probleem 2: zelfregulatie Flashcards

1
Q

Self-regulation

A

proces waarbij men vaardigheden gebruikt om gedachte, gedrag en emoties te reguleren om doelen te behalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Self-regulated learning

A

als zelfregulatie over leren gaat.  self-regulated learners hebben combi van academische leervaardigheden, zelfbewustzijn, zelfcontrole en motivatie om te leren.
 Gemeten met Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

factoren van zelfregulatie

A

–> aantal zaken die zelfregulatie positief kunnen beïnvloeden
- Kennis: om self-regulated learner te worden  kennis hebben over jezelf, het onderwerp, de taak, je leerstrategie en context waarin je het leren toepast.  metacognitieve kennis: weten welke leerbenaderingen de voorkeur hebben, welke vaardigheden en capaciteiten en kennis je hebt, welke strategieën voor werken heb je ect. Stof vanuit verschillende perspectieven bekijken.
 Je weet wat nodig is voor elke taak en je kan de juiste strategie toepassen.
- Motivatie: self-regulated learners zijn gemotiveerd om te leren, en niet alleen om het goed te doen in de ogen van anderen (intrinsieke motivatie). Je gaat effectiever self-regulated strategieën gebruiken. Self-efficacy  verbetert motivatie. (Korte termijn)
- Wilskracht (volition): het beschermen van kansen om doelen te bereiken  wordt beïnvloed door het gevoel van controle over het behalen van het doel. Een hogere wilskracht zorgt voor meer zelfregulatie.
 Speelt een rol wanneer er weerstand is een proces en wilskracht is vervolgens nodig om deze weerstand te overwinnen, want iemand weet zich zo te beschermen.
VB: iemand moet goed cijfer halen -> gaat in bibliotheek leren om minder afleiding te hebben.
Self-regulated learners  weten hoe ze zichzelf moeten beschermen tegen afleidingen.
Bestaat uit 2 concepten:
o Zelfcontrole: het vermogen om aandacht, emotie en gedrag te beheersen bij de aanwezigheid van verleiding.
o Grit: een persoonlijkheidseigenschap die zorgt voor doorzettingsvermogen om langetermijndoelen te halen.
 Mensen met hoge zelfcontrole en grit, presteren vaak beter op school en in het leven.
Kritiek: er zijn meer factoren die een rol spelen bij prestatie dan deze twee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ontwikkeling zelfregulatie

A

 De sociaal cognitieve theorie stelt dat zelfregulatie ontwikkeld door de interactie van persoonlijke factoren met omgevings- en gedragsfactoren.
 Dale Schunk (1999) kwam met een algemeen model van zelfregulatie: tijdens kindertijd wordt zelfregulatie aangeleerd door observatie van anderen. Wanneer kind met succes de vaardigheden weet toe te passen, worden deze handelingen geïnternaliseerd.  Hogere levels van zelfcontrole.  Stress kan het verminderen de zelfregulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 cognitieve functies van zelfregulatie

A
  • Inhibitory control: onderdrukken van impulsieve verlangens
  • Werkgeheugen: info in gedachten houden tijdens het uitvoeren van een andere mentale handelingen.
  • Cognitieve flexibiliteit: iets vanuit meerdere perspectieven bekijken.
     Deze functies worden onderdrukt in tijden van stress, slechte gezondheid, emotionele gezondheid of wanneer taken te uitdagend zijn. Leraren moeten dus zorgen voor rust en gezondheid en een betere verbinding met anderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 sociale processen die de ontwikkeling van zelfregulatie bevestigen

