vocabulair p.312 Flashcards
(36 cards)
1
Q
het cijfer
A
la chiffre
2
Q
de kromme lijn, de curve
A
la coubre
3
Q
de grafiek
A
le graphique
4
Q
het aantal
A
le nombre
5
Q
het marktaandeel
A
la part de marché
6
Q
de piek
A
le pic
7
Q
het percentage, het cijfer, het gehalte
A
le taux
8
Q
de rentevoet
A
le taux d’intérêt
9
Q
de waarde
A
la valeur
10
Q
het aandeel
A
l’action
11
Q
de aandelenkoers
A
le cours des actions
12
Q
de cryptomunt (2)
A
la cryptomonnaie
la monnaie cryptographique
13
Q
de stijging
A
l’augmentation
14
Q
de daling
A
la baisse
15
Q
de val
A
la chute
16
Q
de groei
A
la croissance
17
Q
de daling, de vermindering
A
la diminution
18
Q
de schommeling
A
la fluctuation
19
Q
de stijging (2)
A
la hausse
la montée
20
Q
de terugval
A
le recul
21
Q
de terugtrekking, de terugslag
A
le repli
22
Q
bereiken
A
atteindre
23
Q
stijgen, toenemen
A
augmenter
24
Q
dalen
A
baisser
25
vallen, sterk dalen
chuter
26
groeien
croître
27
verminderen, afnemen
diminuer
28
schommelen
fluctuer
29
achteruitgaan, terrein verliezen
reculer
30
opnieuw stijgen
remonter
31
ineenstorten
s'effondrer
32
bedragen
s'élever à
33
sterk toenemen
s'envoler
34
afnemen
se replier
35
stabiliseren
se stabiliser
36
stagneren, op hetzelfde niveau blijven
stagner
