Stofwisseling en endocrinologie Flashcards

(318 cards)

1
Q

Wat is stofwisseling?

A

Het complex van biochemische en fysische processen voor opbouw, afbraak en instandhouding van weefsels, en voor verwerving, opslag en mobilisatie van energie.

Stofwisseling is essentieel voor het functioneren van levende organismen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke organen worden behandeld in dit hoofdstuk?

A
  • Hypofyse
  • Bijnierschors
  • Schildklier
  • Bijschildklier
  • Endocriene pancreas

Deze organen zijn cruciaal voor endocriene functies en stofwisseling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn stofwisselingsziekten?

A

Aandoeningen gekenmerkt door een verstoring van de homeostase, met een gestoorde productie of verdwijning van een biologische substantie.

Dit kan leiden tot een tekort of een overmaat aan specifieke substanties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de rol van de eilandjes van Langerhans?

A

Ze vervullen een belangrijke homeostatische functie in de stofwisseling van brandstoffen, zoals glucose, aminozuren, vrije vetzuren en ketonlichamen.

De eilandjes reageren met insuline en glucagon om de glucoseconcentratie te reguleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is hypoglykemie?

A

Een verlaagde glucoseconcentratie in het bloed, vaak met neurologische verschijnselen.

Bij een snelle daling onder de 3,0 mmol/l kan dit ernstige gevolgen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de twee vormen van hypoglykemie?

A
  • Aanbodhypoglykemie
  • Vraaghypoglykemie

Deze vormen verschillen in oorzaak en mechanismen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat veroorzaakt aanbodhypoglykemie?

A

Afname van gluconeogenese, vaak door leveraandoeningen of tekort aan glucocorticoïden.

Dit komt vooral voor bij jonge dieren die onvoldoende moedermelk kunnen opnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de symptomen van hypoglykemie?

A
  • Spierzwakte
  • Spiertrillingen
  • Atactische gang
  • Collaberen of aanvallen

Symptomen kunnen variëren afhankelijk van de ernst en de oorzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is hypothermie?

A

Een lagere dan normale lichaamstemperatuur, wat kan leiden tot een afname van lichaamsfuncties.

Dit kan dodelijk zijn, vooral bij pasgeboren lammeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de belangrijkste oorzaken van hypothermie bij lammeren?

A
  • Groot warmteverlies door natte vacht en slechte weersomstandigheden
  • Afgenomen warmteproductie door onvoldoende colostrumopname

Deze factoren beïnvloeden de overleving van pasgeboren lammeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de verschijnselen van hypothermie?

A
  • Slapte
  • Niet meer kunnen staan
  • Comateus of coma
  • Sterfte

De verschijnselen zijn afhankelijk van de leeftijd en mate van ondertemperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de behandeling voor milde hypothermie?

A
  • Beschutting bieden
  • Drogen als ze nat zijn
  • Toedienen van biest

Het is belangrijk om de temperatuur te controleren tijdens de behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is neonatal hypoglykemie bij biggen?

A

Hypoglykemie die optreedt bij pasgeboren biggen door inadequate melkopname direct na de geboorte.

Dit kan leiden tot ernstige gezondheidsproblemen en zelfs de dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de verschijnselen van hypoglykemie bij biggen?

A
  • Wankele gang
  • Fietsende of trappende bewegingen
  • Schoksgewijze ademhaling
  • Bradycardie

Deze symptomen duiden op een ernstig tekort aan glucose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de diagnostische criteria voor hypoglykemie?

A

Een bloedglucosegehalte van minder dan 3 mmol/l.

Dit is de drempelwaarde voor het stellen van de diagnose hypoglykemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn mogelijke differentiaaldiagnoses voor hypoglykemie bij biggen?

A
  • Ziekte van Aujeszky
  • Streptokokkenmeningitis
  • IJzerintoxicatie
  • E. coli-sepsis

Deze aandoeningen moeten overwogen worden bij de diagnose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat wordt aangetroffen in de nieren en de blaas bij hypoglykemische dieren?

A

Uraatkristallen

Ook is de blaas vaak overvuld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het bloedglucosegehalte bij hypoglykemische dieren?

A

Minder dan 3 mmol/l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem enkele differentiële diagnoses voor hypoglykemie.

A
  • Ziekte van Aujeszky
  • Streptokokkenmeningitis
  • IJzerintoxicatie
  • E. coli-sepsis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de behandeling voor biggen met hypoglykemie?

A

Intraperitoneaal toedienen van 5 ml van een 20%-glucoseoplossing 4 tot 6 maal daags

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een mogelijke oorzaak van vraaghypoglykemie?

A

Neoplasie van de β-cellen van de eilandjes van Langerhans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bij welke dieren komt een insulinoom het meest voor?

A
  • Volwassen hond
  • Fret
  • Zelden bij paard en kat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de eerste verschijnselen van hypoglykemie bij de hond met een insulinoom?

A

Plotselinge uitputting tijdens inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe wordt de diagnose insulinoom bevestigd?

