Week 1 powerpointslides Flashcards

(12 cards)

1
Q

Functies van het staatsrecht

A

Constitueren, attribueren, reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soevereiniteit

A

Het hebben van de hoogste rechtsmacht / niet gebonden zijn aan door anderen gestelde regels (komt toe aan staten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer een staat?

A

Territoir, natie, interne soevereiniteit, externe soevereiniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom machtoefening geaccepteerd?

A

Traditie, charisma en ‘het werkt’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fragile states

A

Geen effectief gezag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Formele consititutie

A

Een synoniem voor de GW en het Statuut (vorm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Materiële constitutie

A

Alle regels over de organisatie van de overheid en fundamentele normen over de verhouding met de overheid - organieke wetten ongeschreven staatsrecht, reglementen van Orde (inhoud)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gezag

A

Gezag is gelegitimeerde dwang: (potentiële) dwang die wordt geaccepteerd door degenen jegens wie het wordt uitgeoefend - gelegitimeerd op basis van een (wettelijke) bevoegdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dwang

A

De mogelijkheid om anderen te dwingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom wettelijke bevoegdheid?

A

Overheidsoptreden moet terug te voeren zijn op een wet van de wetgever (staatsrechtelijk legaliteitsbeginsel) + wetgever is gekozen door de kiesgerechtigde bevolking (democratieprincipe)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Machtenscheiding

A

Scheiding in functies (wetgever, besturen en rechtspreken), scheiding in insituties (1+2de kamer, regering, rechterlijke macht), scheiding in personen (Kamerleden, ministers, rechters)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Democratische rechtsstaat

A

Maximaal gezag met minimale dwang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly