stijlfiguren ARS RETORICA Flashcards
(36 cards)
metafoor waarbij bedoelde zaak wordt vervangen door het vergelijkende beeld.
Metafoor in engere zin
metonymie waarbij beeldspraak berust op ‘tijd-ruimtelijke’ nabijheid of aangrenzendheid vd zaak en het beeld
Metonymie in engere zin
beschrijft een deel maar bedoelt het geheel
Pars pro toto
als, zoals
vergelijking
iets als een persoon voorstellen
personificatie
het door middel van ‘u’ , ‘je’ en dergelijke invoeren van het aangesproken publiek in de tekst
aanspreking (van lezer of luisteraar)
spreker loopt vooruit op een mogelijk bezwaar, vraag of tegenargument van het publiek en dit meteen probeert te weerleggen
Anticipatie
tegenover elkaar plaatsen van begrippen of gedachten die elkaars tegengestelden zijn
antithese
aanspreking waarbij spreker zich afwendt van het publiek en iemand anders aanspreekt (vb. ipv jury tegenpartij)
apostrofe
toevoeging van karakteriserende bepaling, bijvoeglijk nw dat zn verstrekt en emotie van boodschap versterkt
epitheton
een situatie beter voorstellen dan ze is, verbloemen of verzachten
eufemisme
pathetische uitroep
Exclamatie
overdrijving
hyperbool
het gebruik van ‘we’ in betekenis van ‘ik’
inclusief ‘we’
lichte spot door tegenovergestelde te zeggen
ironie
sterke bevestiging dmv ontkenning van tegenovergestelde
litotes
opvallende en memorabele zin
oneliner
beweging die innerlijk tegenstrijdig lijkt, maar het niet echt is, schijnbare tegenspraak
paradox
zeggen dat men er niet op zal ingaan, maar intussen wel onder de aandacht brengen
preteritie
reeks van 2 of meer vragen die vaak retorisch zijn
quaestie
een vraag waar geen antw op wordt verwacht
retorische vraag
bijtende spot
sarcasme
de spreker gebruikt een korte, krachtige uitspraak die een algemene waarheid of wijsheid uitdrukt, vaak een pakkende en memorabele zin die het publiek gemakkelijk kan begrijpen
sententie
zelfde woord(groep) wordt steeds herhaald
anafoor