Vocabulary 4 Flashcards
(301 cards)
1
Q
was (singular)
A
was
2
Q
ate
A
aten, at
3
Q
were (plural)
A
waren
4
Q
drank
A
dronk, dronken
5
Q
cooked
A
kookte, kookten
6
Q
went
A
ging, gingen
7
Q
rained
A
regende
8
Q
loved
A
hielden van
9
Q
spoke
A
sprak, spraken
10
Q
found
A
vond, vonden
11
Q
walked
A
liep, liepen
12
Q
played
A
speelde, speelden
13
Q
said
A
zeiden
14
Q
listened
A
luisterde, luisterden
15
Q
heard
A
hoorde, hoorden
16
Q
saw
A
zagen
17
Q
began
A
begon, begonnen
18
Q
called
A
belde, belden
19
Q
had
A
hadden
20
Q
made
A
maakte, maakten
21
Q
thought
A
dacht, dachten
22
Q
used
A
gebruikte, gebruikten
23
Q
tried
A
probeerde, probeerden
24
Q
took
A
nam, namen
25
wrote
schreef, schreven
26
came
kwam, kwamen
27
died
stierf, stierven
28
watched
keken
29
gave
gaf, gaven
30
felt (past of "to feel")
voelde, voelden
31
stopped
stopte, stopten
32
knew (was familiar with)
kende, kenden
33
happened
gebeurde, gebeurden
34
opened
opende, openden
35
knew
wist, wisten
36
received, got
kregen
37
stayed, continued
bleef, bleven
38
read (simple past tense)
las, lazen
39
paid
betaalde, betaalden
40
slept
sliep, sliepen
41
talked
praatten
42
stood
stond, stonden
43
had to
moesten
44
wanted
wilde, wilden
45
could
konden
46
was allowed
mochten
47
rain
de regen
48
wind
de wind
49
weather
het weer
50
to shine, seem
schijnen
51
rainshower
de regenbui
52
to snow
sneeuwen
53
to hail
hagelen
54
hail
de hagel
55
tornado
de tornado
56
hurricane
de orkaan
57
flood
de overstroming
58
temperature
de temperatuur
59
degrees (temperature)
de graden
60
hot
heet
61
windy
winderig
62
damp, humid
vochtig
63
thermometer
de thermometer
64
sunny
zonnig
65
cloudy
bewolkt
66
misty
mistig
67
cloud
de wolk
68
frost
de vorst
69
rainbow
de regenboog
70
mist
de mist
71
weather forecast
de weervoorspelling
72
thunder
de donder
73
lightning
de bliksem
74
storm, gale
de storm
75
(have) predicted
(hebben) voorspeld
76
thunderstorm
het onweer
77
to predict
voorspellen
78
(we/you/they) became
werden
79
(was being) washed
(werden) gewassen
80
(was being) stolen
(werden) gestolen
81
to add, include
toevoegen
82
to break
breken
83
to win
winnen
84
day after tomorrow
overmorgen
85
to cover
bedekken
86
to receive
ontvangen
87
to miss (e.g., someone)
missen
88
love
de liefde
89
honour
de eer
90
humour
de humor
91
beauty
de schoonheid
92
hope
de hoop
93
the good
het goede
94
evil
het kwaad
95
life
het leven
96
self-control
de zelfbeheersing
97
chaos
de chaos
98
death
de dood
99
fascination
de fascinarie
100
ability
het vermogen
101
dream
de droom
102
energy
de energie
103
faith, belief
het geloof
104
liberty, freedom
de vrijheid
105
crime, criminality
de criminaliteit
106
improvement
de verbetering
107
information
de informatie
108
peace, tranquility
de vrede
109
imagination
de verbeelding
110
opinion
de mening
111
is in need of
heeft behoefte aan
112
conscience
het geweten
113
skill
de vaardigheid
114
poverty
de armoede
115
truth, reality
de waarheid
116
sleep
de slaap
117
reality
de werkelijkheid
118
(have) changed (one's) mind
(zijn) van gedachten veranderd
119
thoughts, ideas
de gedachten
120
hospitality
de gastvrijheid
121
childhood
de kindertijd
122
have fun
veel plezier
123
honesty
de eerlijkheid
124
possibility, option
de mogelijkheid
125
kindness, friendliness
de vriendelijkheid
126
effort, difficulty
de moeite
127
motivation
de motivatie
128
pleasure, fun
het plezier
129
power, might
de macht
130
patience
het geduld
131
occasion, opportunity
132
point
de punt
133
success
het succes
134
pity, compassion
het medelijden
135
difference
het verschil
136
interest, importance
het belang
137
to create
creëren
138
(have created)
(hebben) gecreëerd
139
(have) found
(hebben) gevonden
140
(have) broken, broke
(hebben) gebroken
141
to decide
besluiten
142
(have) decided
(hebben) besloten
143
(have) returned (something)
(hebben) teruggebracht
144
by that time
tegen die tijd
145
(have) died
(zijn) gestorven
146
just as...as (comparative)
net zo...als
147
as...as (comparative)
even...als
148
over, more than
meer dan
149
larger, bigger
150
more important
belangrijker
151
smaller
kleiner
152
longer, taller
langer
153
harder
harder
154
faster
sneller
155
weaker
zwakker
156
softer, milder
zachter
157
heavier
zwaarder
158
younger
jonger
159
older
ouder
160
more expensive
duurder
161
stronger
sterker
162
fastest
snelst
163
smallest
kleinst
164
hardest
hardst
165
longest
langst
166
biggest
grootst
167
most important
belangrijkst
168
heaviest
zwaarst
169
softest
zachtst
170
most expensive
duurst
171
youngest
jongst
172
oldest
oudst
173
strongest
sterkst
174
better
beter
175
preferably, rather, first
liever
176
least
minst
177
best
best
178
most
meest
179
best of all
allerbest
180
fastest of all
allersnelst
181
most preferable
liefst
182
vacation, holiday
de vakantie
183
continent
het continent
184
mountain
de berg
185
ocean
de oceaan
186
map, menu, card
de kaart
187
sea
de zee
188
to discover
ontdekken
189
mountain range
de bergketen
190
direction, course
de richting
191
hemisphere
het halfrond
192
northern, northerly
noordelijk
193
from
vandaan
194
western, westerly
westelijk
195
eastern, easterly
oostelijk
196
southern, southerly
zuidelijk
197
Asia
Azië
198
Antarctica
Antarctica
199
Europe
Europa
200
South America
Zuid-Amerika
201
Australia
Australië
202
North America
Noord-Amerika
203
Africa
Afrika
204
Poland
Polen
205
Romania
Roemenië
206
Hungary
Hongarije
207
Russia
Rusland
208
Ukraine
Oekraïne
209
Czech Republic
Tsjechië
210
Norway
Noorwegen
211
Scotland
Schotland
212
Sweden
Zweden
213
native country, country of birth
het geboorteland
214
Denmark
Denemarken
215
Ireland
Ierland
216
Italy
Italië
217
Turkey (country)
Turkije
218
India
India
219
Greece
Griekenland
220
Portugal
Portugal
221
Spain
Spanje
222
South Korea
Zuid-Korea
223
Indonesia
Indonesië
224
Japan
Japan
225
Thailand
Thailand
226
Vietnam
Vietnam
227
China
China
228
Berlin
Berlijn
229
The Alps
de Alpen
230
the Mediterranean Sea
de Middellandse Zee
231
the Rhine
de Rijn
232
to flow, stream
stromen
233
London
Londen
234
England
Engeland
235
Paris
Parijs
236
would
zouden
237
should
zouden...moeten
238
could
zouden...kunnen
239
would have
zouden...zijn, zouden...hebben
240
who, whom
wie
241
that ('de' words); those; who (when NOT preceded by a preposition)
die
242
that ('het' words and unidentified/invisible objects); which (when preceding explanatory information)
dat
243
whose
van wie, wiens
244
communication
de communicatie
245
network
het netwerk
246
text
de tekst
247
the press (journalistic)
de pers
248
comment
de opmerking
249
to tell
vertellen
250
story, tale
het verhaal
251
the news
het nieuws
252
mail
de post
253
report, message
het bericht
254
postage stamp
de postzegel
255
on the internet
op internet
256
internet
het internet
257
to send, to steer
sturen
258
postcard
de ansichtkaart
259
interview
het interview
260
journalist
de journalist
261
the summary
de samenvatting
262
access, entry
de toegang
263
SMS
de sms
264
conversation, talk
het gesprek
265
symbol
het symbool
266
to understand
to comprehend begrijpen
267
language
de taal
268
to describe
beschrijven
269
dialect
het dialect
270
translation
de vertaling
271
dictionary
het woordenboek
272
Italian (language)
het Italiaans
273
Spanish (language)
het Spaans
274
Portuguese (language)
het Portugees
275
Chinese (language)
het Chinees
276
French (language)
het Frans
277
Russian (language)
het Russisch
278
German (language)
het Duits
279
password
het wachtwoord
280
confirmation
de bevestiging
281
search engine
de zoekmachine
282
website
de website
283
profile
het profiel
284
German language
Duitstalig
285
Francophone
Franstalig
286
useful, convenient
handig
287
Dutch-language
Nederlandstalig
288
speech
de toespraak
289
discussion, debate
de discussie
290
area code
het netnummer
291
dialogue
de dialoog
292
media
de media
293
episode, broadcast
de uitzending
294
file
het bestand
295
regards, hi, bye
groetjes
296
cable
de kabel
297
kind, friendly
vriendelijk
298
loudspeaker
de luidspreker
299
contact
het contact
300
broadcast, broadcaster
de omroep
301
invitation
de uitnodiging