A

Bij een hypoglykemische patiënt een te hoog insulinegehalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is de therapie voor een insulinoom?
Chirurgische verwijdering van de neoplasie in de pancreas
26
Wat gebeurt er bij een ernstige hypoglykemische aanval bij een hond?
Onverwijld intraveneus glucose toedienen
27
Wat zijn de symptomen van een insulinoom bij de fret?
* Periodiek optreden van zwakte van de achterhand * Staren in de ruimte * Speekselen * Krabben naar de bek
28
Wat is de diagnoseprocedure bij een fret met een insulinoom?
Meten van de plasmaglucoseconcentratie, lager dan 3,0 mmol/l
29
Wat is de pathofysiologie van diabetes mellitus?
Er is een absoluut of relatief tekort aan insuline
30
Wat zijn de gevolgen van een lage I/G-ratio?
* Verhoogde gluconeogenese * Verhoogde lipolyse * Hyperglykemie
31
Wat gebeurt er bij glucosurie?
Osmotische diurese, wat kan leiden tot polyurie en polydipsie
32
Wat kan hypokaliëmie veroorzaken?
Spierzwakte, vertraagde gastro-intestinale motiliteit en hartfunctiestoornissen
33
Wat is de rol van fosfaat in de erytrocyten?
Noodzakelijk voor ATP-generatie via glycolyse
34
Wat is een complicatie van hyperglykemie met betrekking tot hersenen?
Intracellulaire dehydratie, wat kan leiden tot coma
35
Wat kan er gebeuren bij onvoldoende waterinname bij polyurie?
Hypovolemie met prerenale uremie
36
Wat zijn de gevolgen van hyperglykemie op lange termijn?
Glycering van eiwitten en vorming van sorbitol ## Footnote Langdurige blootstelling aan hoge glucoseconcentraties leidt tot niet-gereguleerde glycering van eiwitten, vooral van lysine.
37
Wat is glycosurie?
Verhoogde glucose in de urine ## Footnote Dit kan optreden als gevolg van hyperglykemie.
38
Wat zijn de gevolgen van extracellulaire glucoseovermaat?
* Lenscataract * Retinopathie * Perifere neuropathie ## Footnote Deze complicaties zijn gerelateerd aan de glycering van eiwitten.
39
Wat gebeurt er met glucose onder invloed van het enzym aldosereductase?
Het wordt gereduceerd tot sorbitol ## Footnote Dit enzym is aanwezig in de retina en Schwann-cellen.
40
Welke intracellulaire gevolgen heeft een lage I/G-ratio?
* Mobilisatie van vrije vetzuren * Verminderde reësterificatie tot TAG * Geactiveerde oxidatie van vrije vetzuren * Vorming van ketonlichamen ## Footnote Dit leidt tot acidose en verschuiving van elektrolyten.
41
Wat zijn de symptomen van een hyperglykemisch coma?
Acidose en elektrolytenverschuiving ## Footnote Dit is vooral belangrijk bij insulinebehandeling en vloeistoftherapie.
42
Wat zijn de verschillende types diabetes mellitus?
* Diabetes mellitus type I * Diabetes mellitus type II * Overige typen (type III) * Zwangerschaps DM ## Footnote De indeling is gebaseerd op de pathogenese.
43
Wat kenmerkt diabetes mellitus type I?
Auto-immune aantasting van de β-cellen ## Footnote Dit type komt vaak voor bij honden.
44
Wat is de oorzaak van diabetes mellitus type II?
Insulineresistentie en afname van insulineafgifte ## Footnote Dit type is vaak gerelateerd aan overgewicht en inactiviteit.
45
Wat zijn de oorzaken van overige typen diabetes mellitus?
* Overmaat aan glucocorticoïden * Pancreasadenocarcinomen * Chronische pancreatitis ## Footnote Deze oorzaken leiden tot insulineresistentie of destructie van pancreasweefsel.
46
Wat is zwangerschaps DM?
Diabetes mellitus veroorzaakt door hormonen van de placenta ## Footnote Dit leidt tot insulineresistentie tijdens de zwangerschap.
47
Wat zijn de belangrijkste symptomen van diabetes mellitus bij honden en katten?
* Polyurie * Polydipsie * Polyfagie * Vermagering ## Footnote Deze symptomen kunnen soms overschaduwd worden door andere aandoeningen.
48
Wat zijn de laboratoriumbevindingen bij diabetes mellitus?
* Glucosurie * Ketonurie * Hyperglykemie ## Footnote Bij langdurige glucosurie kunnen ook hyponatriëmie, hypokaliëmie en hypofosfatemie worden aangetroffen.
49
Wat kan diabetes mellitus bij katten veroorzaken?
Verminderde insulinesecretie en insulineresistentie door obesitas ## Footnote Dit type diabetes mellitus komt vaker voor bij katten dan bij honden.
50
Wat leidt tot een verhoogde insulinebehoefte bij honden?
Overmaat aan groeihormoon door progesteron of progestativa ## Footnote Dit kan uiteindelijk leiden tot uitputting van de β-cellen en diabetes mellitus.
51
Wat zijn de klassieke verschijnselen van diabetes mellitus?
* Polyurie * Polydipsie * Polyfagie * Vermagering ## Footnote Deze verschijnselen zijn kenmerkend voor diabetes mellitus bij dieren.
52
Wat zijn de belangrijkste elektrolytstoornissen die kunnen optreden bij diabetes mellitus?
Hypokaliëmie en hypofosfatemie ## Footnote Deze stoornissen zijn vaak aanwezig bij diabetes mellitus, vooral in ernstige gevallen.
53
Wat is een duidelijke metabole afwijking die kan optreden bij ernstige diabetes mellitus?
Metabole (keto)acidose met respiratoire compensatie ## Footnote Dit kan optreden bij ernstige gevallen van diabetes mellitus.
54
Welke veranderingen in leverenzymen kunnen optreden bij diabetes mellitus?
Verhoogde activiteit van leverenzymen in het bloed ## Footnote Dit is het gevolg van sterke leververvetting met degeneratie.
55
Wat is de rol van fructosamine in de diagnose van diabetes mellitus?
Het helpt bij het onderscheid tussen diabetes mellitus en stresshyperglykemie ## Footnote Fructosamine is de glycering van glucose met albumine.
56
Wat is een kenmerk van beginnende diabetes mellitus bij honden?
Verminderde glucosetolerantie zonder glucosurie ## Footnote Dit kan veroorzaakt worden door groeihormoon of cortisol.
57
Wat zijn de mogelijke oorzaken van polyurie en polydipsie?
* Diabetes insipidus * Primaire polydipsie * Osmotische diurese * Hyperadrenocorticisme * Hyperthyreoïdie * Hypercalciëmie * (Pseudo)hyperparathyreoïdie * Pyometra * Groeihormoonovermaat * Hepato-encefalopathie ## Footnote Deze aandoeningen kunnen ook leiden tot vergelijkbare symptomen.
58
Welke behandeling is primair gericht op het elimineren van de oorzaak van diabetes mellitus?
Ovario(hyster)ectomie bij teven in de luteale fase ## Footnote Dit helpt verdere blootstelling aan progesteron te vermijden.
59
Wat is de prognose voor diabetes mellitus bij teven na ovario(hyster)ectomie?
Het kan leiden tot verdwijnen van diabetes mellitus ## Footnote Dit geldt vooral als de diagnose vroeg is gesteld.
60
Wat moet bij katten met diabetes mellitus in de behandeling worden opgenomen?
* Normalisatie van het lichaamsgewicht * Stimulering van lichamelijke activiteit * Dieet met laag koolhydraatgehalte en hoog eiwitgehalte ## Footnote Dit verhoogt de kans op het verdwijnen van diabetes mellitus.
61
Wat vereist de behandeling van een ketoacidose?
* Vloeistoftherapie * Correctie van dehydratie * Elektrolytenverlies * Zuur-basenevenwicht * Toediening van (kortwerkend) insuline ## Footnote Dit vereist intensieve begeleiding en herhaalde laboratoriumbepalingen.
62
Wat kan diabetes mellitus bij het paard veroorzaken?
* Adenoom van de hypofyse (ziekte van Cushing) * Chronische pancreatitis (vooral vermineuze pancreatitis) ## Footnote Deze aandoeningen beïnvloeden de werking van de eilandjes van Langerhans.
63
Wat is een kenmerkend symptoom van diabetes mellitus bij runderen?
Vermagering ondanks normale of goede eetlust ## Footnote Dit kan ook gepaard gaan met polydipsie en polyurie.
64
Wat is de rol van glucosetolerantietests in de diagnose van diabetes mellitus?
