Vervoegingen veelgebruikte Italiaanse werkwoorden deel 3 Flashcards by Myrthe van der Lugt

Q

ik laad op

A

io carico

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

jij laadt op

A

tu carichi

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

hij/zij laadt op

A

lui/lei carica

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

wij laden op

A

noi carichiamo

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

jullie laden op

A

voi caricate

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

zij laden op

A

loro caricano

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ik geef uit

A

io spendo

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

jij geeft ui

A

tu spendi

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

hij/zij geeft uit

A

lui/lei spende

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

wij geven uit

A

noi spendiamo

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

jullie geven uit

A

voi spendete

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

zij geven uit

A

loro spendono

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ik bespreek

A

io prenoto

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

jij bespreekt

A

tu prenoti

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

hij/zij bespreekt

A

lui/lei prenota

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

wij bespreken

A

noi prenotiamo

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

jullie bespreken

A

voi prenotate

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

zij bespreken

A

loro prenotano

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ik beloof

A

io prometto

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

jij belooft

A

tu prometti

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

hij/zij belooft

A

lui/lei promette

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

wij beloven

A

noi promettiamo

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

jullie beloven

A

voi promettete

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

zij beloven

A

loro promettono

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

ik nodig uit

io invito

jij nodigt uit

tu inviti

hij/zij nodigt uit

lui/lei invita

wij nodigen uit

noi invitiamo

jullie nodigen uit

voi invitate

zij nodigen uit

loro invitano

ik vergeet

io dimentico

jij vergeet

tu dimentichi

hij/zij vergeet

lui/lei dimentica

wij vergeten

noi dimentichiamo

jullie vergeten

voi dimenticate

zij vergeten

loro dimenticano

ik neem

io prendo

jij neemt

tu prendi

hij/zij neemt

lui/lei prende

wij nemen

noi prendiamo

jullie nemen

voi prendete

zij nemen

loro prendono

ik lees

io leggo

jij leest

tu leggi

hij/zij leest

lui/lei legge

wij lezen

noi leggiamo

jullie lezen

voi leggete

zij lezen

loro leggono

ik behaag/bekoor

io piaccio

jij behaagt/bekoort

tu piaci

hij/zij behaagt/bekoort

lui/lei piace

wij behagen/bekoren

noi piaciamo

jullie behagen/bekoren

voi piacete

zij behagen/bekoren

loro piacciono

ik ga uit

io esco

jij gaat uit

tu esci

hij/zij gaat uit

lui/lei esce

wij gaan uit

noi usciamo

jullie gaan uit

voi uscite

zij gaan uit

loro escono

ik ken

io conosco

jij kent

tu conosci

hij/zij kent

lui/lei conosce

wij kennen

noi conosciamo

jullie kennen

voi conoscete

zij kennen

loro conoscono

ik weet/ken

io so

jij weet/kent

tu sai

hij/zij weet/kent

lui/lei sa

wij weten/kennen

noi sappiamo

jullie weten/kennen

voi sapete

zij weten/kennen

loro sanno