Vocabulary 3 Flashcards

(379 cards)

1
Q

this (de-nouns); these

A

deze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

that (de-nouns); those

A

die

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

this (het-nouns)

A

dit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

that (het-nouns)

A

dat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

such (uncountable het-nouns)

A

zulk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

such (uncountable de-nouns; plural)

A

zulke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

such a

A

zo’n

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

something like that, such a thing

A

zoiets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

the same (de-nouns; plural)

A

dezelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

the same (het-nouns)

A

hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

other, another, different

A

andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

others

A

anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

both

A

beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

both (of them)

A

beiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

nothing (not “niets”)

A

niks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

not a single, not any

A

geen enkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

the one who

A

degene die, diegene die

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

orphan

A

de wees

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

spacious, capacious, roomy

A

ruim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

once, one time

A

een keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

cup (such as coffee cup, not “beker”)

A

het kopje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

telephone call

A

het telefoontje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

about it

A

erover

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

quick question (diminutive of “question”)

A

het vraagje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
to put in
indoen
26
note, banknote, memo
het briefje
27
box, case (diminutive)
het doosje
28
lemon (diminutive)
het citroentje
29
kitten, kitty
het katje
30
small bell, phone call
het belletje
31
window (diminutive)
het raampje
32
to open
opendoen
33
family (household)
het gezin
34
museum (diminutive)
het museumpje
35
basket (diminutive)
het mandje
36
thing, thingy
het dingetje
37
male animal, small man
het mannetje
38
chainlet, (thin) necklace
het kettinkje
39
king (diminutive)
het koninkje
40
beer (countable)
het biertje
41
glass (diminutive)
het glaasje
42
cottage
het huisje
43
granny, little grandma
het omaatje
44
leaf (diminutive), small sheet of paper
het blaadje
45
little boy (diminutive of "boy")
het jongetje
46
egg (diminutive)
het eitje
47
(lttle) boy
het jongetje
48
(little) leaf
het blaadje
49
France
Frankrijk
50
Germany
Duitsland
51
motorcycle
de motorfiets
52
train
de trein
53
car
de auto
54
bicycle
de fiets
55
bus
de bus
56
metro, subway
de metro
57
arrival
de aankomst
58
airplane
het vliegtuig
59
departure
het vertrek
60
suitcase
de koffer
61
boat
de boot
62
ship
het schip
63
ferry
de veerboot
64
sailboat
de zeilboot
65
ships
de schepen
66
guide
de gids
67
adventure
het avontuur
68
backpack
de rugzak
69
tram
de tram
70
station
het station
71
tourist
de toerist
72
international
internationaal
73
flight
de vlucht
74
east
het oosten
75
south
het zuiden
76
west
het westen
77
abroad
het buitenland
78
north
het noorden
79
south of
ten zuiden van
80
by, at
ten
81
passport
het paspoort
82
the application; request; inquiry
de aanvraag
83
visa
het visum
84
embassy
de ambassade
85
sights (tourist attractions)
de bezienswaardigheden
86
transportation
het vervoer
87
to turn
afslaan
88
right, on the right
rechts
89
left, to the left
links
90
straight, straight ahead
rechtdoor
91
left (turn)
linksaf
92
right (turn)
rechtsaf
93
side
de kant
94
afraid, scared
bang
95
sad; gloomy
verdrietig
96
fantastic
fantastisch
97
beautiful, nice, pretty
mooi
98
stupid
stom
99
ugly
lelijk
100
clever, smart
slim
101
nowhere; not...anything; not...anywhere
