voc 5 Flashcards
enkel moeilijk (66 cards)
1
Q
ontvolking van platteland/stad
A
exodus rural/urbain
2
Q
plattelandsbewoners
A
les ruraux
3
Q
arbeidersvoorstad
A
banlieue ouvrière
4
Q
plan vr ruimtelijke orde
A
le plan d’aménagement
5
Q
regionale groeikern
A
le métropole regionale d’équilibre
6
Q
rand van stad (adj)
A
rurbain
7
Q
iets verlaten
A
délaisser qc
8
Q
aan rand v stad gelegen
A
périphérique
9
Q
wekelijkse arbeidsduur
A
la durée hebdomadaire du travail
10
Q
minimumloon
A
SMIC
11
Q
invoeren
A
instaurer
12
Q
variabele werktijden
A
un horaire à la carte
13
Q
beroep doen op
A
avoir recours à
14
Q
combineren
A
concilier
15
Q
zaaien
A
semer
16
Q
landbouwer
A
un exploitant
17
Q
sterk ontwikkeld
A
poussé
18
Q
metselaar
A
un maçon
19
Q
timmerman
A
un menuisier
20
Q
ambacht
A
l’artisanat
21
Q
herwaardering
A
la revalorisation
22
Q
klantenkring
A
la clientèle
23
Q
beroepen uit het middenkader
A
les professions intermédiares
24
Q
opzichter
A
un agent de maîtrise
25
ambtenaar
fonctionnaire
26
ambtsbedekker
un titulaire
27
in opdracht van
pour le compte de
28
aan de lopende band
à la chaîne
29
voorman
un contremaître
30
toenemen
s'accroître
31
vakbondsafgevaardigde
un délégué syndical
32
eis
une revendication
33
oproep
un mot d'ordre
34
iets gedaan krijgen
obtenir gain de cause
35
gezond maken
assainir
36
getroffen
atteint
37
baan zonder toekomst
un emploi précaire
38
bijdrage
une cotisation
39
werkgevers
le patronat
40
sparen
faire des économies
41
werkzoekende
démandeur
42
uwv
le Pôle d'emploi
43
toucher
ontvangen
44
vergoeding
une indamnité
45
storten, overmaken
verser
46
bijscholingscursus
un stage de recyclage
47
omscholing
une reconversion
48
ongeacht
confondu
49
oplopen tot
s'élever à
50
op toekomst gerichte studie
une filière d'avenir
51
uitdaging
un défi
52
aanbevelen
préconiser
53
herstel
un redressement
54
met zekerheid
à coup sûr
55
permanente educatie
la formation continue
56
tegenstander
un adversaire
57
een nadeel
un inconvénient
58
een troef
un atout
59
beslissende fase
une étape-clé
60
bekwaamheid
une aptitude
61
gesprekspartner
un interlocateur
62
zenuwachtig zijn
avoir le trac
63
verlagen
abaisser
64
verhogen
ahausser
65
voortdurend
incessant
66
alomtegenwoordigheid
omniprésence