Helpt bij het bevestigen van de diagnose naast klinische verschijnselen ## Footnote Dit is vooral relevant bij runderen.
65
Wat is het effect van insuline bij paarden met diabetes mellitus?
Vermindering of verdwijning van hyperglykemie en glucosurie ## Footnote Dit geldt alleen als de oorzaak in de pancreas ligt.
66
Bij welke vogels komt spontane diabetes mellitus voor?
Bij zaadetende vogels ## Footnote Deze vogels hebben een hogere glucagon/insuline ratio dan zoogdieren.
67
Wat zijn de belangrijkste symptomen van diabetes mellitus bij vogels?
Polyurie en polydipsie ## Footnote Diagnose is gebaseerd op klinische verschijnselen en aanhoudende glucosurie.
68
Wat is acetonemie?
Een aandoening die vooral optreedt bij hoogproductieve koeien enkele weken na het kalven ten gevolge van energietekort. ## Footnote Acetonemie leidt tot een overmaat aan ketonlichamen in de weefsels en lichaamsvloeistoffen.
69
Wat is het verschil tussen (subklinische) ketose en acetonemie?
(Subklinische) ketose is een verhoging van ketonlichamen in het bloed zonder duidelijke klinische verschijnselen; acetonemie gaat gepaard met klinische verschijnselen. ## Footnote Klinische ketose wordt ook wel slepende melkziekte genoemd.
70
Wat is secundaire ketose?
Ketose die optreedt als andere aandoeningen de oorzaak zijn van een afgenomen eetlust. ## Footnote Secundaire acetonemie is een vorm van secundaire ketose.
71
Bij welke dieren kan acetonemie optreden?
* Hoogdrachtige schapen * Honden en katten (complicatie bij diabetes mellitus) * Geiten * Cavia’s * Konijnen ## Footnote Bij schapen heet dit drachtigheidstoxicose.
72
Wat is de rol van de energiebalans bij acetonemie?
Een negatieve energiebalans ontstaat wanneer de energieopname niet gelijk opgaat met de energiebehoefte voor melkproductie. ## Footnote Dit leidt tot mobilisatie van vet en aminozuren, wat kan resulteren in leververvetting.
73
Wat zijn de eerste verschijnselen van acetonemie bij runderen?
Selectieve afname van de eetlust, slechte opname van krachtvoer, en soms pica. ## Footnote Pica is het eten van niet-voedsel zoals hout.
74
Hoe wordt acetonemie gediagnosticeerd?
Door het aantonen van hoge concentraties ketonlichamen in bloed, urine of melk. ## Footnote Sneltesten op acetoacetaat en aceton worden hiervoor gebruikt.
75
Wat is de mortaliteit bij schapen met acetonemie?
80-90%. ## Footnote Dit maakt acetonemie bij schapen zeer ernstig.
76
Wat zijn mogelijke differentiële diagnoses voor acetonemie bij runderen?
* Hypocalciëmie (melkziekte) * Lebmaagdislocaties * Ziekte van Aujeszky * Loodintoxicatie * Listeriose * Cerebrale corticale necrose (CCN) * Rabiës ## Footnote Bij secundaire acetonemie kunnen primaire ziektebeelden de symptomen maskeren.
77
Wat is de therapie voor subklinische ketose?
Een rund met subklinische ketose hoeft niet te worden behandeld. ## Footnote Therapie richt zich in gevallen van secundaire ketose op de primaire aandoening.
78
Wat gebeurt er bij leververvetting door acetonemie?
De lever kan niet voldoende NEFA's verbranden of metaboliseren in ketonlichamen, wat leidt tot hoge concentraties ketonlichamen en lagere glucoseconcentraties. ## Footnote Dit kan ook leiden tot klinische verschijnselen van acetonemie.
79
Wat zijn de verschijnselen van secundaire acetonemie?
De verschijnselen van de primaire ziektebeelden maskeren vaak de verschijnselen van acetonemie. ## Footnote Dit kan leiden tot een verlate diagnose en behandeling.
80
Welke aandoeningen komen differentieel diagnostisch naast hypocalciëmie bij schapen in aanmerking?
Dode intra-uteriene vruchten. ## Footnote Dit is belangrijk voor het stellen van de juiste diagnose.
81
Wanneer hoeft een rund met subklinische ketose niet te worden behandeld?
Als er geen klinische verschijnselen zijn. ## Footnote Subklinische ketose kan vaak zonder behandeling verbeteren.
82
Wat is de focus van de therapie bij secundaire ketose en secundaire acetonemie?
De therapie richt zich op de primaire aandoening. ## Footnote Herstel van de primaire aandoening leidt vaak tot verbetering van de ketose.
83
Wat is een veelgebruikte behandeling bij klinische primaire acetonemie?
Directe of indirecte opheffing van het glucosetekort. ## Footnote Dit kan door intraveneuze glucose of orale stoffen zoals propyleenglycol.
84
Hoe verhogen glucocorticosteroïden het bloedglucosegehalte?
Door afname van het perifere glucoseverbruik en beperkte stimulatie van gluconeogenese. ## Footnote Dit kan ook invloed hebben op de melkproductie.
85
Kunnen glucocorticosteroïden abortus opwekken?
Ja, afhankelijk van het stadium van de dracht en diersoort. ## Footnote Dit is bij schapen soms gewenst om de energiebehoefte te verminderen.
86
Wat is de prognose van primaire acetonemie bij runderen?
De prognose is goed met vaak spontaan herstel. ## Footnote Therapie kan soms noodzakelijk zijn vanwege economische redenen.
87
Wat wijst op een ernstige vettige degeneratie van de lever bij acetonemie?
Een sterke verhoging van de enzymen sorbitol dehydrogenase (SDH) en gammaglutamyltranspeptidase (ɶ-GT). ## Footnote Dit heeft prognostische implicaties voor herstel.
88
Bij welke diersoorten komt leververvetting voor?
* Pony * Kat * Konijn * Cavia * Herkauwers ## Footnote Dit kan optreden bij negatieve energiebalans.
89
Wat is de rol van insuline in de vetstofwisseling?
Het heeft een bepalende invloed op de richting van metabole paden in de vetstofwisseling. ## Footnote Dit is cruciaal voor een stabiele energievoorziening.
90
Wat is hyperlipoproteïnemie?
Een overmaat aan lipoproteïnen in het bloedplasma. ## Footnote Dit kan leiden tot ernstige ziektebeelden bij dieren.
91
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van hyperlipemie?
* Vasten * Dracht * Stressvolle omgevingsveranderingen * Ziekten ## Footnote Deze factoren leiden tot een negatieve energiebalans.
92
Bij welke diersoorten wordt hyperlipemie het meest gezien?
* Shetland pony * Fjordenpaard * IJslander * Ezels ## Footnote Raspredispositie speelt ook een rol.
93
Wat is een belangrijk kenmerk van hyperlipemie?
Daling van de plasmaglucoseconcentratie en stijging van VLDL. ## Footnote Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid van het dier.
94
Wat is pancreatitis?
Een ontsteking van de alvleesklier, waarvan de rol in de etiologie onbekend is.
95
Wanneer wordt hyperlipemie voornamelijk waargenomen bij dieren?
Bij dieren aan het einde van de dracht of bij dieren die pas geveulend hebben.
96
Wat is de relatie tussen vetzucht bij pony’s en hun vermogen om te veulenen?
Vette pony’s zouden minder gemakkelijk veulenen of drachtig worden.
97
Hoe beïnvloedt de vetstapeling in de lever de basale functies?
Beïnvloedt de basale functies van de lever opmerkelijk weinig.
98
Wat gebeurt er met het bloedsuikergehalte bij vastende gezonde pony’s?
Het bloedsuikergehalte daalt binnen 24 uur en blijft laagnormaal.
99
Wat induceert een verlaging van het bloedsuikergehalte?
Een daling van de insulineconcentratie in het bloed.
100
Wat zijn vrije vetzuren (FFA) en waar worden ze voor gebruikt?
FFA worden gebruikt voor gluconeogenese en energievoorziening van de cel.
101
Wat is het effect van hormonale balans op drachtige pony’s in negatieve energiebalans?
Het proces van vetmobilisatie verloopt niet adequaat.
102
Wat zijn enkele symptomen van hyperlipemie bij pony's?
* Sloomheid * Slechte eetlust * Droog mondslijmvlies * Cyanose van slijmvliezen
103