nergens
102
traditional
traditioneel
103
modern
modern
104
positive
positief
105
negative
negatief
106
wrong
verkeerd
107
normal
normaal
108
excellent, outstanding, fine
uitstekend
109
special
speciaal
110
personal
persoonlijk
111
future
toekomstig
112
local
lokaal
113
real, true
echt
114
available
beschikbaar
115
own (adjective)
eigen
116
following, next
volgend
117
recent
recent
118
wooden
houten
119
open
open (adjective)
120
gold, golden
gouden
121
left side
de linkerkant
122
gone
weg
123
treatment, handling
de behandeling
124
possible
mogelijk
125
final, definitive
definitief
126
new
nieuw
127
familiar, known
bekend
128
bilingual
tweetalig
129
living
leven
130
impossible
onmogelijk
131
efficient
efficiënt
132
serious
serieus
133
professional
professioneel
134
opposite
tegengesteld
135
entire, whole; very
heel
136
responsible
verantwoordelijk
137
useful, convenient, skillful
handig
138
general, common; public
algemeen
139
cultural
cultureel
140
religious
gelovig
141
historic
historisch
142
independent
onafhankelijk
143
popular
populair
144
official
officieel
145
first
eerst
146
famous
beroemd
147
tolerant
tolerant
148
main engine
de hoofdmotor
149
baby
de baby
150
person
de persoon
151
enemy
de vijand
152
friend (female), girlfriend
de vriendin
153
boyfriend, little friend
het vriendje
154
public
het publiek
155
population
de bevolking
156
committee
het comité
157
community
de gemeenschap
158
conference
de conferentie
159
foundation
de stichting
160
generation
de generatie
161
human, person, man
de mens
162
culture
de cultuur
163
youth
de jeugd
164
village
het dorp
165
couple
het koppel
166
individual
het individu
167
citizen, civilian
de burger
168
victim
het slachtoffer
169
lady
de dame
170
engaged
verloofd
171
married
getrouwd
172
widower
de weduwnaar
173
widow
de weduwe
174
divorced
gescheiden
175
relationship, relation
de relatie
176
gay person
de homo
177
straight person
de hetero
178
Spaniard (female)
de Spaanse
179
Dutchman
de Nederlander
180
American (male)
de Amerikaan
181
Dutchwoman
de Nederlandse
182
Spanish man, Spaniard (male)
de Spanjaard
183
American (female)
de Amerikaanse
184
gender
het geslacht
185
to wash (oneself)
(zich) wassen
186
to imagine
zich voorstellen
187
to recall; to remember
zich herinneren
188
behave
zich gedragen
189
each other, one another
elkaar
190
to feel
zich voelen
191
to move (oneself)
zich bewegen
192
to be (located, in a state or condition), to find oneself
zich bevinden
193
to be interested (in)
zich interesseren (voor)
194
to shave (oneself)
(zich) scheren
195
to hurry
zich haasten
196
to get dressed
zich aankleden
197
to be bored
zich vervelen
198
to look forward
zich verheugen
199
to change (clothes)
zich omkleden
200
to afford
zich veroorloven
201
to wonder (to oneself)
zich afvragen
202
to be ashamed
zich schamen
203
to be annoyed
zich ergeren
204
to be mistaken
zich vergissen
205
to be surprised; to be amazed
zich verbazen
206
(have) learned
(hebben) geleerd
207
(have) eaten; (ate)
(hebben) gegeten
208
(have) read
(hebben) gelezen
209
(have) seen; (saw)
(hebben) gezien
210
yesterday
gisteren
211
just (now)
net
212
(have) spoken; (spoke)
(hebben) gesproken
213
(have) written; (wrote)
(hebben) geschreven
214
(have) paid
(hebben) betaald
215
(have) drunk; (drank)
(hebben) gedronken
216
ago
geleden
217
(have) slept
(hebben) geslapen
218
(have) played
(hebben) gespeeld
219
(have) listened
(hebben) geluisterd
220
(have) stood
(hebben) gestaan
221
(have) said
(hebben) gezegd
222
(have) taken; (took)
(hebben) genomen
223
(have) rained
(hebben) geregend
224
(have) used
(hebben) gebruikt
225
(have) run; (ran)
(zijn) gerend
226
(have) cooked
(hebben) gekookt
227
(have) gone; (went)
(zijn) gegaan
228
(have) swum; (swam)
(hebben) gezwommen
229
(have) cycled
(hebben) gefietst
230
(have) come; (came)
(zijn) gekomen
231
(have) changed; (have) transformed; (have) turned
(zijn) veranderd
232
(have) arrived
(zijn) aangekomen
233
(have) stopped
(zijn) gestopt
234
(have) happened
(zijn) gebeurd
235
(have) become; (became)
(zijn) geworden
236
(have) followed
(hebben) gevolgd
237
(have) walked
(hebben) gelopen
238
(have) heard
(hebben) gehoord
239
(have) done; (did)
(hebben) gedaan
