Slim Academy literatuur Flashcards

(100 cards)

1
Q

Geweldsmonopolie

A

De staat is als enige bevoegd om door middel van dwang, mach tuit e oefenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Machiavelli

A

Meer eenheid, vorst wordt het orgaan en symbool van de staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

John Locke

A

Gezag is het tegenovergestelde van vrijheid, het beperkt de vrijheid van het individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rousseau

A

Vrije individuen -> sociaal contract. Gezag en vrijheid worden verenigd, omdat het gezag uit de vrijheid is afgeleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De l’Esprit de lois (Trias politica)

A

Er bestaan drie organen: de koning, het parlement en de rechterlijke macht. Zij oefenen een eigen functie uit en zijn onafhankelijk van elkaar. Wetgevende macht, uitvoerende macht en rechterlijke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bestuur (trias politica)

A

Uitvoering van wetten en de zelfstandige taak van de regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Territoirale splitsing

A

Men verleent een deel van de bestuursbevoegdheid aan regionale overheden (VS, Zwitserland)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Grondregels checks and balances

A

Legaliteitsbeginsel en verantwoordingsplicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rechtsstaat

A

De organisatie zorgt ervoor dat burger beschermd zijn tegen machtsmisbruik door de staat zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Buitengrondwettelijk constitutioneel/organieke wetten

A

Geven uitvoering aan opdracht uit de GW (bijv. kieswet, provinice- en gemeentewet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ongeschreven constitutioneel recht

A

Regels die in jurisprudentie zijn opgeschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer harde rechtsregel?

A

Er moet sprake zijn van een échte gewoonte in vorm van regelmatig terugkerend gedrag en algemene rechtsovertuiging bestaan,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Formele constitutie

A

Rechtsregels die zijn opgenomen in de grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Materiële constitutie

A

Niet alleen geschreven regels, maar ook alle ongeschreven regels en beginselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer een staat?

A

Permanente bevolking, afgebakend gebied, overheid, externe soevereiniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Soevereiniteit

A

Internationale betekenis, hoogste gezag, grondslag van overheidsgezag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Staatsrechtelijke beginselen

A
  1. Overheidsinstellingen en instanties gebonden aan recht
  2. Bij machtuitoefening de vrijheid van burgers voorop
  3. Overheidsmacht is verdeeld over elkaar in evenwicht houdende overheidsinstellingen
  4. Leiders worden door het volk aangewezen
  5. Volk indirect/direct aandeel bij het vaststellen van voornaamste rechtsregels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Eenheidsstaat

A

Hoogste macht ligt in beginsel in één hand, de centrale overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Federale staat

A

Hoogste macht wordt in beginsel gedeeld tussen hetcentrale, nationale of federale niveau en deelstaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Confederatie

A

Hoogste macht wordt in beginsel verdeeld over zelfstandige staten. Ook wel een statenbond waarbij zelfstandige staten samenwerkingen met een strikte verdeling tussen bevoegdheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Parlementair stelsel

A

Bron voor leiderschap lgit bij het parlement dat door het volk wordt gekozen. Parlement brengt regering voort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Presidentieel stelsel

A

Niet alleen parlement maa rook president rechtstreeks door volk gekozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Semipresidentieël stelsel

A

President en parlement worden rechtstreek gekozen. Ministers die de president benoemt zijn wel verantwoording verschuldigd en afhankelijk van het parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Overheid

