Vocabulary Flashcards
(296 cards)
1
Q
man
A
de man
2
Q
woman
A
de vrouw
3
Q
boy
A
de jongen
4
Q
child
A
het kind
5
Q
girl
A
het meisje
6
Q
apple
A
de appel
7
Q
milk
A
de melk
8
Q
juice
A
het sap
9
Q
water
A
het water
10
Q
bread
A
het brood
11
Q
sandwich
A
de boterham
12
Q
rice
A
de rijst
13
Q
newspaper
A
de krant
14
Q
menu
A
het menu
15
Q
book
A
het boek
16
Q
maybe, possibly, perhaps
A
misschien
17
Q
how
A
hoe
18
Q
English
A
Engels
19
Q
Dutch
A
Nederlands
20
Q
fish (singular)
A
de vis
21
Q
orange (fruit)
A
de sinaasappel
22
Q
wine
A
de wijn
23
Q
coffee
A
de koffie
24
Q
egg
A
het ei
25
chicken
de kip
26
board, plate
het bord
27
sugar
de suiker
28
lunch
het middageten
29
breakfast
het ontbijt
30
cheese
de kaas
31
fruit
het fruit
32
pasta
de pasta
33
lunch
de lunch
34
beer (uncountable)
het bier
35
beef
het rundvlees
36
soup
de soep
37
tomato
de tomaat
38
strawberry
de aardbei
39
lemon
de citroen
40
lime
de limoen
41
dinner, supper
het avondeten
42
meat
het vlees
43
meal
de maaltijd
44
tea
de thee
45
pork
het varkensvlees
46
vegetarian
de vegetariër
47
food, eating
het eten
48
vegetable
de groente
49
pepper
de peper
50
thirst
de dorst
51
oil
de olie
52
hunger
de honger
53
banana
de banaan
54
salt
het zout
55
tasty, nice, delicious
lekker
56
cat
de kat
57
animal
het dier
58
dog
de hond
59
horse
het paard
60
bird
de vogel
61
bear
de beer
62
mouse
de muis
63
crab
de krab
64
spider
de spin
65
elephant
de olifant
66
duck
de eend
67
turtle
de schildpad
68
rabbit
het konijn
69
cow
de koe
70
rhinoceros
de neushoorn
71
horn
de hoorn
72
sheep (singular)
het schaap
73
deer
het hert
74
tail
de staart
75
goose
de gans
76
owl
de uil
77
big, large, great
groot
78
small
klein
79
long, tall
lang
80
fast
snel
81
slow
langzaam
82
short
kort
83
soft
zacht
84
hard, heavy
zwaar
85
light
licht
86
strong
sterk
87
weak
zwak
88
young
jong
89
old
oud
90
sweet
zoet
91
sour
zuur
92
bad
slecht
93
important
belangrijk
94
difficult
moeilijk
95
cheap
goedkoop
96
interesting
interessant
97
free of charge
gratis
98
full
vol
99
empty
leeg
100
expensive
duur
101
fresh
vers
102
warm, hot
warm
103
cold
koud
104
to feel cold
het koud hebben
105
quiet
rustig
106
wet
nat
107
dry
droog
108
clean
schoon
109
just like
net zoals
110
shoe
de schoen
111
dress
de jurk
112
coat
de jas
113
skirt
de rok
114
(small) skirt
het rokje
115
clothes
kleren
116
clog (footwear)
de klomp
117
trousers (singular)
de broek
118
hat
de hoed
119
suit
het pak
120
mister
de meneer
121
madam
de mevrouw
122
to rain cats and dogs
pijpenstelen regenen
123
enough
genoeg
124
everyone
iedereen
125
someone
iemand
126
something, somewhat
iets
127
nobody, no one
niemand
128
nothing
niets
129
what
wat
130
a lot, many
veel
131
little, few
weinig
132
all
alle
133
some
sommige
134
everything
alles
135
several
verscheidene
136
different
verschillende
137
a couple
een paar
138
each, every
elke
139
some, any
enig
140
a few, some
enkele
141
each, any
ieder
142
orange (color)
oranje
143
green
groen
144
gray
grijs
145
pink
roze
146
white
wit
147
brown
bruin
148
blue
blauw
149
yellow
geel
150
black
zwart
151
color