240
(have) asked
(hebben) gevraagd
241
(have) been; (were)
(zijn) geweest
242
(have) had
(hebben) gehad
243
(have) received
(hebben) gekregen
244
(have) given; (gave)
(hebben) gegeven
245
(have) begun; (began)
(zijn) begonnen
246
(have) tried
(hebben) geprobeerd
247
(have) felt
(hebben) gevoeld
248
(have) sold
(hebben) verkocht
249
(have) opened
(hebben) geopend
250
(have) bought
(hebben) gekocht
251
(have) stayed
(zijn) gebleven
252
(have) made
(hebben) gemaakt
253
(have) sung; (sang)
(hebben) gezongen
254
(have) traveled
(hebben) gereisd
255
(have) left; (have) departed
(zijn) vertrokken
256
(have) counted
(hebben) geteld
257
(have) lived
(hebben) gewoond
258
(have) waited
(hebben) gewacht
259
(have) driven; (drove)
(zijn) gereden
260
(have) designed
(hebben) ontworpen
261
(have) visited
(hebben) bezocht
262
(have) searched (for)
(hebben) gezocht
263
(have) shown; (showed)
(hebben) getoond
264
(have) worked
(hebben) gewerkt
265
(have) brought
(hebben) gebracht
266
flower
de bloem
267
grass
het gras
268
tree
de boom
269
wood
het hout
270
forest
het bos
271
tulip
de tulp
272
plant
de plant
273
moon
de maan
274
sun
de zon
275
planet
de planeet
276
space
de ruimte
277
earth, soil
de aarde
278
to orbit; to revolve; to turn
draaien
279
star
de ster
280
galaxy
het sterrenstelsel
281
asteroid
de asteroïde
282
the Milky Way
de Melkweg
283
universe
het universum
284
solar system
het zonnestelsel
285
world
de wereld
286
land, country
het land
287
mountain
de berg
288
river
de rivier
289
gorge, gap
de kloof
290
landscape; scenery
het landschap
291
cave
de grot
292
volcano
de vulkaan
293
field
het veld
294
crop
het gewas
295
desert
de woestijn
296
cliff
de klif
297
ground, floor, soil
de grond
298
hill
de heuvel
299
stone
de steen
300
nature
de natuur
301
heat
de hitte
302
climate
het klimaat
303
air, sky
de lucht
304
ice; ice cream
het ijs
305
the cold
de kou
306
hard, firm
hard
307
sand
het zand
308
atmosphere
de atmosfeer
309
light
het licht
310
smoke
de rook
311
fire
het vuur
312
gas; petrol
het gas
313
dust
het stof
314
warm
warm
315
(are being) called
(worden) gebeld (passive)
316
(are being) supported
(worden) gesteund
317
(are being) presented
(worden) gepresenteerd
318
(have been) washed
(zijn) gewassen
319
(there was/has been) singing
(er is) gezongen
320
(have been) saved
(zijn) gered
321
(there is) dancing
(er wordt) gedanst
322
(there was/has been) laughing; (there was/has been) laughter
(er is) gelachen
323
pen
de pen
324
school
de school
325
teacher (male)
de leraar
326
education
het onderwijs
327
program, application
het programma
328
notes
de aantekeningen
329
education; upbringing
de opvoeding
330
(have) raised
(hebben) opgevoed
331
to teach; to educate
onderwijzen
332
library
de bibliotheek
333
example; instance
het voorbeeld
334
test
de toets
335
to teach
lesgeven
336
study, course
de studie
337
part; section; piece
het gedeelte
338
application; entry
de aanmelding
339
to offer
aanbieden
340
course
de cursus
341
lesson; class
de les
342
idea
het idee
343
institute
het instituut
344
word
het woord
345
knowledge
de kennis
346
chapter
het hoofdstuk
347
exercise; practice
de oefening
348
class; grade
de klas
349
university
de universiteit
350
lecture
de lezing
351
explanation
de uitleg
352
difficulty
de moeilijkheid
353
preparation
de voorbereiding
354
professor
de professor
355
presentation
de presentatie
356
lecture; college
het college
357
objective; target; purpose
de doelstelling
358
sentence; phrase; purpose
de zin
359
to mean
betekenen
360
page
de pagina
361
meaning; significance
de betekenis
362
training; practice
de training
363
document
het document
364
report; account
het verslag
365
history, story
de geschiedenis
366
geography
de aardrijkskunde
367
linguistics
de taalkunde
368
medicine (study of)
de geneeskunde
369
(have) studied
(hebben) gestudeerd
370
mathematics
de wiskunde
371
chemistry
de scheikunde
372
physics
de natuurkunde
373
(have) chosen
(hebben) gekozen
374
philosophy
de filosofie
375
sociology
de sociologie
376
literature science; literary science; literature (study of)
de literatuurwetenschap
377
homework
het huiswerk
378
to do homework
huiswerk maken
379
to choose
kiezen