A

Hoogste macht/gezag binnen een bepaald territorium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat doet de regering?
Voert wetten uit, maakt beleid, voert beleid uit en maakt zelf regels
26
Plichten minister
Verantwoordelijk voor eigen beleid en besluiten, voor collectief verband, voor ambtenaren, voor staatsecretaris, beleid dat zijn ambtvoorgangers voerden
27
Waarom kabinet opstappen?
Ze kunnen geen zaken meer doen en vanwege het democratische principe ervan
28
Verschillende moties
Motie van treurnis: kamer betreurt een bepaalde gang van zaken/gedraging, hoeft geen consequenties te hebben Motie van afkeuring: veroordeelt het beleid van een bewindspersoon/kabinet. Motie van wantrouwen: explicitet uitgesproken dat er geen vertrouwen meer is in een bewindspersoon/kabinet. Enig optie is aftreden
29
Homogeniteitsregel
De groep van ministers en staatsecretarissen met één mond spreken over besluiten die in de ministerraad zijn genomen
30
Gewone minister
Geeft leiding aan een ministerie, een organisatie met ambtenaren die assisteren bij het voorbereiden en uitvoeren van beleid
31
Minister zonder portefeuille
Minister heeft geen eigen departement, maar wordt ingezet om een zwaarwegend project. Meestal ondergebracht bij een al bestaande ministerie
32
Gevolmachtigde minister
Afgevaardigde minister die in Koninkrijksaangeledenheden deelneemt aan de beraadslaging in de Rijksministerraad
33
Rijksministerraad
Bestaat uit NL ministers en gevolmachtigde ministers uit Aruba, Curacao en Sint-Maarten. Homogeniteitsregel geldt niet voor de gevolmachtigde ministers
34
Minister van Staat
Een eretitel die wordt gegeven aan oud-ministers die hun sporen hebben verdiend. Is een staat voor het leven.
35
Wanneer komen collectieve ontslagaanvragen voor?
Kabinetcrisis, Tweede kamerverkiezingen, ontbindingsverkiezingen, geen vertrouwen meer
36
Kabinetsformatie
Tweede Kamer geinstraleerd, debat over verkiezingsuitslag -> verkenner -> informateur -> formateur
37
Minderheidskabinet
Slechts op de vaste steun van een minderheid van de leden
38
Rompkabinet
Overblijfsel van een kabinet waaruit een of meerdere partijen zijn weggevallen
39
Interim-kabinet
Na een crisis is ontstaan met als hoofdmissie het voorbereiden van nieuwe verkiezingen en soms ook het afhandelen van dringende zaken
40
Parlementair kabinet
Fracties nauw bij de totstandkoming van een kabinet betrokken
41
Extraparlementair kabinet
Voor lossere band met politieke fracties in de Tweede Kamer, moet veel onderweg nog worden besproken en onderhandeld
42
Verkokering van de opdracht
Ministeries zijn erg gefocust op kun eigen takenpakket en daarmee kunnen de onderlinge zakelijke afstemming tussen ministeries in de weg zitten.
43
Ministerraad
Regering adviseren en te ondersteunen bij het nemen van besluiten en het uitvoeren van beleid, voorberieden van wetgeving en het coördineren van regeringsbeleid. Voorgezeten voor minister-president
44
Hoofdtaken staatssecretaris
Uitvoering beleid op verantwoordelijke deelgebied, vertegenwoordiging van minister en het kabinet bij debatten, beheer eigen begroting en personeel
45
Tweede Kamer
Verkiezingen volgens stelsel van evenredige vertegenwoordiging
46
Eerste Kamer
Wetgeving toetsen op kwaliteit en uitvoerbaarheid
47
De Verenigde Vergadering
Taak van het beëdigenv an de Koning en geloofsbrieven van nieuwe leden van de Staten-Generaal te odnerzoeken
48
Kiesdistrictmanipulatie
Worden ingericht op basis van bevolkingsomvang
49
Verloren stemmen
Stemmen die uitgaan naar een verliezend kanidaat, krijgen op geen enkele manier een vertaling in de volksvertegenworodiging
50
Voorkeursdrempel (in Nederland zo)