de kleur
152
red
rood
153
colorful
kleurrijk
154
purple
paars
155
flag
de vlag
156
in
in
157
at / by
bij
158
between
tussen
159
on, to, at
aan
160
the Netherlands
Nederland
161
Belgium
België
162
for, before
voor
163
up, onto, on, upon
op
164
from, out
uit
165
near, close, nigh
vlakbij
166
to
naar
167
with
met
168
without
zonder
169
from
van
170
towards
toe
171
after
na
172
station
het station
173
next to, beside
naast
174
during
tijdens
175
through
door
176
because of
vanwege
177
near, close
dichtbij
178
behind
achter
179
against
tegen
180
while, during
terwijl
181
about, over
over
182
under
onder
183
with (+verb)
mee
184
except
behalve
185
what
wat
186
which
welk
187
why
waarom
188
where
waar
189
how much / how many
hoeveel
190
answer
het antwoord
191
question
de vraag
192
who
wie
193
whose
wiens
194
when
wanneer
195
hundred
honderd
196
thousand
duizend
197
million
miljoen
198
first
eerst
199
third
derde
200
fourth
vierde
201
last
laatst
202
more
meer
203
then
dan
204
less
minder
205
so much
zoveel
206
too (as in "too much")
te
207
number
het nummer
208
amount
de hoeveelheid
209
sum
de som
210
average
gemiddeld
211
total (adj)
totaal
212
majority
de meerderheid
213
meter
de meter
214
half
de helft
215
average
het gemiddelde
216
total (noun)
het totaal
217
or
of
218
but
maar
219
then
dan
220
because
want
221
both...and
zowel...als
222
adv. nevertheless, yet
noch
223
also, too, as well
ook
224
so, therefore, thus
dus
225
only
alleen
226
although, though
alhoewel
227
since, because, considering
aangezien
228
that
dat
229
when
wanneer
230
so that
zodat
231
because
omdat
232
because of that, due to that
doordat
233
till, until, as far as
totdat
234
as soon as, as ever, once
zodra
235
while, during
terwijl
236
if
indien
237
provided that, as long as
mits
238
unless
tenzij
239
before, prior to
voordat
240
this evening
vanavond
241
time
de tijd
242
day
de dag
243
morning
de ochtend
244
evening
de avond
245
night
de nacht
246
morning; tomorrow
de morgen
247
afternoon
de middag
248
today
vandaag
249
tomorrow evening
morgenavond
250
Tuesday
dinsdag
251
Wednesday
woensdag
252
Thursday
donderdag
253
Friday
vrijdag
254
Saturday
zaterdag
255
Sunday
zondag
256
Monday
maandag
257
year
het jaar
258
week
de week
259
how long
hoelang
260
moment
het moment
261
age
de leeftijd
262
hour, o'clock
het uur
263
month
de maand
264
January
januari
265
February
februari
266
March
maart
267
April
april
268
May
mei
269
June
juni
270
July
juli
271
August
augustus
272
September
september
273
October
oktober
274
November
november
275
December
december
276
calendar
de kalender
277
date (day of a year)
de datum
278
birthday
de verjaardag
279
period
de periode
280
century
de eeuw
281
spring (season)
de lente
282
summer
de zomer
283
autumn
de herfst
284
winter
de winter
285
season
het seizoen
286
at, around
om
287
late
laat
288
half
half
289
quarter
het kwart
290
minute
de minuut
291
second (of time)
de seconde
292
occasion, time (as in "How many times")
de keer
293
per, a
per
294
bit, little bit
het beetje
295
the decade
het decennium
296
till, until, to
tot
