probleem 1: alternatieve perspectieven van dual-store model Flashcards

1
Q

Levels of processing model

A

Inkomende informatie zou worden verwerkt door een centrale processor in een van de verschillende levels van hoe diep info wordt verwerkt. De centrale processor heeft beperkte capaciteit. De info die op dat moment in de CP zit = info waar we bewust van zijn. Hoe goed info kan worden herinnerd heeft te maken met hoe goed de CP met info weet om te gaan. Info waar aandacht aan gegeven is, blijft langer hangen. Info dat niet verwerkt is, verdwijnt snel. Info waar aandacht aan besteed wordt  werkgeheugen. Als het diep verwerkt wordt  langetermijngeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 soorten manieren van leren (levels of processing model)

A
  • Intentional learning: intentie om iets te leren = actief bezig met cognitieve en metacognitieve activiteiten tijdens uitleg en eerder geneigd iets te onthouden dan de ‘leren om het leren’ instelling.  ‘depth’ verwerking.
  • Incidental learning: ‘leren om het leren’, niet de intentie om iets te leren. Volgens onderzoek leer je en herinner je even goed dan mensen die deze instelling niet hebben zolang het niveau van verwerking gelijk is.
     kritiek vanuit lever processing op dual store model: je kan dus ook ‘goed’ leren zonder dat je daar bewust van bent.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kritiek levels of processing model

A
  • Idee van ‘diepte van verwerking’ is een vaag begrip.
  • Sommige onderzoeken geven aan dat de mate van ‘leren’ niet altijd een functie is van de mate van ‘verwerking’ op de manier dat het model voorspelt. VB: hoe meer frequent de info is, hoe beter iemand de info onthoudt.  Heeft niks te maken met diepere verwerking.
  • De oppervlakkige verwerking leidt soms tot betere terugroeping dan diepere verwerking.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Activatiemodel

A

Alle info in het geheugen is in een actieve of inactieve staat.
Werkgeheugen en langetermijngeheugen zijn verschillende manieren van activatie:
- Werkgeheugen  huidige, actieve, nieuwe info waarnaar de persoon aandacht schenkt.
- Langetermijngeheugen  als andere delen van het geheugen actief worden en huidige info inactief. Niet altijd bewust van langetermijngeheugen, want vaak in inactieve staat.
Bewijs  priming: de aanwezigheid van een stimulus activeert herinneringen die geassocieerd zijn met de stimulus.
 Populair perspectief, en handig om retrieval te begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

educatieve implicaties, deel 1

A

 Geen precieze kennis over werking van geheugensysteem  wel generalisatie klaslokaal:
* Aandacht is essentieel voor expliciet geheugen. Beste  studenten helpen om aandacht te focussen op belangrijke informatie. Effectieve strategieën:
o Variatie in onderwerpen en presentatiestijlen
o Regelmatige pauzes tijdens taken die nodige aandacht en concentratie vereisen.
 Vooral belangrijk voor vroege en midden basisschool en met aandachtsproblemen.
o Stel vragen
o Minimaliseer afleidingen als onafhankelijk werk is toegewezen.
 Veel studenten, vaak jongeren, kunnen beter concentreren op uitdagende onafhankelijke opdrachten als hun werkomgeving relatief stil en ingetogen is.
o Minimaliseer afleidingen tijdens de les.
 vragen mobiel uit willen zetten.
o Als bepaalde studenten moeite hebben om bij een opdracht te blijven  vooraan zetten.
o Monitor de gedragingen van studenten.
 Zijn ze aan het werk, kijken ze naar docent tijdens uitleg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