A
  • Co-regulation: de overgangsfase waarin studenten geleidelijk self-regulated learning en vaardigheden internaliseren door modeling les, feedback en coaching.
  • Shared regulation: vindt plaats als studenten samenwerken om elkaar te reguleren door reminders en andere manieren van sturing.
     De controle gaat geleidelijk over van externe voorbeeldfiguren (vb leraren) naar het individu. Er zijn verschillen per student in de ontwikkeling van self-regulation. Meestal verbetert zelfregulatie over tijd. In lagere klassen zijn meiden vaak beter.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

model van zimmerman over zelfregulerend gedrag

A

 voorbeeld van een sociaal-cognitief model. 3 fases:
1. Forethought phase: het stellen van doelen en een aantal strategieën bedenken voor het behalen van deze doelen. Motiverende overtuigen  self-regulated learning.
2. Performance phase: het uitvoeren van de taak en het gebruiken van strategieën. Er wordt gebruik gemaakt van monitoren of zelfobservatie. Als het nodig is  wisselen van strategie.  Wilskracht en zelfcontrole hebben.
3. Reflection phase: in deze fase wordt er teruggekeken op de uitvoering.  Evaluatie, wat werkte en wat niet en waarom?
 De fases zijn aan elkaar verbonden als een cyclus. Bij elke fase zou een student moeten reflecteren en evalueren. Meestal hangt de zelfregulering af van de eigen geïnternaliseerde normen.  Leraar moet zich richten op het helpen van de studenten om redelijke standaarden te internaliseren die hen helpen goede self-regulators te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cognitieve behavior modification (Meichembaum) over zelfregulerend leren

A

 Gaat over het ontwikkelen van private-speech dat wordt gebruikt bij metacognitie.
5 stappen:
1. Cognitive modeling: wanneer een volwassene tegen zichzelf praat, wordt dit geobserveerd door het kind.
2. Overt external guidance: het kind wordt openlijk gestuurd door een model (vb ouders).
3. Overt self-guidance: er wordt geen externe sturing gegeven en het kind praat tegen zichzelf.
4. Faded overt guidance: het kind fluisterd en wordt stiller, sturing wordt meer geïnternaliseerd.
5. Convert self-instruction: volledige private-speech, in het hoofd praten.
 Dit model gaat in op zelfinstructie, als op interactie tussen leerling en leraar, modeling, geleidelijke ontdekking, motivatiestrategieën, feedback en nog andere componenten van effectief leren.

Wat heeft dit model te maken met zelf-regulatie en leren?
 Meer actief nadenken wat je aan het doen bent, en meer aanwijzingen naar jezelf. Meer controle over wat je doet en jezelf monitoren  metacognitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Model van Manning en Payne over zelfregulerend leren

A

 4 vaardigheden die leren van studenten zou verbeteren: luisteren, plannen, werken en checken.
Hoe zou de cognitieve self-instruction helpen om deze vaardigheden te verbeteren?
 Reminders hebben om per skill na te gaan of het klopt? & jezelf door het proces heen te praten. Hierdoor meer bewust van leren en in controle over het leren = self-regulated learning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

klaslokalen ontwerpen voor zelfregulatie: complexe taken

A
  • Onderzoek  het beste zelfregulatie ontwikkelen als leraren complexe, betekenisvolle taken geven.
  • Taken moeten uitdagend zijn, niet te moeilijk (frustratie).
  • Complex  design ipv moeilijkheidsgraad.
  • Complexe taken; meerdere doelen, en duren langer, geven studenten info over leerproces (diep en uitgebreid nadenken).  Metacognitieve processen.
  • Behalen taak  self-efficacy en motivatie stijgen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

klaslokalen ontwerpen voor zelfregulatie: controle

A
  • Belangrijk controle te hebben over het leerproces en de moeilijkheidsgraad.
  • Leraren  studenten keuzes laten maken (idee controle) = sneller geneigd geel te nemen, meer motivatie en sneller succesvolle presentaties leveren.
  • Ook krijgen studenten verantwoordelijkheid voor leren d.m.v. plannen, doelen stellen, proces monitoren en evalueren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

klaslokalen ontwerpen voor zelfregulatie: zelf-evaluatie

A
  • Student kan hierdoor eigen fouten ontdekken en persoonlijk groeien.
  • Evalueren of leerproces effectief was en eventueel dit aanpassen.
  • Formeel: directe feedback.
  • Informeel: vragen stellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

klaslokalen ontwerpen voor zelfregulatie: collaboratie

A
  • Samenwerken  eerder geneigd uitdagende opdrachten aan te nemen.
  • Complexiteit taak  zelfregulatie.
  • Samenwerken  onderling reguleren en met leraar.
  • Veel metacognitie  ontwikkeling zelfregulatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly