voc 1 Flashcards
moeilijke woorden (51 cards)
1
Q
essentieel
A
primordial
2
Q
ongehuwd samenwonen
A
union libre
3
Q
onwettig kind
A
un enfant naturel
4
Q
gezamenlijk
A
conjointement
5
Q
geregistreerd partnerschap
A
PACS
6
Q
vruchtbaarheid
A
la fécondaire
7
Q
een relatie
A
un rapport
8
Q
onenigheid
A
une contestation
9
Q
gezin
A
une cellule familiale
10
Q
verankerd zijn
A
être ancré
11
Q
vroeger
A
autrefois
12
Q
op zichzelf gaan wonen
A
se décohabiter
13
Q
zorgelijk
A
précaire
14
Q
boven iets
A
au-delà de
15
Q
weergave
A
un reflet
16
Q
op zoek zijn nr iets
A
être en quête de qc
17
Q
zich distantiëren van iem
A
se démarquer de qn
18
Q
zich doen gelden als
A
s’affirmer en tant de
19
Q
afkorting
A
un sigle
20
Q
lijken op
A
s’apparenter
21
Q
lidmaatschap
A
une appartenance
22
Q
iem gelijkstellen aan
A
assimiler qn à
23
Q
mediasatie
A
médiatisation
24
Q
onderhouden
A
entretenir
25
afgoderij
l'idolâtrie
26
koud voorgerecht
un hors-d'oevre
27
hoofdschotel
un plat de résistance
28
kostbaar
onereux
29
overgewicht
surpoids
30
op gebied v iets
sur le plan de qc
31
golflengte
la longeur d'ondes
32
te midden van
au sein de qc
33
overhand hebben
primer
34
slappe lach
le fou rire
35
steun
un réconfort
36
ietss aankaarten
aborder qc
37
gesloten worden
se nouer
38
bij de dag
au jour le jour
39
nadruk leggen op iets
insister sur qc
40
liefdesverdriet
un chagrin d'amour
41
kortstondig
éphémère
42
vroegrijp
precoce
43
achteloosheid
le désinvolture
44
bijdrage/premie
une colisation
45
pensioensparen
une épargne-retraite
46
de ernst
la gravité
47
iemand iets verschaffen
procurer à qn
48
beperkte middelen
de condition modeste
49
vrijstelling van kosten
gratuité
50
verstoten
rejeter
51
minimumpensioen
un minimum vieillesse