Partijen die laag op de verkiezingslijst staan, kunne toch worden verkozen via voorkeursstemmen.
51
Actieve kiesgerechtigheid
Nederlandse nationaliteit, op de dag van verkiezing 18j of ouder, in Nederland wonend en niet uitgesloten zijn van het keisrecht
52
Eerste kamerverkiezingen
Worden gekozen door leden van de provinciale staten, indirecte verkiezingen.
53
Moderne rechtsstaat punt op 4 punten
Legaliteitsbeginsel, machtenscheiding, grondrechten + grondrechtenbescherming, rechterlijke controle
54
Machtenscheiding
Elk heeft een afzonderlijke taak en verantwoordelijkheid. Wetgevende macht maakt wetten, uitvoerende macht voert wetten uit, rechterlijke macht beslecht geschillen en interpreteert de wet
55
Machtenspreiding
Niet alleen gescheiden maar ook in evenwicht en controle met elkaar. (checks and balances)
56
Monistisch stelsel
Bevoegdheden in het geheel of in hoofdzaak bij een vertegenwoordigend orgaan
57
Dualistisch stelsel
Zowel vertegenwoordigend orgaan als een uitvoerend orgaan
58
Legaliteitsbeginsel 3 aspecten
Heerschappij van het recht dat burgers én overheid bindt, eis wetten algemeen en vooraf kenbaar zijn, grondregel dat overheid alleen eenzijdig verplichtend op kan treden als wet haar toestaat
59
Waar leidde het Meerenberg arrest toe?
Een beperking van de mogelijkheden van de Koning om bij AMvB's te stellen zonder dat daarvoor een expliciete grondslag te vinden is in de Gw of wif
60
Negatief wetgevingsvoorbehoud
Overheid kan uitsluitend AVV vaststellen, als ze hiervoor uitdrukkelijk de bevoegdheid hebben gekregen
61
Positief wetgevingsvoorbehoud
Als er bevoegdheid tot het vaststellen van AVV bestaat, is het zo dat bepaalde vormen van overheidsoptreden alleen via uitoefening van die toegekende regelgevende bevoegdheid worden uitgeoefend
62
Attributie
Creatie en toekenning van bevoegdheid
63
Delegatie
Doorgifte van een bevoegdheid die al bestaat, alleen bij bij of krachtens de wet of werkwoord regelen
64
Het primaat van de wetgever
Houdt in dat de wetgever de voornaamste keuzes over de inhoud van het recht in wettelijke regeling moet maken. En dat die keuze niet kan worden overgelaten aan het bestuur/rechter
65
Gecontroleerde delegatie
Het parlement van het ontwerp van een AMvB of ministeriële regeling op de hoogte wordt gesteld voordat hij in werking treedt
66
Tijdelijke delegatie
Een lagere regelgever de bevoegdheid krijgt tijdelijk zelf een regeling vast te stellen die zal worden vervangen door wif
67
Voorwaardelijke delegatie
Een voorstel voor een AMvB of ministeriële regelgeving wordt voorgelegd aan het parlement, dat alsnog kan beslissen tot een gedeelte wettelijke regeling
68
Delegatie onder voorbehoud van goedkeuring bij wet
Een gedelegeerde regeling alleen in werking treed als die wordt goedgekeurd bij wet
69
Normenhiërarchie
De GW en Statuut staan boven wif.
70
Ongeschreven recht
Het toetsingsverbod belemmert de rechter om weten in formele zin te toetsen aan ongeschreven rechtsbeginselen
71
Internationaal recht
Staat boven nationaal recht en beperkt daardoor de mogelijkheden van de formele wetgever. Als een wif in strijd is met eenieder verbindende bepaling van een verdrag, moet dat nationale voorschrift buiten toepassing blijven.
72
Wetsvoorstellen fasen
Initiatieffase: wif geschikte oplossing? Departemele voorbereiding: binnen een of enkele departementen wordt gewekrt aan voorstel Interdepartementale afstemming: meerdere departementen? Afstemming Advisering en- consultatie fase: deskundigen en maatschappelijke organisatie overleg Behandeling ministerraad: wetvoorstel wordt direct of indirect neergelegd Advisering Raad van State: na goedkeuring ministerraad voorgelegd Indiening Tweede Kamer: indienen van wetsvoorstel moet zo zijn verlopen als art. 80 gw
