Verbs 1

Question 1

My son is learning English

Answer 1

Mijn zoon leert Engels

Question 2

We say it

Answer 2

Wij zeggen het

Question 3

I think about her

Answer 3

Ik denk aan haar

Question 4

They are not helping her

Answer 4

Ze helping haar niet

Question 5

Are you standing?

Answer 5

Sta je?

Question 6

He is called Jesper and she is called Roos

Answer 6

Hij heet Jesper en zij heet Roos

Question 7

You are not using the plates

Answer 7

Jullie gebruiken de borden niet

Question 8

Your tea is getting cold

Answer 8

Jouw thee wordt koud

Question 9

Do you need black clothes?

Answer 9

Heb je zwarte kleren nodig?

Question 10

We take the books

Answer 10

Wij nemen de boeken

Question 11

Perhaps you know that

Answer 11

Misschien weet jij dat

Question 12

We do not use pepper

Answer 12

We gebruiken geen peper

Question 13

I am buying a new coat

Answer 13

Ik koop een nieuwe jas

Question 14

I do not use it

Answer 14

Ik gebruik het niet

Question 15

He is becoming a father

Answer 15

Hij wordt vader

Question 16

My father knows everything

Answer 16

Mijn vader weet alles

Question 17

It is raining in the Netherlands but not in Belgium

Answer 17

Het regent in Nederland maar niet in Belgie

Question 18

My parents find birds interesting

Answer 18

Mjn ouders vinden vogels interessant

Question 19

We stay clam

Answer 19

We blijven rustig

Question 20

She likes the shoes

Answer 20

Zij vindt de schoenen leuk

Question 21

He loves everything and everyone

Answer 21

Kij houdt van alles en iedereen

Question 22

She is looking for her glasses

Answer 22

Zij zoekt haar bril

Question 23

The woman is eating an apple because she loves fruit

Answer 23

De vrouw eet en appel want zij houdt van fruit

Question 24

One does not say that

Answer 24

Men zegt dat niet

Question 25

His is standing next to the yellow house

Answer 25

Hij staat naast het gele huis

Question 26

Is she is standing behind me

Answer 26

Staat ze achter me?

Question 27

The boys are called Willem and Jesper

Answer 27

De jongens heten Willem en Jesper

Question 28

She needs a dog

Answer 28

Zij heeft een hond nodig

Question 29

She does not bike

Answer 29

Zij fietst niet

Question 30

I am behind you

Answer 30

Ik sta achter je

Question 31

I work a lot

Answer 31

Ik werkt veel

Question 32

You say sorry

Answer 32

Jij zegt sorry

Question 33

I need the rhino

Answer 33

Ik heb de neushoorn nodig

Question 34

I do not know

Answer 34

Ik weet het niet

Question 35

I do not need much food

Answer 35

Ik heb weinig eten nodig

Question 36

Now it is getting dark

Answer 36

Nu wordt het donker

Question 37

She likes every bird

Answer 37

Ze houdt van idere vogel

Question 38

I am cycling to your children

Answer 38

Ik fiets naar uw kinderen

Question 39

The animal is searching for water

Answer 39

Het diesr zoekt water

Question 40

It is not raining

Answer 40

Het regent niet

Question 41

It rains a lot in the Netherlands

Answer 41

Het regent veel in Nederland

Question 42

He does not say it

Answer 42

Hij zegt het niet

Question 43

We learn a lot about animals

Answer 43

Wij leren veel over dieren

Question 44

I am a man and you are too

Answer 44

Ik ben een man en jij ook

Question 45

I bike

Answer 45

Ik fietst

Question 46

Is it raining?

Answer 46

Is regent het?

Question 47

I like some cats

Answer 47

It houd van sommige katten

Question 48

The men need beer

Answer 48

De mannen hebben bier nodig

Question 49

The boys do not need you

Answer 49

De jongens hebben je niet nodig

Question 50

Do you like dresses?

Answer 50

Houd je van jurken?

Question 51

They tell me yes

Answer 51

Ze zeggen mij ja

Question 52

We learn a lot about animals

Answer 52

Wij leren veel over dieren

Question 53

He is learning the names of all the birds

Answer 53

Hij leert de namen van alle vogels

Question 54

I know a lot but not everything

Answer 54

Ik weet veel, maar niet alles

Question 55

I do not need a man

Answer 55

Ik heb geen mman nodig

Question 56

Everybody gets old

Answer 56

Iedereen wordt oud

Question 57

He does not want to cycle without his mother

Answer 57

Hij wil niet fiestsen zonder zijn moeder