psychologische factoren Flashcards
(29 cards)
uitgangspunt
microniveau, focus op hoe bepaalde individuen (criminelen) denken + behandeling van crimineel gedrag
persoonlijkhied
hoe wij de dingens waarnemen en hoe we erover denken
vergroot aanleg voor crimineel gedrag
in het extreme = persoonlijkheidsstoornis
1ste persoonlijkheidstypologie big 5: OCEAN
Openheid
Consciëntieusheid
Extraversie
Altruïsme
Neuroticisme
2de persoonlijkheidstypologie: PEN-model
extrafersie
neuroticisme
psychoticisme
3de persoonlijkheidstypologie: 3 factoren model
positief emotionaliteit
negatief emotionaliteit
constraint
specifieke persoonlijkheidstrekken
impulsiviteit
narcisime
empathie: cognitieve en affectieve
kilheid: callous-unemotional
psychopathie
persoonlijkheidstrek
2 groepen van kenmerken:
1. in relaties functioneert
2. gedragsmatig functioneren + levensstijl
intelligentie
vaardigheden om problemen op te lossen, te ordenen
IQ
1. performaal: abstract, redeneren
2. verband= woordenschat, geheugenfunctie
lage IQ = hogere pakkans
Wechsler Adult Intelligence Scale
WAIS
gevalideerd en genomeerd
score vergeleken met een normgroep
Cognities
manier van denken
denkpatronen: attitudes/opvattingen over bepaalde zaken
link tussen cognitie en crimineel gedrag
Piaget ontwikkelingspatroon
1) sensomotorisch
2) pre-operationeel
3) concreet operationeel
4) formeel operationeel
sensomotorisch
0-2 jaar
basis geheugen
zintuigelijk beleven
gedrag imiteren
pre-operationeel
2-6 jaar
taalontwikkeling
symbolen herkennen
egocentrisch
concreet operationeel
7-12 jaar
praktische probleemoplossing
logica
verschillende concrete begrippen begrijpen
bewustwording van mensen
basis empathie
formeel operationeel
12+
abstract
vooruitdenken
in verschillende contexten denken
cognitieve distorsies
foute manier van denken, verstoringen van denkpatronen
ontwikkelen van denkpatronen om je gedrag te verantwoorden (3 manieren)
- victim blaming
- vijandige attributiebias: iedereen is altijd tegen mij
- minimaliseren: ontmenselijken
morele ontwikkeling
3 niveaus met elk 2 fases
hoe hoger je zit, hoe meer inzicht in rechtvaardigheid
morele ontwikkeling: niveau 1 pre-conventioneel
jeugd-tiener
fase 1: gehoorzamen aan anderen om straffen te vermijden
fase 2: individualisme: eigen belang eerst
morele ontwikkeling: niveau 2: conventioneel
16-18 jaar
fase 1: interpersoonlijke relaties, erbij willen horen
fase 2: zich aan de regels houden want we willen geen beperkingen krijgen door autoriteitsfiguur
-> beslissingen maken uit dit niveau
morele ontwikkeling niveau 3: post-conventioneel
fase 1: handelen omdat het goed is voor het algemeen belang
fase 2: eigen waarden en normen bepalen en hieraan houden, sociale invloeden kunen echter een invloed hebben
-> niet iedereen behaalt dit
emoties
psychologische reactie leidt tot fysieke uiting
gelinkt met criminaliteit
2 aspecten: emotiebeleving en emotieregulering
emotiebeleving
- angst: ongepast reageren
- schuld+schaamtegevoelens: triggert antisociaal gedrag
- boosheid: frustratie-agressie hypothese en algemeen agressie model
frustratie-agressie hypothese
iemand/iets staat in de weg van het doel