Wat is een belangrijk kenmerk van hyperlipemie in het bloed?
Een hoog vetgehalte in het bloed.
104
Wat is de belangrijkste diagnostische methode voor hyperlipemie?
Macroscopisch bloedonderzoek.
105
Wat is een kenmerkende eigenschap van het plasma bij hyperlipemische pony's?
Het plasma is opalescent tot sterk troebel.
106
Wat zijn de doelen van de therapie bij hyperlipemie?
* Behandeling van het primaire lijden * Onderdrukking van FFA-mobilisering * Bevordering van opname van FFA * Bestrijding van metabole acidose
107
Wat is de prognose voor pony's met hyperlipemie zonder langdurige therapie?
Bijna alle pony's sterven.
108
Wat is adipositas?
Een stoornis in de vetstofwisseling gekenmerkt door een overmatige ophoping van vet in het lichaam.
109
Bij welke diersoorten komt vetzucht voornamelijk voor?
* Honden * Katten * Paarden * Pony’s
110
Wat is de prevalentie van adipositas bij honden en katten?
Ongeveer 25%.
111
Wat zijn de symptomen van ongecompliceerde vetzucht?
* Overgewicht * Verminderd uithoudingsvermogen * Geen afwijkingen van de huid
112
Wat zijn de belangrijkste differentiële diagnoses bij adipositas?
* Hypothyreoïdie * Hypercortisolisme
113
Wat is de basis voor de behandeling van vetzucht?
Vermindering van voedselopname en vermeerdering van lichaamsbeweging.
114
Wat is het equine metabool syndroom?
Een verzameling van stoornissen die het risico op hoefbevangenheid vergroot.
115
Wat zijn de componenten van het equine metabool syndroom?
* Overmatige lichaamsconditie * Insulineresistentie * Verstoring in de vetstofwisseling
116
Wat zijn de symptomen van het equine metabool syndroom?
* Overmatige lichaamsconditie * Recidiverende hoefbevangenheid * Verminderde prestaties
117
Wat is een belangrijke factor in de pathogenese van vetzucht?
De afgifte van hormonen door vetweefsel die invloed hebben op het verzadigingscentrum.
118
Wat kan leiden tot een vicieuze cirkel bij honden en katten met vetzucht?
Beperkingen in bewegingsmogelijkheden en niet aangepaste voeding.
119
Wat zijn de belangrijkste symptomen van overmatige lichaamsconditie?
Overmatige vetopslag, recidiverende hoefbevangenheid, verminderd presteren, verminderde fertiliteit ## Footnote De vet kan over het gehele lichaam of lokaal zijn opgeslagen, met specifieke plaatsen zoals de manenkam, staartbasis, uier en preputium.
120
Welke diagnostische methoden worden gebruikt bij vermoedelijke hoefbevangenheid?
Bepaling van conditiescore, lichaamsgewicht, insuline-resistentie, vetstofwisseling, klinisch onderzoek, röntgenfoto’s van de ondervoet ## Footnote Insuline-resistentie wordt beoordeeld met basaal insuline en glucose/glucosetolerantietest.
121
Wat is het belangrijkste doel van de behandeling voor patiënten met hoefbevangenheid?
Gecontroleerd afvallen door dieet en arbeid ## Footnote De mate van arbeid hangt af van de ernst van de hoefbevangenheid.
122
Wat zijn de vier categorieën van endocriene aandoeningen op basis van pathogenese?
* Primaire hyperfunctie * Secundaire hyperfunctie * Primaire hypofunctie * Secundaire hypofunctie ## Footnote Hypofunctie kan ook tertiaire oorzaken hebben, afhankelijk van de hypothalamus.
123
Wat is dyshormonogenese?
Blokkade in de hormoonsynthese door defecte genen ## Footnote Dit kan leiden tot aandoeningen zoals struma bij de schildklier.
124
Wat zijn secundaire endocriene stoornissen?
Effecten van niet-endocriene ziekten op endocriene klieren ## Footnote Voorbeeld: secundaire hyperparathyreoïdie bij chronische nierinsufficiëntie.
125
Wat zijn de belangrijkste methoden voor de diagnostiek van endocriene aandoeningen?
* Bepaling van hormoonconcentraties in het bloed * Urine-analyse van hormoonexcretie * Functietesten * Diagnostische beeldvorming ## Footnote Beeldvorming kan röntgenologie, echografie, CT, MRI en scintigrafie omvatten.
126
Wat is de functie van stimulatietesten in de endocriene diagnostiek?
Testen van de capaciteit van een doelorgaan om hormonen te produceren ## Footnote Voorbeeld: TSH-stimulatietest bij verdenking op primaire hypothyreoïdie.
127
Wat zijn de kenmerken van de hypofysevoorkwab?
Directe invloed van hypothalamushormonen, productie en secretie van hormonen ## Footnote De voorkwab staat bekend om zijn klassieke endocriene regulatie.
128
Wat is het doel van een suppressietest?
Onderzoeken of het feedbacksysteem intact is bij vermoedelijke endocriene hyperfunctie ## Footnote Voorbeeld: dexamethasonsuppressietest bij verdenking van hypercortisolisme.
129
Wat is de rol van de hypothalamus in de hypofyse functie?
Beïnvloedt de productie en secretie van hypofysehormonen ## Footnote De hypothalamus levert stimulerende en remmende hormonen aan de voorkwab.
130
Fill in the blank: Hormoonresistentie verwijst naar de _______ capaciteit van doelwitorganen om te reageren op een hormoonstimulus.
vermoedelijke tot afwezige ## Footnote Voorbeeld: nefrogene diabetes insipidus.
131
Welke hormonen worden opgeslagen in de neurohypofyse?
Oxytocine en vasopressine ## Footnote Deze hormonen worden in secretiegranula opgeslagen in de uiteinden van zenuwvezels.
132
Wat is de functie van oxytocine?
Stimuleert de contracties van de uterus en melkafgifte ## Footnote Belangrijk tijdens de partus en lactatie.
133
Wat is de functie van vasopressine (ADH)?
Reguleert bloeddruk en waterexcretie door de nieren ## Footnote Verhoogt de waterresorptie in de niertubuli.
134
Wat zijn de belangrijkste hormonen van de adenohypofyse?
Groeihormoon (GH), gonadotrope hormonen, ACTH, TSH, prolactine ## Footnote Deze hormonen spelen een rol bij groei, voortplanting, metabolisme, en stress.
135
Wat is hypofysaire hyposecretie?
Tekort aan één of meer hypofysehormonen ## Footnote Kan aangeboren of verworven zijn.
136
Wat is congenitale groeihormoon (GH)-deficiëntie?
Hypofysaire dwerggroei bij de hond ## Footnote Meestal gezien bij Duitse herders.
137
Wat zijn symptomen van hypofysaire dwerggroei bij de hond?
Proportionele dwerggroei en vachtproblemen ## Footnote Puppyvacht verdwijnt laat, spaarzame beharing.
138
Hoe wordt hypofysaire dwerggroei gediagnosticeerd?
Bepaling van plasma GH-concentratie voor en na stimulatie met GHRH ## Footnote Therapie omvat toediening van groeihormoon.
139
Wat veroorzaakt hypersecretie van prolactine bij de teef?
Toegenomen secretie tijdens de luteale fase ## Footnote Kan leiden tot pseudolactatie.
140
Wat is acromegalie?
Aandoening gekenmerkt door hyperplasie van de acra door overproductie van groeihormoon ## Footnote Komt voor bij honden en katten.
141
Wat is centrale diabetes insipidus?
Polyurie door tekort aan antidiuretisch hormoon (ADH) ## Footnote Kenmerkt zich door lage permeabiliteit van de verzamelbuizen.
142
Wat reguleert de afgifte van ADH?
Plasmaosmolaliteit en bloedvolume ## Footnote Stijging van osmolaliteit of daling van bloedvolume leidt tot verhoogde afgifte.
143
Wat zijn de symptomen van diabetes insipidus?
Polyurie en secundaire polydipsie ## Footnote Centrale en nefrogene vormen bestaan.
144
Wat is de pathogenese van acromegalie bij de kat?
Groeihormoonproducerende neoplasie in de hypofyse ## Footnote Verschilt van de hond, waar het zeldzaam is.
145
Wat is de behandeling voor acromegalie bij de hond?
Ovario(hyster)ectomie om invloed van progesteron op te heffen ## Footnote Veranderingen van de weke delen verdwijnen meestal na de operatie.
146
Wat is de rol van vasopressine in de nieren?
