Probleem 3: Attachment (not) included

Question 1

reflex

Answer 1

onvrijwillige reactie op externe stimulie

Question 2

knipper-reflex

Answer 2

het open en dicht doen van de ogen

Question 3

adem-reflex

Answer 3

herhalend in en uitademen

Question 4

pupil-relfex

Answer 4

kleiner worden pupil bij fel licht groter worden bij weinig licht

Question 5

rooting-reflex

Answer 5

het hoofd bewegen in de richting van een aanraking van de wang.

Question 6

zuig-reflex

Answer 6

zuigen op objecten die in de mond worden geplaatst

Question 7

slik-reflex

Answer 7

slikken

Question 8

babinski-reflex

Answer 8

uitwaaien en krullen van de tenen wanneer de voetbodem gestreeld wordt

Question 9

palmar grijp-reflex

Answer 9

de vingers krullen om objecten die de baby’s handpalm raken

Question 10

moro-reflex

Answer 10

een hard geluid of verandering van de positie van het hoofd zorgt ervoor dat de baby zijn armen spreid, rug buigt en de armen weer samen brengt

Question 11

zwem-reflex

Answer 11

een kind zal in het water bewegingen met de armen en benen maken

Question 12

stap-reflex

Answer 12

wanneer een baby omhoog wordt gehouden zal hij stapbewegingen maken

Question 13

brazelton neonatal asessment scale

Answer 13

een test waarbij de verschillende reflexen worden bekeken en zo ontwikkelingsproblemen worden onderzocht

Question 14

asociale fase

Answer 14

0 - 6 weken

verschillende sociale en non-sociale stimuli lokken dezelfde reactie uit bij het kind

Question 15

fase van willekeurige hechting

Answer 15

6w - 7m

kinderen genieten van menselijke aandacht en hebben hier nauwelijks een voorkeur in

Question 16

specifieke hechting fase

Answer 16

7 - 9 m

kinderen beginnen zich te hechten aan 1 persoon

Question 17

fase van meerdere hechting

Answer 17

9 - 18 m

kinderen beginnen zich aan meerdere personen te hechten

Question 18

hechting

Answer 18

een sterke emotionele band tussen 2 personen

Question 19

psychoanalytische theorie

Answer 19

gehecht aan persoon die eten geeft

Question 20

learning theorie

Answer 20

gehecht aan persoon die beloont

Question 21

primary reinforces

Answer 21

beloningen die biologische drijfveren bevredigen

Question 22

cognitieve theorie

Answer 22

kind hecht zich aan de persoon die er altijd voor het kind is

Question 23

imprinting

Answer 23

een instinct waarbij een jong zich hecht aan een bepaald bewegend voorwerp

Question 24

kewpie doll effect

Answer 24

kinderen hebben bepaalde gelaatstrekken waardoor ze schattig en lief worden gevonden door anderen.

Question 25

erikson

Answer 25

fysieke comfort is belangrijk bij hechting

Question 26

reciprocal relatie

Answer 26

de ouders raken gehecht aan het kind en het kind raakt gehecht aan de ouders

Question 27

internal working model of attachment

Answer 27

een simple metal model van de verzorger, hun relatie en jezelf dat de zorg van de verzorger krijgt.

Question 28

goodness of fit

Answer 28

de mate waarin het karakter van het kind past bij de omgeving

Question 29

temperament hypothese kegan

Answer 29

hechting wordt vooral bepaalde door het temperament van het kind

Question 30

gesynchroniseerde routine

Answer 30

de interactie tussen verzorger en kind wordt standaard en draagt bij aan de hechting

Question 31

fixed action pattern

Answer 31

een complex aangeboren wat de overleving stimuleert.

Question 32

sign stimulus

Answer 32

een fixed action patroon wordt hierdoor ontlokt

Question 33

phylogenetic veranderingen

Answer 33

veranderingen in een soort over generaties

Question 34

ontogenetic veranderingen

Answer 34

ontwikkelingsveranderingen in een leven

Question 35

sensitieve periode

Answer 35

periode waarin persoon erg gevoelig is voor bepaalde stimuli

Question 36

kritieke periode

Answer 36

aanleren moet per se in deze fase gebeuren, anders gebeurt het niet

Question 37

naturalistische observatie

Answer 37

observaties die in de natuurlijke omgeving plaatsvinden

Question 38

laboratorium observatie

Answer 38

observaties die in een laboratorium worden gedaan.