Psychologie 4 Flashcards

1
Q

Behaviorisme

A

Behaviorisme verklaart het gedrag van de mens door wat hij geleerd heeft. Gedrag leer je aan en ongewenst gedrag is te veranderen door iets anders te leren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het bio-psychosociaal model

A

Het bio-psychosociaal model gaat ervan uit dat het ontstaan, voortbestaan en herstel van een klacht uitkomsten zijn van een samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Er worden 5 trekdimensies in the big five genoemd. Welke?

A

Extraversie: . +Praten makkelijk, zijn spontaan en leggen makkelijk contact. - introvert.

Vriendelijkheid: +zijn goedgehumeurd, betrokken bij andere mensen. Altruïsme (zelfopoffering) en onbaatzuchtigheid. - Onvriendelijk, snel jaloers.

Zorgvuldigheid: +Zijn nauwgezet. Voorzichtig, plichtsgetrouw, gewetensvol, zelfdiscipline. - onverschillig, geen verantwoordelijkheidsgevoel.

Emotionele stabiliteit: +zijn ontspannen, onbekommerd, beheerst en kalm en weinig hypochondrisch. -, nerveus, tobberig, gespannen, makkelijk uit hun evenwicht te brengen.

Open of intellect: +Veel fantasie. Staan open voor nieuwe ervaringen want zich uit in nieuwsgierigheid. - lomp en tonen weinig interesse in nieuwe ontwikkelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

The big five

A

Uit jarenlang en wereldwijd psychologisch onderzoek blijkt dat je iemands persoonlijkheid door middel van vijf dimensies, de zogenaamde Big Five, kunt beschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

coping strategie

A

De manier bedoelt waarop iemand om gaat met problemen of uitdagingen omgaat. Het zijn bewuste strategieën. Geen gewoonten of automatisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

actieve coping

A

je steekt de handen uit de mouwen, pakt problemen aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Passieve coping

A

afwachtend, aarzelend, afhankelijk van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Probleemgerichte coping

A

werkt alleen positief als er ook iets te veranderen valt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Emotiegerichte coping

A

persoon probeert zijn emoties/gevoelens/gedachten te veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

confrontatie

A

doelgericht het probleem oplossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Palliatief reactiepatroon

A

Afleiding zoeken om niet aan het probleem te hoeven denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Depressief reactiepatroon

A

persoon laat zich volledig in beslag nemen door zijn problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ongerichte leerstijl

A

weinig sturing. Student is afhankelijk van anderen. Leerinhouden zijn nauwelijks te behappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

reproductiegerichte leerstijl

A

er wordt veel gebruik gemaakt van strategieën om uit het hoofd te leren. De stof wordt niet naar eigen inzicht geordend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

betekenisgerichte leerstijl

A

Veel aandacht aan eigen verantwoordelijkheid. Het geleerde wordt op juistheid gecontroleerd. Geleerde wordt naar eigen inzicht geordend en daardoor beter onthouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

toepassingsgericht leren

A

voortdurend het geleerde koppelen aan de eigen praktijk en eigen ervaringen. De persoon kan zowel intrinsiek als extrinsiek gemotiveerd worden.

17
Q

Voorkeuren voor leersituaties:

A

1 de kunst afkijken: praktijksituatie. Hoe pakt je collega iets aan.
2 participeren: praten met anderen om je ideeën helder te krijgen
3 kennis verwerven door theoretisch leren.
4 oefenen
5 ontdekkers: leren ontdekkend van hun successen en mislukkingen.