Verhoogt de permeabiliteit van de distale tubuli en verzamelbuizen voor water ## Footnote Dit gebeurt via aquaporines.
147
Wat is een neoplasie van de adenohypofyse?
Tumoren die kunnen leiden tot druk op de omgeving en hormonale productie ## Footnote Vooral bij oudere dieren, metastaseren meestal niet.
148
Wat is centrale diabetes insipidus?
Een aandoening gekenmerkt door een tekort aan ADH, leidend tot lage waterpermeabiliteit in de nieren, polyurie en polydipsie.
149
Wat zijn de belangrijkste symptomen van diabetes insipidus?
Polyurie en polydipsie.
150
Wat is hyposthenurie?
De productie van slecht geconcentreerde urine.
151
Wat is een belangrijk kenmerk van de urine bij diabetes insipidus?
Een extreem laag soortelijk gewicht (s.g. tussen 1,000 en 1,005) en lage urineosmolaliteit (U-osm < 200 mOsm/kg).
152
Wat omvat de diagnostiek voor diabetes insipidus?
Een urinedagcurve met bepaling van osmolaliteit of s.g. van urine die elke twee uur wordt verzameld.
153
Wat is de rol van synthetisch vasopressine in de diagnostiek?
Het bepaalt het effect op de urineconcentratie en kan helpen bij de diagnose van diabetes insipidus.
154
Wat zijn de twee vormen van disfunctie van de bijnierschors?
* Hypofunctie (tekortschietende bijnierschors) * Hyperfunctie (overmatige afgifte van bijnierschorshormonen).
155
Wat is hypoadrenocorticisme?
Een tekortschietende functie van de bijnierschors, met twee vormen: primaire en secundaire bijnierschorsinsufficiëntie.
156
Wat is primaire bijnierschorsinsufficiëntie?
De ziekte van Addison, waarbij de oorzaak in de bijnierschors zelf ligt.
157
Wat veroorzaakt secundaire bijnierschorsinsufficiëntie?
Uitval van de hypofysaire ACTH-secretie.
158
Wat zijn de belangrijkste symptomen van primaire bijnierschorsinsufficiëntie?
* Hypotone dehydratie door Na+-verlies * Hypovolemie * Misselijkheid * Anorexie * Braken.
159
Wat is de rol van hyperkaliëmie in primaire bijnierschorsinsufficiëntie?
Het veroorzaakt spierzwakte en hartproblemen door depolarisatie van de celmembraan.
160
Wat is een levensbedreigende bijwerking van glucocorticoïdtherapie?
Iatrogene secundaire hypoadrenocorticisme.
161
Wat zijn de diagnostische aanwijzingen voor de ziekte van Addison?
* Hyponatriëmie * Hyperkaliëmie * (Prerenale) uremie.
162
Wat is de ACTH-stimulatietest?
Een test die de reactie van de plasmacortisolconcentratie meet na toediening van ACTH.
163
Wat is de belangrijkste therapie voor de ziekte van Addison?
Toediening van NaCl, glucocorticoïden en mineralocorticoïden.
164
Wat is de prognose bij goed ingestelde substitutietherapie voor de ziekte van Addison?
Duurzaam en volledig klinisch herstel.
165
Wat is hyperfunctie van de bijnierschors?
Een overmatige afgifte van bijnierschorshormonen, meestal veroorzaakt door hyperplasie of een tumor.
166
Wat is hyperadrenocorticisme?
Een aandoening die resulteert uit een hyperfunctie van de bijnierschors.
167
Wat zijn de mogelijke oorzaken van hyperfunctie van de bijnierschors bij gezelschapsdieren?
* Diffuse hyperplasie * Haardgewijze hyperplasie * Tumor van de bijnierschors
168
Wat veroorzaakt hyperfunctie van de bijnierschors bij paarden?
Een hypofysetumor.
169
Wat zijn ouderdomshyperplasieën?
Hyperplasiehaarden van bijnierschorsweefsel die vaak bilateraal en multipel zijn en meestal geen overmaat aan hormoon produceren.
170
Wat is de meest voorkomende oorzaak van hypercortisolisme bij hond en kat?
Hypofyse-afhankelijk hyperadrenocorticisme.
171
Wat is het syndroom van Cushing?
Hypofyseafhankelijk hyperadrenocorticisme, gekenmerkt door verhoogde ACTH-secretie.
172
Wat wordt vaak gevonden bij histologisch onderzoek van de hypofyse bij hypercortisolisme?
Een microadenoom of een grote neoplasie van ACTH-producerende cellen.
173
Wat is de rol van glucocorticoïden in hypofyseafhankelijk hyperadrenocorticisme?
De neoplastische cellen zijn minder gevoelig voor het suppressieve effect van glucocorticoïden.
174
Wat is het iatrogene syndroom van Cushing?
Een vorm van bijnierschorshyperfunctie veroorzaakt door corticosteroïdtherapie.
175
Wat zijn de twee belangrijke principes voor langdurige corticosteroïdtherapie?
* Diagnose en indicatie moeten onomstotelijk zijn vastgesteld * Gebruik de laagst mogelijke dosering
176
Wat zijn enkele symptomen van hypercortisolisme?
* Hyperglykemie * Dorre dunne vacht * Spieratrofie * Centrale vetzucht * Polyurie en polydipsie
177
Wat zijn veelvoorkomende laboratoriumbevindingen bij hypercortisolisme?
* Verhoogde alkalische fosfatase * Eosinopenie * Lymfopenie * Neutrofilie * Hyperglykemie
178
Wat is de rol van de ACTH-bepaling in de diagnose van hypercortisolisme?
Het helpt onderscheid maken tussen bijnierschorsneoplasie en hypofyseafhankelijk hypercortisolisme.
179
Wat zijn de drie veelgebruikte behandelingsmethoden voor hypofyseafhankelijk hypercortisolisme?
* Hypofysectomie * Trilostaan * Chemotherapie met o,p’DDD
180
Wat is de prognose zonder behandeling voor hypercortisolisme?
Meestal slecht; complicaties zoals hartinsufficiëntie of sepsis kunnen binnen twee jaar leiden tot overlijden.
181
Wat is 'pituitary pars intermedia dysfunction' (PPID) bij het paard?
Een aandoening gekenmerkt door een adenoom in het pars intermedia van de hypofyse, leidend tot overmatige ACTH-productie.
182
Wat zijn de belangrijkste klinische verschijnselen van PPID bij paarden?
* Lang, krullend haar * Onvermogen om wintervacht kwijt te raken * Slechte wondgenezing
183
Wat is een belangrijke complicatie van PPID bij paarden?
Hoefbevangenheid.
184
Wat is de belangrijkste hormoonverandering bij gecastreerde fretten met bijnierschorshyperfunctie?
Verhoogde spiegels van oestradiol of androgenen.
185
Wat zijn de belangrijkste symptomen van bijnierschorshyperfunctie bij fretten?
* Symmetrische kaalheid * Zwelling van de vulva * Verhoogde eetlust
186
Wat is hyperandrogenisme?
De verhoogde hormoonspiegels van één of meer androgenen, waarvan androsteendion de belangrijkste is
187
Welke aandoeningen kunnen hyperandrogenisme veroorzaken?
* Bijnierschorshyperplasie * Adenoom * Adenocarcinoom
188
Welke rol speelt castratie bij hyperandrogenisme?
Het leidt tot een verhoogde plasmagonadotrofineconcentratie
189
Wat zijn de belangrijkste verschijnselen van hyperandrogenisme?
* Symmetrische kaalheid * Zwelling van de vulva bij gecastreerde vrouwelijke dieren * Terugkeer van typisch mannelijk gedrag bij gecastreerde mannelijke fretten
190
Hoe wordt hyperandrogenisme gediagnosticeerd?
Op basis van het klinisch beeld en echografie van de bijnieren, eventueel met verhoogde plasma-androsteendionconcentratie
191
Wat is een mogelijke behandeling voor hyperandrogenisme?
* Chirurgische verwijdering van een afwijkende bijnier * Medicamenteuze behandeling met een GnRH-agonist (zoals deslorelin)
192
Wat is primair hyperaldosteronisme?
De meest voorkomende vorm van bijnierschorshyperfunctie bij de kat
193
Wat zijn de twee belangrijkste oorzaken van hyperaldosteronisme?
* Neoplasie van de bijnierschors * Idiopathisch hyperaldosteronisme
194
Wat zijn de gevolgen van excessieve aldosteronsecretie?
* Verhoogde reabsorptie van natrium en water * Verhoogde excretie van kalium * Arteriële hypertensie * Hypokaliëmie
195
Wat zijn symptomen van hypokaliëmie?
Spierzwakte, zoals cervicale ventroflexie
196
Hoe wordt hyperaldosteronisme gediagnosticeerd?
Door een combinatie van diagnostische beeldvorming van de bijnieren en de ratio van plasma-aldosteronconcentratie en plasmarenineactiviteit
