WC/05 Membraanopbouw en de rol van cholesterol en verschillende lipiden Flashcards

(16 cards)

1
Q

Vraag

A

Antwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke 2 componenten bestaat hoofdzakelijk de celmembraan?

A

Fosfolipiden (50%) en eiwitten (50%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke 4 onderdelen bestaat een fosfolipide?

A

Kopgroep, fosfaat, glycerol en vetzuurstaarten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk van de 4 onderdelen lossen goed op in water (zijn hydrofiel) en welke lossen niet goed op in water (zijn hydrofoob)?

A

Kopgroep, fosfaat, glycerol lossen goed op in water. Vetzuurstaarten lossen niet goed op in water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een fosfolipide heeft 2 vetzuurstaarten. Wat is het voornaamste verschil tussen deze 2 staarten?

A

1 staart loopt recht naar beneden, de tweede staart heeft een cis-dubbele binding en heeft zodoende een knik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom vindt de flip-flop beweging van lipiden in de membraan nauwelijks plaats?

A

De membraan is asymmetrische en door de flip-flop worden eigenschappen van de cytosolische kant en de extracellulaire kant lukraak uitgewisseld. Zodoende gaan belangrijke karaktereigenschappen van elke kant verloren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Naast de 2 hoofdcomponenten zit er ook nog een derde component in de membraan die niet de membraan zelf maakt maar wel de eigenschappen van de membraan sterk beïnvloedt. Welke component is dat?

A

Cholesterol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke fosfolipide wordt vooral gebruikt om de membraan te verdikken?

A

sphingomyeline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe heet het domein in een celmembraan waar een verdikking zit?

A

Lipide raft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan je aan een aminozuursequentie van een eiwit afleiden dat het eiwit door de membraan heen steekt?

A

Dan is er een deel van 15 aminozuren achter elkaar die hydrofoob zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke twee typen detergentia zijn er en geef van elke type een voorbeeld?

A

Ionische (SDS) en non-ionische (Triton X-100)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen deze twee typen detergentia uit vraag 10?

A

Ionische detergentia is agressief en de non-ionische detergentia is mild

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar is de celwand van bacteriën uit opgebouwd?

A

Peptidoglycaan (=polymeer, komt zowel in Gram+ als – voor, waar het een dikke en dunne laag is, resp.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke glycopeptiden komen hierin voor?

A

N-acetyl muramine zuur (NAM) en N-acetyl glucosamine (NAG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Je bent zeer geïnteresseerd in de hoeveelheid van een transmembraaneiwit dat in cellen aanwezig is en daarom wil je deze uit de membraan isoleren. Welke zeep ga je het eiwit dan uit de membraan isoleren en waarom specifiek deze zeep?

A

Met Sodium Docecyl Sulfaat (SDS) Deze zeep is zeer agressief en maakt het eiwit daardoor lineair zodat de grootte goed te bepalen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De hogeschool Leiden heeft elk jaar met kerst een kerstboom op de afdeling B&M staan. Na de kerst wordt de kerstboom naar buiten gebracht en terug in de tuin geplant. Het is daar een stuk kouder. Welke aanpassingen maakt de kerstboom aan zijn membraan?

A

meer dubbele bindingen aan in de vetzuurstaarten en maakt
de vetzuurstaarten korter