgekoppeld zijn van hun directe omgeving, waardoor ze niet meer ontvankelijk zijn voor feedback. CBASP bestaat uit zestien tot twintig sessies, en gebruikt verschillende cognitieve, gedragsmatige en interpersoonlijke technieken. Centraal staat de interactie met anderen, oa therapeut.

23
Q

Systeem georiënteerde therapie depressie

A

Systeemtherapeuten vatten een depressieve stoornis op als een resultante van de interacties in het directe sociale systeem van de cliënt. Ze proberen de habituele interactiepatronen van dat systeem te veranderen. Op basis van een meta-analyse kan geconcludeerd worden dat relatietherapie vergeleken met individuele psychotherapie significant krachtiger is in het verminderen van eventuele relatieproblemen, maar dat er geen specifieke voordelen zijn wat betreft de afname van depressieve symptomen. Er zijn ook effectieve gezinsinterventies speciaal voor mensen met een bipolaire stoornis ontwikkeld, de zogenoemde family-focused treatment, die bestaat uit psycho-educatie en training van communicatieve en probleemoplossingsvaardigheden.

24
Q

Psychofarmaca depressie

A

De meest toegepaste biologische interventie bij cliënten met stemmingsstoornissen is behandeling met psychofarmaca, waarvan de antidepressiva de belangrijkste groep vormen. De antidepressiva werkt goed voor cliënten met een depressieve stoornis. De antidepressiva kunnen globaal in vier groepen worden verdeeld:
* Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s).
* Serotonine-noradrenalineheropnameremmers (SNRI’s).
* Tricyclische antidepressiva (TCA’s).
* Monoamineoxidaseremmers (MAO-remmers).
Het exacte werkingsmechanisme van deze middelen is niet helemaal duidelijk. Een van de veronderstelde aangrijpingspunten is verhoging van de beschikbaarheid van neurotransmitters tussen hersencellen waardoor de prikkeloverdracht wordt bevorderd. Van deze middelen zijn de SSRI’s (zoals Prozac of Seroxat) het meest voorgeschreven. Bij ernstige depressies zijn de TCA’s en de MAO-remmers het effectiefs. Als de cliënt niet goed op antidepressiva reageert, kan besloten worden het antidepressivum te combineren met een atypische antipsychoticum of lithium

25
Q

Psychofarmaca bipolaire stoornis

A

Bij cliënten met een bipolaire stoornis is de effectiviteit van antidepressiva beperkter en bestaan er, zeker bij bipolair stoornis type I, een kans op omslaan van de stemming naar een manie. Bij cliënten met een bipolaire stoornis vormen de stemmingsstabilisatoren een belangrijk element van de behandeling. Een aantal stemmingsstabilisatoren werkt antimanisch en/of antidepressief. Daarnaast is het doel het voorkomen van nieuwe episoden. Een aanzienlijk deel van de cliënten met een bipolaire stoornis reageert niet voldoende op medicatie alleen, vaak moet het gecombineerd worden met psychologische behandelingen.

26
Q

elektroconvulsieve
therapie (ECT)

A

De meest bekende vorm van neurostimulatie is elektroconvulsieve therapie (ECT), die wordt uitgevoerd bij depressieve cliënten die levensbedreigend ziek zijn (bijvoorbeeld omdat ze een stem horen dat ze niet meer mogen drinken) of bij wie sprake is van een ernstige therapieresistente depressie. Therapieresistentie betekend dat er geen goed effect van meerdere behandelingen is opgetreden.

27
Q

Repetitieve
transcraniële
magnetische
stimulatie (rTMS)

A

Een relatief nieuwe techniek waarbij een magnetisch veld word opgewerkt. Afhankelijk van het hersengebied dat wordt gestumuleerd, treden er verschillende effecten op. Het blijkt echter een matig effectieve interventie

28
Q

Deep Brain Stimulation (DBS)

A

Door een neurochirurg worden enekle elektroden in de hersenen aangebracht die (zwak) elektrisch gestimuleerd worden door een pacemaker. Lijkt een effectieve behandeling voor cliënten die op eerdere behandelingen, inclusief ECT, niet goed reageerden. DBS voor depressie bevindt zich nog in een experimenteel stadium.

29
Q

Lichttherapie

A

Lichttherapie wordt met name toegepast bij mensen met een seizoensgebonden depressieve stoornis. Er wordt verondersteld dat het ontstaan van een winterdepressie samenhangt met een verhoogde kwetsbaarheid voor ontregeling van de biologische klok door verandering in blootstelling aan daglicht. De behandeling bestaat uit het, vroeg in de ochtend, gedurende 30 tot 45 minuten en 5 tot 7 dagen de cliënt blootstellen aan fel kunstlicht dat lijkt op daglicht (full spectrum light)

30
Q

Pathologische angst

A

Angst is een dimensioneel begrip, het loopt van lage niveaus van angst met een adaptieve functie naar extreme vormen van angst waarbij angst het dagelijks functioneren belemmerd. Onderscheid tussen normale en pathologische angst zit in:
* Intensiteit.
* Soort gedrag.
* Duur en/ of aard van de uitlokkende gebeurtenis.