197
Wat is de behandeling voor een eenzijdige bijnierschorstumor?
Chirurgische verwijdering van de bijnier (adrenalectomie)
198
Wat zijn de schildklierhormonen die door de schildklier geproduceerd worden?
* T4 * T3
199
Wat reguleert de aanmaak van T4 en T3?
De hypothalamus en de hypofyse
200
Wat is TRH?
TSH-releasing hormone, afgescheiden door de hypothalamus
201
Wat gebeurt er bij secundaire atrofie van de schildklier?
De schildklier is klein door verminderde TSH-productie door een hypofyseafwijking
202
Wat is struma?
Een beiderzijdse en min of meer egaal vergrote schildklier
203
Wat zijn de gevolgen van jodiumtekort?
* Hypothyreoïdie * Aanhoudend hoge plasma TSH-concentraties * Endemisch struma
204
Wat is familiair congenitaal parenchymateus struma?
Een erfelijk defect in de hormoonsynthese
205
Wat is hypothyreoïdie?
Het ziektebeeld dat ontstaat bij onvoldoende circulerend schildklierhormoon
206
Wat zijn de symptomen van hypothyreoïdie bij honden?
* Verminderde fysieke activiteit * Verminderde mentale activiteit * Slome gelaatsuitdrukking * Alopecia met pigmentatie
207
Hoe wordt hypothyreoïdie gediagnosticeerd?
Door bepaling van plasma T4-concentratie en plasma endogene TSH-gehalte
208
Wat is de TSH-stimulatie test?
Een diagnostische test die gebruik maakt van TSH om schildklierfunctie te evalueren ## Footnote TSH staat voor Thyreoïd Stimulerend Hormoon.
209
Wat is scintigrafie?
Een beeldvormende diagnostiek waarbij radioactief gelabelde stoffen worden toegediend en de uitgezonden radioactieve straling wordt geregistreerd ## Footnote Dit wordt gebruikt om schildklierneoplasieën te onderzoeken.
210
Wat is de primaire behandeling voor hypothyreoïdie?
Levenslang toedienen van thyroxine ## Footnote Dit leidt meestal tot een volledig en duurzaam klinisch herstel.
211
Wat is hyperthyreoïdie?
Een aandoening gekenmerkt door een verhoogde schildklierfunctie ## Footnote Bij huisdieren is dit meestal gerelateerd aan neoplasieën.
212
Bij welke diersoorten komt hyperthyreoïdie voor?
Hond, kat en paard ## Footnote Elke diersoort heeft verschillende neoplasieën en ziektebeelden.
213
Wat is het percentage honden met een schildklierneoplasie dat autonome hyperfunctie vertoont?
Ongeveer 15% ## Footnote Dit kan leiden tot verschijnselen van hyperthyreoïdie.
214
Wat zijn symptomen van hyperthyreoïdie bij honden?
Polyurie, polydipsie, vermagering, polyfagie, verminderd uithoudingsvermogen, intolerantie voor warmte ## Footnote Nervositeit is meestal niet aanwezig.
215
Wat kan een schildklierneoplasie bij honden veroorzaken?
Heftige diarree door calcitonine en andere peptiden ## Footnote Deze peptiden bevorderen de darmmotiliteit.
216
Wat is de prognose na chirurgische verwijdering van een unilaterale neoplasie bij honden?
De euthyreoïdie kan worden gehandhaafd door het heterolaterale pakket ## Footnote Bij bilaterale neoplasieën kan hypothyreoïdie ontstaan.
217
Wat zijn de symptomen van hyperthyreoïdie bij katten?
Gewichtsverlies, hyperactiviteit, rusteloosheid, hyperdefecatie, warmte-intolerantie, hartinsufficiëntie ## Footnote Eetlust is vaak goed, terwijl vermagering optreedt.
218
Wat is de meest voorkomende aandoening van de schildklieren bij paarden?
Eenzijdige ouderdomshypertrofie, meestal benigne en hormonaal niet actief ## Footnote Deze aandoening leidt zelden tot hyperthyreoïdie.
219
Wat zijn elektrolyten?
Chemische verbindingen die in waterige oplossing in ionen worden gesplitst ## Footnote Voorbeelden zijn natrium, kalium, calcium, magnesium, fosfaat en chloride.
220
Wat is de rol van calcium in het lichaam?
Betrokken bij enzymactiviteit, spiercontractie, secretie, celdeling, bloedstolling en membraanfunctie ## Footnote Calcium is ook het belangrijkste mineraal in het skelet.
221
Wat is hypocalciëmie?
Een te laag calciumgehalte in het bloed ## Footnote Kan veroorzaakt worden door hypofunctie van de bijschildklieren of verhoogde calciumbehoefte.
222
Wat kan hypocalciëmie bij een lacterende teef veroorzaken?
Hypocalciëmische tetanie (spierkrampen) ## Footnote Dit kan optreden door onvoldoende calciumvoorziening.
223
Wat is de oorzaak van hyperkaliëmische periodieke paralyse (HyPP) bij paarden?
Een puntmutatie in het gen voor het natriumkanaal in skeletspiermembranen ## Footnote Dit leidt tot verhoogde exciteerbaarheid van de skeletspieren.
224
Wat is hypocalciëmische tetanie?
Spierkrampen door een daling van de calciumconcentratie in het extracellulaire volume ## Footnote Dit syndroom ontstaat door verhoogde elektrische exciteerbaarheid van celmembranen.
225
Wat is melkziekte?
Een aandoening bij runderen die optreedt door hypocalciëmie tijdens de lactatie ## Footnote Ook bekend als kalfziekte, moerziekte, of paresis puerperalis.
226
Bij welke diersoort komt melkziekte vooral kort voor de partus voor?
Bij schapen ## Footnote Dit wordt ook wel 'ophaalziekte' genoemd.
227
Wat zijn de symptomen van hypocalciëmie bij honden en katten?
Hypoparathyreoïdie of geassocieerd met lactatie ## Footnote Spierspasmen (tetanie) staan op de voorgrond.
228
Wat gebeurt er met de botcellen bij hypocalciëmie?
De botcellen (osteoblasten en osteoclasten) zijn eerder ingesteld op accretie dan op resorptie ## Footnote Dit wordt beïnvloed door hormonale veranderingen na de partus.
229
Wat is de rol van calcitonine en parathormoon bij hypocalciëmie?
Calcitonine is actief, terwijl de bijschildklieren minder PTH afscheiden ## Footnote Dit verstoort de calciumhuishouding.
230
Wat zijn de klinische verschijnselen van hypocalciëmie bij runderen?
Spierzwakte, paralyse, en verminderde pensbewegingen ## Footnote De totale bloedcalciumconcentratie moet onder 1,5 mmol/l dalen voor klinische verschijnselen.
231
Wat zijn de referentiewaarden voor plasmacalciumgehaltes bij konijnen?
3,2 tot 3,5 mmol/l ## Footnote Het calciumgehalte weerspiegelt de hoeveelheid calcium in de voeding.
232
Wat is de meest voorkomende oorzaak van hypocalciëmie?
Onvoldoende opname van calcium uit de digestietractus ## Footnote Dit kan veroorzaakt worden door een te laag calciumgehalte in voedsel.
233
Wat zijn de symptomen van hypocalciëmie bij paarden?
Stijve, houterige gang en spierspasmen ## Footnote Dit kan samengaan met elektrolytenverlies via diarree of zweet.
234
Wat is de behandeling voor hypocalciëmie?
Suppletietherapie met intraveneuze of subcutane toediening van een calciumzout ## Footnote Calciumborogluconaat is een veelgebruikt calciumzout.
235
Wat kan hypocalciëmie veroorzaken bij pups en kittens?
Eenzijdige vleesvoeding met een ongunstige calcium/fosforverhouding ## Footnote Dit leidt tot secundaire hyperparathyreoïdie.
236
Vul in: Hypocalciëmie leidt tot _______ van de bijschildklieren.
hypertrofie ## Footnote Dit is een gevolg van renale secundaire hyperparathyreoïdie.
237
Wat zijn mogelijke differentiële diagnoses bij hypocalciëmie bij honden?
* Tetanus * Neurologische aandoeningen * Hypoglykemie * Hyperkaliëmie * Leverfalen * Intoxicatie * Circulatoire aandoeningen ## Footnote Dit zijn aandoeningen die symptomen kunnen vertonen die lijken op hypocalciëmie.
238
Wat is de rol van vitamine D3 bij konijnen?
Heeft weinig invloed op de opname van calcium uit de voeding ## Footnote Dit maakt de calciumhuishouding bij konijnen uniek.
239
Wat is de pathofysiologie van hypocalciëmie bij de grijze roodstaart papegaai?
