WC/06 Passief en actief membraantransport Flashcards

(24 cards)

1
Q

Wat is het verschil tussen de elektrochemische gradiënt en de concentratiegradient tijdens diffusie?

A

De concentratiegradient gaat alleen over het verschil in hoeveelheid deeltjes, terwijl de elektrochemische gradiënt ook rekening houdt met het verschil in elektrische lading aan weerszijden van het membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke eigenschap van de lipidenbilaag maakt dat polaire en geladen moleculen de bilaag niet kunnen passeren?

A

Het hydrofobe karakter van de vetzuurstaarten in de kern van het membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk molecuul is hier, hoewel niet in heel grote mate, een uitzondering op?

A

H2O  (Waar kan de student dit vinden?) -> Campbell, blz 202, onder kopje
The Permeability of the Lipid Bilayer: ‘… even water, a very small polar molecule,
does not cross rapidly….’, implicerend dat het wel kan, maar niet zo best gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke typen transporteiwitten zitten er in het membraan?

A

Kanaal-eiwitten en pomp-eiwitten. In engels Channels en carriers. 

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt van een carrierprotein?

A

Een eiwit dat een bepaald ligand kan binden en deze vervolgens over het membraan kan verplaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de definitie van selectieve permeabiliteit van het celmembraan?

A

De eigenschap dat het membraan sommige stoffen wel doorlaat en anderen niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Van welke factoren is de selectieve permeabiliteit van een membraan afhankelijk?

A
  • de eigenschappen van de lipidenbilaag
  • de specificiteit van de aanwezige transportereiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef drie eigenschappen van diffusie.

A
  • een molecuul beweegt altijd van de hoge naar de lage concentratie.
  • het is een spontaan proces/ een vorm van passief transport en kost dus geen energie.
  • elk molecuul diffundeert over zijn eigen concentratiegradiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt bedoelt met de term “gefaciliteerde diffusie”?

A

Diffusie van moleculen via speciale transporteiwitten in het membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke moleculen worden d.m.v. “gefaciliteerde diffusie” getransporteerd?

A

Geladen moleculen zoals ionen waarvoor het membraan normaal impermeabel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Op welke wijze wordt glucose getransporteerd over het membraan?

A

Glucose kan door gefaciliteerde diffusie en door cotransport via een Na/glucose symport het membraan passeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 3 verschillen tussen passief en actief transport.

A
  • passief transport gaat met de gradiënt mee, actief er tegen in
  • passief zowel channels als carriers, actief alleen carriers
  • passief kost geen energie, actief wel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het effect van de binding van een fosfaatgroep van ATP aan de NaK-pomp?

A

Translocatie van Natrium naar de buitenkant van de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit wat de “elektrochemische gradiënt” inhoudt.

A

De elektrochemische gradiënt is de gecombineerde kracht van het membraanpotentiaal en de concentratiegradiënt over het membraan. Onderinvloed van deze kracht diffunderen ionen en andere geladen moleculen over het membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een Na-K pomp heeft twee verschillende standen met respectievelijk een grote affiniteit voor Na+ of K+. Wat wordt er bedoeld met het begrip “affiniteit”?

A

Met het begrip affiniteit wordt het “gemak” waarmee de transporter bindt met een bepaald ligand bedoeld. In dit geval het gemak waarmee natrium gebonden wordt als er geen fosfaat gebonden is versus het gemak waarmee kalium gebonden wordt als er wel fosfaat gebonden is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op welke wijze draagt de Na-K pomp bij aan het opbouwen/ in staat houden van het membraanpotentiaal?

A

De pomp transporteert drie Na-ionen naar buiten en twee K-ionen naar binnen. Netto wordt er dus één positieve lading naar buiten gepompt. Dit wordt opgeslagen als elektrische energie in het membraanpotentiaal.

17
Q

Wat wordt bedoelt met “co-transport”?

A

Met co-transport wordt bedoelt dat de energie die vrijkomt bij diffusie van een molecuul gebruikt wordt om een tweede molecuul tegen zijn concentratiegradiënt in te transporteren.

18
Q

Moleculen kunnen met behulp van exocytose en diffusie getransporteerd worden uit de cel. Noem twee verschillen tussen beide processen?

A
  • bij exocytose worden moleculen getransporteerd in vesikels, bij diffusie is
    transport direct over het membraan
  • exocytose is transport in bulk, diffusie gaat per molecuul.
19
Q

Welk onderdeel van het cytoskelet is betrokken bij exocytose?

20
Q

Welke drie vormen van endocytose kan je onderscheiden? Geef van elke vorm een unieke eigenschap.

A

Pinocytose - bulk uptake van moleculen
Phagocytose - uptake van gehele cellen of onderdelen hiervan
Receptor-gemedieerde endocytose - gerichte uptake van geselecteerde moleculen/ celonderdelen

21
Q

Welk type transporters komen er het meest voor in bacteriën en wat is hun functie?

A

Influx ABC transporter: nutrienten cel in brengen
Efflux ABC transporter: toxische stoffen cel uit brengen

22
Q

Hoe is een zo’n transporter opgebouwd?

A

Twee hydrofobe eiwitten, die in het membraan liggen en een porie vormen. Elk eiwit heeft een nucleotide binding domain, waar ATP aan kan binden

23
Q

Maakt deze transporter gebruik van passief of actief transport?

A

Actief proces waar ATP voor nodig is

24
Q

Noem twee kenmerken van lipid rafts

A

Ze zijn een verdikking in het membraan

Ze bevatten spingolipiden

Ze bevatten veel cholesterol

Ze houden groepen eiwitten bij elkaar die met elkaar een functie delen