73
Novelle
Eerste kamer wijziging in een wetsvoorstel nadat het al is aangenomen door de tweede kamer
74
AMvB's
Vastgesteld via een besluit van de regering. Formeel van aard. Bepaalde voorwaarden: Ontwerp is voorgelegd aan ministerraad, Raad van State is gehoord en besluit is in Staatsblad geplaatst
75
Van Gend en Loos-arrest
Het Europese recht meer is dan een overeenkomst tussen staten en rechtstreeks verplichtingen voor individuen kan creëren
76
Costa/E.N.E.L arrest
EU-recht heeft voorrang boven nationaal recht.
77
Evenredige vertegenwoordiging
De verhouding tussen het aantal uitgebrachte stemmen is evenredig aan het aantal zetsels in een Kamer
78
Nadelen decentralisatie
Verschillen in middelen en expertise tussen regio's en mogelijke problemen bij uniforme aanpak van landelijke vraagstukken
79
Decentralisatieparadox
Hoewel bedoeld om dichter bij de burger te staan, kunnen gemeentefusies en grotere eenheden juist het tegenovergestelde effect hebben
80
Territoirale decentralisatie
Toekenning van taken en bevoegdheden aan gebiedsgemeenschappen - gemeenten/provincies
81
Functionele decentralisatie
Toekenning van taken en bevoegdheden aan doelgemeentschappen - Nederlandse Orde van Advocaaten
82
Deconcentratie
Overheidstaken en bevoegdheden worden verspreid van uit een centraal punt naar lagere geledingen (ambtenaren). - Onderwijsinspectie of KNMI. Verschil decentralisatie: taken worden overgedragen aan autonomen bestuurslagen
83
Agentschappen
Interne diensten van ministeries die opereren als zelfstandige organisaties - DUO
84
ZBO's
Bij wet ingesteld en publieke taken uitvoeren zonder directe politieke verantwoordelijkheid - Sociale Verzekeringsbank
85
Nadelen ZBO's
Verlies politieke controle en verminderde betrokkenheid burgers
86
Medebewind
Het vragen van gemeenten/provincies om hogere regelgeving uit te voeren
87
Ondergrens
Niet treden in privésfeer burgers
88
Verordening
AVV die de volksvertegenwoordigingen van provincies en gemeenten vaststellen
89
Kiesrecht eisen
Gemeenteraad: mag zonder Nederlandse nationaliteit mits voldaan dezelfde eisen nederlanders Gemeenteraadsleden: gekozen door ingezetende van de gemeente EU-onderdanen: direct stemgerechtigd Niet-EU-onderdanen: minimaal 5 jaar legaal ingeschreven zijn Provinciaal: ingeschreven is en in die provincie woont
90
Repressief toeizcht
Gebruikelijk en wordt ingeschakeld wanneer besluiten van provincies in strijd zijn met hogere regeling/algemeen belang
91
Primaire Unierecht
De belangrijkste EU-rechtsregels
92
Secundair Unierecht
Op basis van de EU-rechtsregels zijn weer verordeningen en EU-richtlijnen vastgesteld
93
EU-verordening
Heeft een algemene strekking en is verbindend in al haar onderdelen
94
Stilzwijgende goedkeuring
Wie zwijgt, stemt toe
95
Uitdrukkelijke goedkeuring
De regering maakt een wetsvoorstel ter goedkeuring. Dit wordt behandeld door de kamer en de uitdrukkelijke goedkeuring komt dan tot stand bij wet
96
Dualistische benadering
Internationaal en nationaal worden twee strikt gescheiden sferen gezien. Nationale rechters kunnen alleen nationaal recht toepassen.
97
Monistische benadering
Nationale en internationale rechtsorde geen scheiding
98
Gematigd monisme
Alleen bepaalde internationale bepalingen hebben werking in de rechtsorde.
99
Indicatoren van eenieder verbindend
Tekst van de bepaling zelf (tot wie?), Bedoeling (zelfwerkendheid?) en context
100
Welke voorwaarden beperking?
Totaal beperkingsverbod, competentievoorschriften, doelcriteria en procedurevoorschriften