Geassocieerd met een lage concentratie van vrij (geïoniseerd) calcium ## Footnote Dit leidt tot een onvermogen tot directe mobilisatie van calcium uit het skelet.
240
Wat is de belangrijkste oorzaak van hypocalciëmie bij runderen?
Een verminderde opname van calcium uit het maag-darmkanaal. ## Footnote Hypocalciëmie kan leiden tot klinische verschijnselen die snel kunnen verdwijnen na behandeling.
241
Welke stoffen zijn toegevoegd aan calciumborogluconaat-oplossingen voor de behandeling van runderen?
Natriumbicarbonaat en magnesiumzouten. ## Footnote Deze toevoegingen maken de vloeistof bruikbaar voor zowel melkziekte als kopziekte.
242
Wat gebeurt er na behandeling van hypocalciëmie bij runderen?
Het calciumgehalte gaat weer dalen. ## Footnote Zonder verdere nabehandeling kunnen klinische verschijnselen opnieuw optreden.
243
Hoe kan extra calcium aan dieren worden verstrekt na behandeling?
In de vorm van poeders met calciumfosfaten, gesuspendeerd in water. ## Footnote Dit is belangrijk als de dieren weer kunnen slikken.
244
Wat zijn preventieve maatregelen tegen hypocalciëmie bij runderen?
Goede ruwvoeropname en voorkomen van ziekten rond de partus. ## Footnote Daarnaast kan het benuttingpercentage van calcium verhoogd worden.
245
Wat wordt er gedaan bij de behandeling van tetanie bij honden?
Intraveneuze toediening van een calcium(gluconaat)oplossing. ## Footnote Na controle van de verschijnselen kan overgestapt worden op subcutane toediening.
246
Wat zijn de symptomen van het 'Downer' syndroom bij runderen?
Onvermogen om op te staan, normale eetlust, en normale ontlasting. ## Footnote Deze koeien kunnen in een 'kikkerhouding' liggen.
247
Wat is een mogelijke complicatie van het 'Downer' syndroom?
Myoglobinurie door spiercelverval. ## Footnote De prognose is afhankelijk van de mate van spieraantasting.
248
Wat is een belangrijke oorzaak van hypercalciëmie bij honden en katten?
Primaire hyperparathyreoïdie door neoplasie van bijschildklieren. ## Footnote Dit leidt tot verhoogde calciumspiegels door effecten op absorptie en botstofwisseling.
249
Wat is pseudohyperparathyreoïdie?
Hypercalciëmie door maligniteiten buiten de bijschildklier. ## Footnote Dit komt vaak voor bij honden en katten met neoplasieën.
250
Wat zijn de symptomen van hypercalciëmie?
Lusteloosheid, spierzwakte en hypomotiliteit van het maag-darmkanaal. ## Footnote Dit kan leiden tot slechte eetlust en andere complicaties.
251
Wat is de behandeling voor hypercalciëmie veroorzaakt door bijschildklierneoplasie?
Chirurgische verwijdering van de neoplasie. ## Footnote Vaak verdwijnt de hypercalciëmie snel na de operatie.
252
Wat is kopziekte?
Een stofwisselingsziekte bij runderen door verminderde magnesiumopname. ## Footnote Dit leidt tot hypomagnesiëmie met klinische verschijnselen.
253
Wat zijn de klinische verschijnselen van hypomagnesiëmie?
Daling van eetlust, diarree, spierkrampen en in ernstige gevallen coma. ## Footnote Acute en chronische vormen kunnen optreden.
254
Hoe wordt de diagnose hypomagnesiëmie gesteld?
Door het bepalen van de Mg2+-concentratie in het bloed. ## Footnote Uitscheiding van Mg2+ in urine is ook een indicatie.
255
Wat kan leiden tot een verminderde magnesiumopname bij runderen?
Voeding met veel kaliumrijk gras. ## Footnote Dit beïnvloedt de absorptie van magnesium negatief.
256
Wat is het resultaat van hypercalciëmie op het zenuwstelsel?
Afname van prikkelbaarheid, wat kan leiden tot lusteloosheid of coma. ## Footnote Dit heeft invloed op zenuw- en spierweefsel.
257
Wat zijn de gevolgen van hypercalciëmie voor de nieren?
Verstoring van de waterhomeostase, polyurie en polydipsie. ## Footnote Dit kan leiden tot dehydratie en prerenale uremie.
258
Hoe wordt de homeostase van magnesium gereguleerd?
Door de uitscheiding van Mg2+ in de urine ## Footnote Bij dieren die kopziekte ontwikkelen, vermindert eerst de uitscheiding van Mg2+.
259
Wat is een belangrijke diagnose voor kopziekte?
Bepalen van de Mg2+-concentratie in het bloed ## Footnote Lage hoeveelheden Mg2+ in de urine kunnen wijzen op een beperkte Mg2+-voorziening.
260
Noem drie aandoeningen die in de differentiële diagnose van kopziekte moeten worden overwogen.
* Nerveuze vorm van acetonemie * Hypocalciëmie (melkziekte) * Cerebrocorticale necrose (CCN)
261
Wat is de eerste stap in de behandeling van kopziekte?
Het magnesiumgehalte van het bloed normaliseren ## Footnote Dit kan het beste intraveneus met een magnesiumoplossing.
262
Waarom wordt vaak een calcium-magnesium-borogluconaatoplossing gebruikt bij de behandeling van kopziekte?
Omdat er vaak ook een (geringe) hypocalciëmie aanwezig is ## Footnote Dit wordt ook gebruikt bij de behandeling van hypocalciëmie (melkziekte).
263
Wat kan de prognose zijn voor jonge dieren met hypomagnesiëmie?
Snel dodelijk ## Footnote Bij volwassen dieren is snel ingrijpen cruciaal voor volledig herstel.
264
Wat zijn vitaminen?
Specifiek werkende organische verbindingen die in kleine hoeveelheden nodig zijn voor de stofwisseling ## Footnote Ze zijn essentieel voor de gezondheid, maar kunnen niet door het organisme zelf worden gemaakt.
265
Wat is hypovitaminose?
Een tekort aan een vitamine ## Footnote Dit kan leiden tot geremde of geblokkeerde stofwisselingprocessen.
266
Wat zijn macro-elementen?
* Natrium * Kalium * Calcium * Magnesium * Fosfaat * Chloride
267
Wat zijn micro-elementen?
* Ijzer * Koper * Zink * Selenium * Mangaan * Jodium
268
Wat is de functie van mineralen in het lichaam?
Bouwstoffen en elektrolyten in lichaamsvloeistoffen ## Footnote Ze zijn betrokken bij enzymen, prikkelgeleiding en hormonale regulatiemechanismen.
269
Wat zijn reactive oxygen species (ROS)?
Superoxideradicalen en peroxides die schadelijk zijn voor cellen ## Footnote Ze kunnen enzymen, membraanlipiden en nucleïnezuren beschadigen.
270
Wat is de rol van vitamine E in het lichaam?
Het beschermen van onverzadigde vetzuren tegen oxidatie door ROS ## Footnote Vitamine E is een biologische antioxidant.
271
Wat is steatitis?
Geelvetziekte, geassocieerd met vitamine E en seleniumdeficiëntie ## Footnote Het komt voor bij pony’s, varkens en nertsen.
272
Wat is 'white muscle disease'?
Een vorm van spierdegeneratie door tekort aan vitamine E en selenium ## Footnote Het leidt tot membraanschade van hart- en skeletspieren.
273
Wat zijn de klinische vormen van 'white muscle disease' bij runderen?
* Acute of cardiale vorm * Chronische of skeletspiervorm
274
Wat zijn de symptomen van de acute vorm van 'white muscle disease'?
Plotselinge dyspnoe, longoedeem, epistaxis, algemene zwakte ## Footnote Kalveren sterven meestal binnen enkele uren aan hartspierdegeneratie.
275
Wat zijn de symptomen van de chronische vorm van 'white muscle disease'?
Pijnlijke gezwollen spieren, stijf lopen, veel liggen, myoglobinurie ## Footnote Het verloop is veel langzamer dan bij de acute vorm.
276
Wat zijn de verschijnselen bij de chronische vorm van een bepaalde aandoening?
Wankel lopen en staan, veel liggen, te weinig drinken bij de ooi, gewichtsverlies. ## Footnote Lammeren sterven door uitputting.
277
Bij welk dier komt 'white muscle disease' weinig voor?
Bij het paard. ## Footnote Veulens tot 7 maanden zijn het meest gevoelig.
278
Wat zijn de symptomen van de acute vorm van 'white muscle disease'?
Begint met spierstijfheid, kan binnen 5 uur leiden tot de dood door cardiopulmonale insufficiëntie. ## Footnote Vaker wordt de chronische vorm gezien met stijve en pijnlijke halshouding.
279
