Regering & Staten-Generaal (1/2) Flashcards

(13 cards)

1
Q

Democratisch

A
  1. Direct
    - Athene vroeger
    - Referendum
  2. Indirect
    - Representatieve democratie
    - Legitimatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vroeger

A
  • Grondwetten 1814 en 1815
  • Tot 1840: Willem I regeerde
    o Soeverein vorst
     Soeverein = oorsprong van gezag/macht uitoefening
  • In 1848: Willem II overstag
    o Thorbecke
    o Willem II “Kom maar met die nieuwe Grondwet”
  • Vestiging parlementair stelsel
  • Sindsdien toenemende parlementarisering
  • Is het parlement de baas?
    o Nee, niemand is soeverein
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem de volksvertegenwoordiging op nationaal, decentraal en supranationaal niveau.

A
  • Staten-Generaal (EK + TK)
  • Gemeenteraad, Provinciale Staten, Waterschappen
  • Europees Parlement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Actief en passief kiesrecht

A
  • Actief: wie mag kiezen?
  • Passief: wie kan gekozen worden?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kiesrecht vroeger

A

1848  direct kiesrecht
- Censuskiesrecht
o Belasting betalen
1886:
- Couatchouc-artikel
o Hierin werd het kiesrecht toegekend aan alle volwassen mannelijke inwoners die konden aantonen dat zij beschikten over “kenteekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand”
1919:
- Algemeen (mannen- en vrouwen) kiesrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kiesstelsel Verenigd Koninkrijk en Frankrijk

A

Verenigd Koninkrijk
- Enkelvoudige districten
- First past the post
o Waar kandidaten strijden om een zetel in een bepaald district krijgt degene met de meeste stemmen de zetel
- Labour 1/3 van de stemmen  2/3 van de zetels

Frankrijk
- Enkelvoudige districten
- Rechts meeste stemmen
- Links meeste zetels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kiesdeler

A

Totaal aantal geldig uitgebrachte stemmen : aantal te verdelen zetels (150)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stappen zetelverdeling

A

Toewijzing zetels aan lijsten
1. Volle zetels (P6)
2. Restzegels, per stuk, volgens het systeem van de grootste gemiddelden (P7)

Toewijzing zetels aan kandidaten (P15)
1. Voorkeursstemmen (25% kiesdeler)
2. Lijstvolgorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voorbeeld kiesdeler

A

10.475.203 uitgebrachte stemmen (waarvan 42.477 blanco)

10.475.203 - 42.477 blanco = 10.432.726

10.432.726 : 150 zetels = 69.551,5067 stemmen die een partij nodig heeft om een zetel te behalen

Kiesdeler = 69.551,5067

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zetelverdeling volle zetels

A

aantal stemmen partij 2.450.878 :
kiesdeler 69.551,5067 = 35,24

Afronden naar beneden en daarom krijgen zij sowieso 35 volle zetels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Restzetels

A

Aantal stemmen partij : (volle zetels +1) = 68,079….

Uitrekenen voor elke partij die sowieso al een zetel bemachtigd heeft. Degene met het hoogste gemiddelde krijgt de eerste restzegel. Daarna weer opnieuw uitrekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voorkeursdrempel

A

25% kiesdeler

Kiesdeler : 4 = Minstens 17.388 stemmen

De voorkeurspersoon neemt dan de plek in van de laagste persoon op de lijst die een zetel heeft (tenzij die ook voorkeursstemmen heeft)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kiesdrempel

A

De kiesdrempel is het minimale aantal stemmen dat een politieke partij moet behalen bij een verkiezing om zetels te kunnen verkrijgen in een vertegenwoordigend orgaan, zoals het parlement.
Hoe hoger het percentage, hoe minder partijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly