Theorie onderzoek Flashcards

(18 cards)

1
Q

typische volgorde

A
  1. volgorde
    - anamnese
    - inspectie
    - BFO
    - screening van andere regio’s
    - TO
  2. doel
    - bevestiging van vermoeden in anamnese
    - vooral indien nociceptief mechanisch probleem
    - reproductie van klachten
  3. onderscheid
    - oorzaak van pijn niet perse kunnen benoemen
    - weinig verschil in mechanisme van pijndemping
    –> tussen articulaire, myofaciale & zenuw therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

planning van klinisch onderzoek door ernst & irriteerbaarheid

A
  1. ernst
    - vaak eerst snelle testen doen indien vermoeden van pathologie waarvoor doorverwijzing nodig is
    - neurologisch = loss in function
    - test voor indeukingsfractuur = proc. spinosus percussie
  2. hoog irriteerbaar
    - provocerende testen vermijden
    - nadien kan alles pijnlijk zijn = vals-positief
    - minder provocatief werken of eerder reducerend werken
  3. laag irriteerbaar
    - aanhoudend
    - meerdere keren
    - combinatie van bewegingen
    - overdruk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

planning van klinisch onderzoek aan andere factoren

A
  1. provocatie & reductie van pijn
    - linken aan oorzaak bij nociceptief
    - of linken aan pijnmechanisme = sensitisatie
    - afh van primaire hypothese
  2. persoon
    - leeftijd
    - algemene conditie
    - belastbaarheid
  3. uitgangshoudingen
    - mogelijk moeten aanpassen door pijn
    - andere factoren = zwangerschap, …
  4. andere
    - neurologisch onderzoek
    - hypermobiliteit/instabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

articulair probleem

A
  1. vermoeden
    - mechanisch beeld
    - lateraliseerd beeld
    - bewegingsbeperking BFO
    - herkenbare pijn TO
  2. types
    - hypomobiel = rekpijn & compressiepijn in richting van beperking
    –> compressie pijn kan ook bij onderligende pathologie
    - hypermobiel
    - instabiel
  3. therapie
    - pijninhibitie
    - herstel hypomobiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

articulair onderzoek

A
  1. algemeen
    - subjectief = geen normatieve data
    - symptomatisch niveau vergelijken met naburig
  2. testen
    - onbetrouwbaar
    - eenvoudig trainbaar
    - verschillen ook bij klachtenvrije individuen
  3. technieken
    - passief accessorische technieken
    - passief fysiologische technieken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

passief accessorische technieken

A
  1. types testen
    - provocatie test = herkenbare pijnreproduceren
    - functie test = ROM beperking/toename opsporen
    –> amplitude, afweerspanning, eindgevoel, …
  2. interpretatie
    - zelfde test voor verschillende uitkomst maat maar enkel 1 tegelijk beoordelen
    - indien pijn = provocatie met afweerspanning dus ROM controle gaat niet
    - geen pijn = wel functie test
    - voldoende hard duwen = altijd pijnlijk
    –> enkel verhoogde sensitisatie opsporen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

passief accessorische technieken uitvoering

A
  1. uitvoering
    - in functie van uitgevoerde kracht/druk
    - langzaam opbouwen met 2-3 oscillaties per segment
  2. alternatieven
    - lateraal op proc. spin
    - CPA = centraal op proc. spin
    - UPA = unilateraal op facetgewricht
    - bilateraal op proc. transversi
    - diagonaal op proc. transversi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

passief fysiologische technieken

A
  1. algemeen
    - uitvoering na accessorische technieken
    - op beperkte & pijnlijke segmenten
    - ook aangrenzende gewrichten
  2. uitvoering
    - pijnvrije beweging door volledige rom
    - segmentale ROM
    - eindgevoel
    - herevaluatie na therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

andere onderzoeken

A

= 2e bach

  1. myogeen lengte & kracht
  2. controle
    - dissociatie
    - in functionele houding
  3. sensorimotorisch
    - hoog irriteerbaar = niet accuraat
    - bij recurrent verhaal = focus ligt vaak hier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

andere problemen

A
  1. myogeen
    - hypertonie paravertebraal
    - verkorting of te lang
    - kracht vermindering = atrofie of strain
    - hypertrofie
    - disbalans
    - triggerpunten
  2. neurogeen
    - provocatie door lengte of druk
    - functie stoornis = sensoriek, motoriek of reflexen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

selectie van neurogene testen

A
  1. type letsel
    - neuropatie = loss in function = functie testen
    - sensitisatie = gain in function = provocatie testen
  2. voor alles doen
    - gain in function = vals-positieven
    - loss in function = doorverwijzing neuroloog nodig
  3. locatie van letsel
    - zenuwwortels vertrekken van centraal = ruggenmerg
    - lopen naar lateraal & caudaal
    - lateraal letsel = unilateraal 1 wortel op niveau
    - centraal letsel = bilateraal meerdere wortels op/onder niveau
    –> radiculaire klachten groter beeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

neurologisch provocatie onderzoek

A
  1. doel
    - mechanosensitiviteit te testen
    - herkenbare symptomen opwekken
    - door verandering van belasting op neurogeen weefsel
    –> op locatie of op afstand = structurele differentiatie
  2. types testen
    - lengte provocatie
    - druk provocatie
  3. interpretatie
    - hard genoeg duwen = altijd pijn
    - L/R-vergelijken
    - ROM
    - pijn & symptomen = kwaliteit & afgelijnd
    - afweerspanning = muscles protect nerves
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

doelen onderzoek

A
  1. passief accesorisch provocatief = herkenbare pijn
  2. passief accesorisch functie test
    - ROM beperking/toename opsporen tov. niet symptomatische niveaus
    - amplitude
    - afweerspanning
    - eindgevoel
  3. passief fysiologisch
    - segmentale ROM
    - eindgevoel
    - herevaluatie na therapie
  4. neurologisch provocatie
    - L/R-vergelijken
    - ROM
    - pijn & symptomen = kwaliteit & afgelijnd
    - afweerspanning = muscles protect nerves
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

DeWitte niveau’s spieren

A
  1. L2-3 = iliopsoas
  2. L3-4 = quadriceps
  3. L4-5
    - tibialis anterior
    - gluteus maximus/medius
  4. L5-S1
    - peroneus
    - EHL
    - hamstrings
  5. S1-2 = triceps surae
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

DeWitte niveau’s reflexen

A
  1. L2-4 = adductor magnus
  2. L3-4 = quadriceps
  3. L4-5 = gluteus medius
  4. L5-S1 = semitendinosus
  5. S1-2 = achillespees
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

interpretatie van testing

A
  1. utility = US-score
    - hoeveelheid bewijs om test aan te raden
    - 1= voldoende bewijs
    - 2= slechts matig bewijs
    - 3= minimaal tot geen
    - 4= onzekerheid over de waarde van deze test door onvoldoende onderzoek
  2. toepassing op SI-gewricht
    - palpatie SIPS & SIAS = 3
    - sacro-iliacaal BFO = 3
    - femoral thrust = 2
    - andere tests vanderWurff = 3
17
Q

betrouwbaarheid

A
  1. reliability
    - intratester betrouwbaarheid = herhalen zelfde onderzoeker
    - intertester betrouwbaarheid = herhalen verschillende onderzoekers
  2. toetsen
    - ICC intraclass-correlation coefficiënt bij dicotome uitkomst
    - kappacoefficiënt = toevallige overeenkomst vermijden door testen tov. verwacht resultaat
18
Q

andere termen EBM

A
  1. sensitiviteit & specificiteit
    - sensitivity = kans op juist positief
    - specificiteit = kans op juist negatief
  2. ratio’s
    - LR+ positive likelihood ratio = verhouding van juist-positief tov. fals-positief
    - LR- negative likelhood ratio = verhouding van fals-negatief tov. juist-negatief
    - odds-ratio = LR+/LR-
  3. QAUDAS-score
    - kwaliteit van primaire studies evalueren
    - interne & externe validiteit controleren
    - 14 componenten
    - 10+ = hoge kkwaliteit