Wat veroorzaakt 'Mulberry heart disease' en 'white muscle disease' bij varkens?
Een vitamine E-tekort in het rantsoen, verergerd door een tekort aan selenium, methionine en cystine. ## Footnote Ook een hoog gehalte aan (meervoudig) onverzadigde vetzuren in het dieet speelt een rol.
280
Wat zijn de kenmerken van 'Mulberry heart disease'?
Acuut hartfalen, plotselinge dood, bloedingen langs de vaten op het hart. ## Footnote Mortaliteit bedraagt 100%.
281
Wat is steatitis en bij welk dier komt het voor?
Een stofwisselingsstoornis die vooral voorkomt bij pony's. ## Footnote Ook wel 'yellow fat disease' of geelvetziekte genoemd.
282
Wat veroorzaakt steatitis bij pony's?
Foutieve samenstelling van het rantsoen met een hoog gehalte aan meervoudig onverzadigde vetzuren. ## Footnote Tekorten aan selenium, vitamine E, carotenen en zwavelhoudende aminozuren kunnen ook bijdragen.
283
Wat zijn de symptomen van steatitis?
Nekstijfheid, zwelling van de nekband, pijnlijke verhardingen. ## Footnote Kan ook verhardingen in oksel, liesplooi en preputium veroorzaken.
284
Wat is dolle kuikenziekte?
Encefalomalacie, ook wel 'crazy chicken disease' genoemd. ## Footnote Kenmerkt zich door dronkenmansgang en hyperexcitatie.
285
Wat is de oorzaak van vitamine E-deficiëntie bij pluimvee?
Aanwezigheid van onverzadigde vetzuren of ranzig vet in het voer. ## Footnote Ook onvoldoende toevoeging van antioxidantia kan bijdragen.
286
Wat zijn de verschijnselen van vitamine B12-deficiëntie?
Bloedarmoede, uitval van haren of veren, groeistoornissen, afwijkingen in het zenuwstelsel. ## Footnote Kernhoudende rode bloedcellen in het perifere bloed zijn een kenmerk.
287
Wat is de rol van kobalt in de voeding van herkauwers?
Kobalt is een bestanddeel van vitamine B12, essentieel voor de microbiële vorming van cobalamines. ## Footnote Een tekort aan kobalt leidt tot vitamine B12-tekort.
288
Wat zijn de symptomen van hypo- en hypervitaminose A?
Hypovitaminose: onvoldoende vitamine A of caroteen, slechte absorptie. Hypervitaminose: teveel vitamine A. ## Footnote Vitamine A stimuleert de groei.
289
Wat is een belangrijke oorzaak van hypovitaminose A?
Onvoldoende vitamine A of caroteen in het voer, of een gestoorde absorptie. ## Footnote Langketen vetzuren zijn belangrijk voor de absorptie.
290
Wat kan leiden tot hypovitaminose A?
Onvoldoende vitamine A of caroteen in het voer, onvoldoende absorptie, gestoord transport (levercirrose), zeer vetarme voedingen, ernstige storingen van de exocriene pancreasfunctie, blokkering van de galafvoer. ## Footnote Absorptie van caroteen en vitamine A is afhankelijk van de aanwezigheid van langketen vetzuren in de darm.
291
Welke gevolgen heeft vitamine A-gebrek?
Slechte groei en productie, nachtblindheid, keratomalacie, keratinisatie van de cornea, ernstige afwijkingen in de mondholte, keel, slokdarm, luchtwegen en urogenitale stelsel, verminderde afweer, verstoorde collageenvorming, gestoord botvorming. ## Footnote Bij vogels kunnen deze afwijkingen vaak leiden tot secundaire schimmelinfecties.
292
Wat is hypervitaminose A?
Intoxicatie door excessieve vitamine A doseringen of teveel lever met hoog vitamine A-gehalte, kan leiden tot resorptieve osteoporose, microfracturen, exostose, en teratogene werking. ## Footnote Toediening van grote doses vitamine A is gecontraïndiceerd bij drachtige dieren.
293
Wat zijn de bronnen van vitamine D in dieren?
Levertraan, zoutwatervissen (haring, zalm, sardienen), eieren (dooiers), en synthetische producten in diervoeders. ## Footnote Planten bevatten ergosterol dat kan worden omgezet in vitamine D2, terwijl 7-dehydrocholesterol in de huid omgezet wordt in vitamine D3.
294
Wat is de rol van vitamine D in het lichaam?
Reguleert de calciumstofwisseling, stimuleert absorptie van calcium (Ca) en fosfor (P) uit de darm, vergroot de effecten van parathormoon (PTH) op het bot. ## Footnote Vitamine D is cruciaal voor het handhaven van een gezond calciumgehalte in het bloed.
295
Wat zijn de gevolgen van hypovitaminose D?
Rachitis bij jonge dieren, osteoporose bij volwassen dieren, verstoorde calcium en fosforbalans. ## Footnote Geen enkele hoeveelheid vitamine D kan een absoluut tekort aan calcium of fosfor compenseren.
296
Wat is rachitis?
Mineralisatiestoornis die resulteert in onvoldoende gemineraliseerde been- en kraakbeenmatrix, leidt tot verbreding van de groeischijf en plompe beenderen. ## Footnote Komt vooral voor bij jonge dieren, zoals kippen en papegaaien, en is vaak het gevolg van een deficiënt dieet.
297
Wat is osteoporose?
Toestand van het beenweefsel gekenmerkt door te weinig matrix (osteoïd) dat normaal gemineraliseerd is, kan optreden door vitamine D-deficiëntie, hyperparathyreoïdie of hypercorticisme. ## Footnote Bij dieren kan osteoporose vaak voorkomen door eenzijdige voeding.
298
Wat zijn de gevolgen van hypervitaminose D?
Uitgebreide verkalkingen in weefsels zoals nieren, longen, en bloedvaten, en verhoogde resorptie door osteoclasten. ## Footnote Hoge doseringen vitamine D kunnen leiden tot resorptieve osteoporose.
299
Wat zijn de symptomen van vitamine A-gebrek bij vogels?
Ernstige afwijkingen in de mondholte, keel, slokdarm, luchtwegen, en urogenitale stelsel, vaak met secundaire schimmelinfecties. ## Footnote De speekselklieren zijn vaak het meest beïnvloed en worden postmortaal onderzocht.
300
Wat is de belangrijkste actieve vorm van vitamine D?
1,25-dihydroxycholecalciferol (calcitriol). ## Footnote Deze vorm is essentieel voor de regulering van calciumgehalte in het bloed.
301
Wat is osteosclerose?
Een toegenomen osteogenese met als gevolg beenverdichting
302
Wanneer treedt toegenomen resorptie op bij vitamine D-overdosering?
Bij lage overdoseringen van vitamine D
303
Wanneer wordt osteosclerose voornamelijk gezien?
In een later stadium bij hoge overdoseringen van vitamine D
304
Bij welke dieren komt osteosclerose zelden voor?
Bij andere dieren dan honden
305
Met welke aandoening wordt osteosclerose bij het paard in verband gebracht?
Aortaverkalking
306
Kan de cavia vitamine C zelf aanmaken?
Nee, de cavia kan vitamine C niet zelf aanmaken
307
Wat is de chemische naam voor vitamine C?
Ascorbinezuur
308
Hoe lang kan het duren voordat verschijnselen van hypovitaminose C optreden?
Binnen twee weken
309
Waarom is vitamine C moeilijk op te slaan in het lichaam?
Het is wateroplosbaar
310
Wat gebeurt er met vitamine C in voeding binnen 6 weken?
50% van de aanwezige vitamine C verdwijnt
311
Hoe snel verdwijnt 50% van de toegevoegde vitamine C in water?
Binnen 24 uur
312
Is het aanbieden van groenten voldoende om hypovitaminose C te voorkomen?
Nee, zelden voldoende
313
Wat is een essentiële functie van ascorbinezuur?
Vorming van collageen en cholesterolmetabolisme
314
Wat zijn symptomen van hypovitaminose C?
* Sloomheid * Dikke, pijnlijke gewrichten * Oppervlakkige bloedingen * Neus- en ooguitvloeiing
315
Wat voor soort infecties treden regelmatig op bij hypovitaminose C?
Opportunistische infecties, zoals gistinfecties rondom de lippen
316
Wat is de behandeling voor hypovitaminose C?
Orale toediening van vitamine C
317
Waarom hebben tabletten de voorkeur bij de behandeling van hypovitaminose C?
Omdat ze een stabiele vorm van vitamine C bevatten en de dosis precies bekend is
318
Wat is een recente ontwikkeling in caviapellets met betrekking tot vitamine C?
Een gestabiliseerde vorm van vitamine C is toegevoegd