platyhelminthes Flashcards

(51 cards)

1
Q

Wat is de symmetrie van Platyhelminthes?

A

Bilaterale symmetrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe is het lichaam van Platyhelminthes opgebouwd qua lagen?

A

Ze zijn dorsoventraal afgeplat en hebben geen segmentatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor soort mesoderm hebben Platyhelminthes?

A

Parenchymeus mesoderm, zonder coeloom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een morfologisch kenmerk van Turbellaria?

A

Zachte epidermis met cilia aan de buikzijde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ziet de epidermis eruit bij Trematoda en Cestoda?

A

Ze hebben een cuticula-achtig tegument zonder cilia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe hechten Cestoda zich vast in de gastheer?

A

Met zuignappen en/of haken op de scolex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt de spijsvertering bij Turbellaria?

A

Extracellulaire en intracellulaire vertering via een vertakte darmzak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke klasse van platwormen heeft geen spijsverteringsstelsel?

A

Cestoda.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt voedsel opgenomen bij Cestoda?

A

Via diffusie door het tegument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk excretiestelsel hebben Platyhelminthes?

A

Protonefridia met vlamcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van protonefridia?

A

Osmoregulatie en uitscheiding van afvalstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ziet het zenuwstelsel van Platyhelminthes eruit?

A

Centraal zenuwstelsel met cefale ganglia en longitudinale zenuwstrengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een subepidermale zenuwplexus?

A

Een zenuwnet dat onafhankelijk functioneert van de cefale ganglia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zijn Platyhelminthes hermafrodiet?

A

Ja, met voorkeur voor kruisbevruchting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is proterandrie bij platwormen?

A

Testes rijpen eerder dan de ovaria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe vindt copulatie plaats bij Cestoda?

A

Zelfbevruchting binnen een proglottide is mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat voor soort ontwikkeling hebben Turbellaria?

A

Rechtstreeks of met larvestadia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke larven komen voor bij Trematoda?

A

Meerdere stadia zoals miracidium, sporocyst, redia, cercaria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe ontwikkelen Monogenea zich?

A

Rechtstreeks tot juvenielen die lijken op adulten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke klasse is vrijlevend en heeft cilia?

A

Turbellaria.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke klasse is ectoparasitair op vissen?

22
Q

Welke klasse mist een darm en leeft in de darm van vertebraten?

23
Q

Wat is een verschil tussen Trematoda en Monogenea qua voortplanting?

A

Trematoda hebben meerdere larvestadia; Monogenea ontwikkelen zich direct.

24
Q

Waar leeft Fasciola hepatica?

A

In de galkanalen van runderen en schapen.

25
Wat is de tussengastheer van Schistosoma haematobium?
De Planorbis-slak.
26
Wat is een belangrijk kenmerk van Taenia solium?
Heeft een scolex met een hakenkrans.
27
Wat doet het tegument bij Trematoda en Cestoda?
Beschermt tegen gastheerafweer en vergemakkelijkt opname van nutriënten.
28
Wat is een proglottide bij Cestoda?
Een segment van het lichaam met voortplantingsorganen.
29
Wat is de eerste stap in de levenscyclus van Fasciola hepatica?
Bevruchte eitjes komen in water terecht en ontwikkelen tot miracidiumlarven.
30
Welke gastheer infecteert de miracidium van Fasciola hepatica?
Een poelslak van het genus Lymnaea.
31
In welke stadia ontwikkelt Fasciola hepatica zich in de slak?
Van miracidium naar sporocyst -> redia -> dochterredia -> cercaria.
32
Wat gebeurt er met de cercariae van Fasciola hepatica?
Ze verlaten de slak, encysteren op planten en vormen metacercariae.
33
Hoe raakt een mens of dier besmet met Fasciola hepatica?
Door het eten van besmette waterplanten met metacercariae.
34
Hoe migreert Fasciola hepatica na opname door de gastheer?
Boort zich door de darmwand -> bloedbaan -> lever -> groeit in galkanalen.
35
Wat is de tussengastheer van Schistosoma?
Slakken zoals Planorbis.
36
Welke larvenstadia komen voor in de slak bij Schistosoma?
Sporocysten en een tweede generatie sporocysten, die cercariae vormen.
37
Hoe infecteren de cercariae van Schistosoma de mens?
Ze dringen actief door de huid zonder tussengastheer.
38
Waar leven volwassen Schistosoma-wormen?
In de bloedvaten van de eindgastheer.
39
Wat is een belangrijk symptoom van Schistosoma-infectie?
Bilharziose: jeuk, koorts, ontsteking, bloed in urine of faeces.
40
Wat onderscheidt Schistosoma van Fasciola qua larvestadia?
Schistosoma kent geen rediae of metacercariae.
41
Hoe wordt een mens besmet met Taeniarhynchus saginatus?
Door het eten van onvoldoende gebakken rundvlees met blaaswormen.
42
Wat gebeurt er met de eieren van T. saginatus in de buitenwereld?
Proglottiden sterven af, eieren komen vrij en worden opgenomen door runderen.
43
Hoe ontwikkelt T. saginatus zich in de rund?
Eitjes ontwikkelen tot hexacanthlarven die migreren naar spieren en blaaswormen worden.
44
Wat is de infectieuze larve van T. saginatus voor de mens?
De blaasworm of cysticercus.
45
Hoe verschilt Taenia solium van T. saginatus?
T. solium heeft een hakenkrans op de scolex en kan ook de mens als tussengastheer gebruiken.
46
Wat is cysticercose?
Een aandoening waarbij de mens besmet wordt met T. solium-eitjes, wat leidt tot blaaswormen in organen zoals de hersenen.
47
Hoe wordt de mens besmet met cysticercose?
Door slechte hygiëne en contact met faeces van een besmet persoon.
48
Wat is een ernstig gevolg van cysticercose?
Neurocysticercose, wat kan leiden tot epilepsie en neurologische schade.
49
Wat is het larvestadium van Monogenea?
Oncomiracidium.
50
Wat gebeurt er na de vrijlating van het oncomiracidium?
Het zwemt rond met cilia en zoekt een geschikte gastheer.
51
Hoe hechten volwassen Monogenea zich vast?
Met haken, klemmen en zuignappen op de opisthaptor.