educatieve implicaties, deel 2

A
  • Leerlingen kunnen maar een beperkte hoeveelheid informatie op één moment verwerken. Als leraar moet er rekening gehouden worden met de cognitieve lading die studenten aankunnen.
  • Leerlingen moeten selectief zijn over de informatie die ze bestuderen en leren, aangezien ze meer info krijgen dan ze kunnen verwerken en onthouden. Een variatie van signalen die belangrijke informatie aanwijst kan helpen.
  • Zelfs met aandacht-krijgen, gepaste snelheid en gestructureerde lessen, verschillen leerlingen in hun vermogen om te beheersen waar ze aandacht aan besteden en bewust aan denken. Sommige leerlingen hebben betere centrale executieve vaardigheden dan anderen. Gelukkig kunnen veel van die vaardigheden aangeleerd worden.
  • Met gespecialiseerde ervaringen, zijn de leerlingen misschien in staat om de gelimiteerde capaciteiten van hun aandacht en werkgeheugen te vergroten, zo ja, dan wel maar een klein beetje. Er moet nog wel onderzoek naar gedaan worden.
  • De gelimiteerde capaciteit van werkgeheugen is niet per se een slecht ding. Het werkgeheugen knelpunt zorgt ervoor dat leerlingen de informatie die ze krijgen verdichten, organiseren en synthetiseren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cognitive load

A

Cognitive load: het aantal mentale middelen dat nodig is om een bepaalde taak uit te voeren. Je kan maar bepaalde hvh info in een keer opslaan  limiet: 7 ± 2.
 Houd verband met hoeveel interactie er is tussen de elementen  Element interactivity: weinig interactie tussen stof → lastig om koppelingen te maken. Dus lastiger om iets te leren en limiet te halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cognitive load –> schema’s

A

Schema’s kunnen automatisch of gecontroleerd zijn:
Automatisch: is bijvoorbeeld een gevorderde lezer
Gecontroleerd: is bvb een kind die leert lezen
 Het doel is om alles automatisch te krijgen om de schema’s zo efficiënt mogelijk in te zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 soorten cognitive load

A
  • Intrinsieke cognitieve belasting: heeft betrekking op de moeilijkheid van de taak en de vaardigheden van het individu.  Gemanaged worden door iemand/ niet veranderen.
  • Extrinsieke (irrelevante) cognitieve belasting: heeft betrekking op problemen die niet gerelateerd zijn aan de taak. Bv: luidruchtige kamergenoot.  Zo beperkt mogelijk blijven/ kan je wel veranderen.
  • Germane (nuttige) cognitieve belasting: heeft betrekking op het mentale vermogen dat gericht is op het integreren van de nieuwe informatie met bestaande kennis door middel van cognitieve schema’s.  Voorkeur bij leren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cognitieve belasting theorie

A

het is belangrijk om rekening te houden met de beperkingen van ons werkgeheugen om efficiënt te leren.
Kritiek: onvoldoende rekening houden met individuele verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

The imagination effect

A

 Studenten kunnen mentale herinneringen gebruiken zoals visualisatie of verbeelding om het leren te vergemakkelijken.  betere prestaties. Het verbeelden van info zet studenten ertoe om relevante schema’s in het werkgeheugen te verwerken. Hierbij speelt voorkennis een rol. Door het vergroten van de kennis, door o.a. verbeelding, ontstaan er superieure schema’s in het langetermijngeheugen waardoor info beter opgeslagen wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

The expertise reversal effect

A

Wanneer een student met voorkennis (‘de expert’) van een bepaald onderwerp dit onderwerp opnieuw vanaf de basis uitgelegd krijgt, kan dit twee verschillende gevolgen hebben:
- Omdat de student al voorkennis heeft en de stof opnieuw vanaf de basis wordt uitgelegd  geen voordelen, want geen nieuwe kennis meer opdoen = niet ontwikkelen of achteruitgaan.
- Omdat de student al voorkennis heeft, kan student minder goed gaan opletten  eventuele nieuwe info wordt niet opgeslagen = nadelige gevolgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

modaliteiten

A

Modaliteiten: info als voelen opslaan, als zien opslaan, als interactie opslaan, als geur opslaan.
→ Voor beginners handig als je iets visueel kunt zien, of in een filmpje iets uitgelegd krijgt. → makkelijker begrijpen en opslaan.  Gemane load.
→ Voor experts → niet nodig, juist extrinsieke load → afleidend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly