WC/02 Opbouw eukaryoten en functie celorganellen Flashcards

(24 cards)

1
Q

Wat zijn de overeenkomsten tussen prokaryoten en eukaryoten qua opbouw en inhoud?

A

Celmembraan, cytoplasma, DNA en ribosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen prokaryoten en eukaryoten?

A

Eukaryoten hebben celorganellen, omsloten door een intern membraan (endomembranen) zoals
een kern waarin het DNA is opgeslagen. Prokaryoten zijn altijd eencellig. Eukaryoten cellen zijn
veel groter en complexer opgebouwd. Meercelligheid alleen aanwezig in eukaryoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van ribosomen?

A

Ribosomen maken eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar worden ribosomen geproduceerd?

A

In de nucleolus van de kern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar vind je ribosomen in een eukaryote cel?

A

In het cytoplasma (vrij in het cytosol of gebonden aan het ER).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zijn fosfolipiden opgebouwd?

A

Uit een dubbele laag met hydrofiele koppen naar buiten en binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke biomoleculen associëren vaak met het celmembraan?

A

Membraaneiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn endomembranen?

A

Fosfolipide membranen in de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het endomembraansysteem?

A

Alle membranen binnen de cel die compartimenten vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent het woord organellen?

A

Kleine organen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen plantcellen en dierlijke cellen?

A

Plantcellen hebben chloroplasten, vacuolen en een celwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke organellen hebben plant- en dierlijke cellen gemeen?

A

 De nucleus, het ER, het
Golgi, lysosomen, peroxisomen komen overeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van de nucleaire envelop?

A

Het beschermt het genetisch materiaal in de celkern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de functie van nucleaire poriën?

A

Ze reguleren welke moleculen (zoals RNA en eiwitten) de kern in en uit mogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke twee typen ER bestaan er?

A

Smooth ER en Rough ER.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen Smooth ER en Rough ER?

A

Op het rough ER worden eiwitten geproduceerd die de cel uit moeten
(secretie). Het smooth ER maakt nieuwe phospholipiden aan en ontgift gevaarlijke
stoffen. Het smooth ER bestaat meer uit buizen en het rough ER uit platte zakken.

17
Q

Wat is de functie van het Golgi-apparaat?

A

Het modificeren, sorteren en verdelen van eiwitten over de cel.

18
Q

Wat is de functie van mitochondriën?

A

Ze maken ATP (energie) via een protonengradiënt.

19
Q

Waarom heeft het mitochondrium eigen DNA en ribosomen?

A

Vanwege de endosymbiose-theorie: mitochondriën stammen af van opgenomen bacteriën.

20
Q

Waarom is het binnenste membraan van het mitochondrium sterk geplooid?

A

Om het oppervlak te vergroten zodat er meer ATP geproduceerd kan worden.

21
Q

Een cel heeft een extreem hoog energieverbruik. Welk organel zou in grotere aantallen aanwezig zijn in deze cel?

A

Mitochondrien

22
Q

Wat is de functie van het Rough ER?

A

Eiwit synthese voor eiwitten buitende cel/lysosoom/golgi en/of Koolhydraten worden hier aan eiwitten gekoppeld

23
Q

Wat is de functie van het lysosoom?

A

Afbraak van stoffen ( bijv. biopolymeren, organellen en/of bacterien)

24
Q

In cellen wordt het glad endoplasmatisch reticulum verstoord. Als je de cellen bestudeerd, welke processen verwacht je dan te vinden die niet meer werken? Benoem er minstens twee en leg uit waarom.

A

· Lipide- en membraansynthese: Het gladde ER is betrokken bij de synthese van fosfolipiden en steroïden. Een defect kan leiden tot problemen met de membraanstructuur en signaalmoleculen.

· Calciumopslag en ontgiftiging: Het gladde ER reguleert calciumionen in spiercellen en breekt gifstoffen af in levercellen. Een defect zou dus spierfunctie en ontgiftingscapaciteit kunnen verminderen.