Psychologie 3 Flashcards

1
Q

Drie psychologische basis behoeften.

A

In de Zelfdeterminatietheorie (ZDT) zijn er 3 psychologische behoeften. Deze zijn aangeboren.

  • Behoefte aan controle. Zeggenschap hebben over je eigen doelen
  • Behoefte aan verbondenheid: Er bij willen horen.
  • Behoefte aan competentie: Onderdeel van behoefte aan controle, de wens om iets goed uit te kunnen voeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het stadiamodel van gedragsverandering van prochaska en diclemente.

A

Zij hebben een model bedacht waarin ze de ontwikkeling van motivatie weergeven. Motivatie tot veranderen van gedrag komt zelden in 1 keer tot stand. Maar ontwikkeld zich geleidelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de stadia van het stadiamodel van prochaska en diclemente.

A

Stadium1: voorbeschouwing: iemand is zich niet of nauwelijks bewust van een probleem. Hij ervaart het ms wel, maar brengt het niet in verband met zijn eigen gedrag.

Stadium 2: Overdracht: er wordt niets veranderd aan het gedrag, maar men staat wel stil bij het gedrag.

Stadium 3: Besluitvorming: Ik ga er wat aan doen zegt de persoon tegen zichzelf. Er worden plannen en beslissingen genomen.

Stadium 4: Actieve verandering: De verandering is duidelijk zichtbaar voor de omgeving

Stadium 5: Volhouden: het nieuwe gedrag moet een plaats vinden in het leven

Stadium 6: Terugval: het lukt vaak niet op in 1 keer het nieuwe gedrag aan te leren en vol te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Basis-emoties

A

Woede, verbazing, afschuw, angst, vreugde en verdriet.

Er zijn landen waar bepaalde gezichtsuitdrukkingen anders geïnterpreteerd worden. Ook kunnen er samengestelde emoties op een gezicht af te lezen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zijn basis-emoties aangeboren?

A

Niet duidelijk. Er wordt gezegd van wel, omdat baby’s al vrij snel emoties kunnen uiten/nadoen.
Of zij dit al beheersen vanaf de geboorte of ontwikkelen in de loop van hun eerste levensjaar is onduidelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zijn er andere emoties?

A

Er zijn ook sociale, secundaire of zelfbewuste emoties. Deze spelen een rol is sociale situaties en ontstaan pas als het kind door heeft dat het uniek is en onderscheidt heeft van zijn identiteit en die van een ander.

(schuldgevoel, trots, schaamte, jaloezie)
Deze komen niet of minder universeel voor. En zijn minder waar te nemen in gezichtsuitdrukkingen. Lichaamstaal, gebaren en intonatie spelen een grotere rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

expressieregel

A

Elke cultuur kent zijn eigen expressieregel, die geeft aan hoe en wanneer een emotie geuit mag worden. Culturen veranderen, en deze regels veranderen mee. Culturele regels beïnvloeden niet het ontstaan van emoties, maar wel het uitten van emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de functies van emoties?

A
  • ze spelen een rol met overleven. (Angst)
  • belangrijk in de communicatie met anderen. We hebben ze nodig om elkaar te begrijpen.
  • ze dragen bij aan verbondenheid.
  • ze zetten ons denken op scherp. Het scherpt onze aandacht, we worden alert en overdenken onze situatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

6 vermogens om een goede emotieregulatie te hebben.

A

Er zijn 6 vermogens die je moet hebben om goede emotieregulatie te hebben.
1 acceptatie dat je een emotie hebt.
2 kunnen focussen, je aandacht richten.
3 je impulsen beheersen.
4 bewust zijn van jezelf en wat er met jou en in je lichaam gebeurd.
5 feeling en dealing.
6 je moet weten wat je precies voelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat draagt bij aan het maatschappelijk succes van iemand? (Emotionele intelligentie)

A
  • herkennen van emoties
  • gebruik van emoties
  • begrijpen van emoties
  • reguleren van emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Men onderscheidt 4 bestandsdelen van Emotionele intelligentie

A
  • Herkennen van emoties bij jezelf en bij anderen. En het onderscheiden van echte emoties en van gespeelde.
  • Het gebruik van emoties en denken, beslissingen nemen en communiceren makkelijker maken.
  • Het begrijpen van de oorzaken van emoties en deze kunnen analyseren.
  • Het kunnen reguleren van emoties zoals het matigen, aanpassen of voorkomen van een emotionele uiting bij jezelf en anderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk gevaar bestaat er bij het benadrukken van de emotionele intelligentie?

A

Dat het als een vaardigheid wordt gezien die op zichzelf staat en die tegenover rationele intelligentie geplaatst kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verschil op het gebied van interpersoonlijke intelligentie tussen mannen en vrouwen

A

Vrouwen scoren op empathie en sociale verantwoording beter.

Mannen scoren beter op stresstolerantie en assertiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zeer ingrijpende situaties waarin we totaal onmachtig zijn

A

Het kan leiden tot depressiviteit, apathie en post traumatische stressstoornis. Uit onderzoek is gebleken dat de duurzame gevolgen van deze gebeurtenissen vooral te wijdde zijn aan de beleving van machteloosheid. Het er niets tegen kunnen goed is erger dan de gebeurtenis zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

3 aspecten van sociale steun

A
  • emotionele steun (troost, begrip)
  • concrete steun (taken worden ondersteunt)
  • informatieve steun (mensen hebben het zelfde meegemaakt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly