week 1 Flashcards

1
Q

hoe kan je het zenuwstelsel topografisch indelen

A

centraal zenuwstelsel, binnen de schedel en wervelkolom
perifeer zenuwstelsel, buiten de schedel en wervelkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel

A

encephalon, hersenen
myelum, ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waaruit bestaat het perifere zenuwstelsel

A

hersenzenuwen, nervi craniales 12 paar
ruggenmergzenuwen, nervi spinales 31 paar
sensibele en autonome ganglia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe lopen afferente zenuwen (af of aanvoerend)
waarin kan je ze onderverdelen

A

lopen naar het czs toe, aanvoerend
somatosensibele: huid en spier
viscerosensibele: organen, blaas en hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe lopen efferente zenuwen (af of aanvoerend)
waarin kan je ze onderverdelen

A

motorische output, zorgen voor effect, afvoerend
somatomotorisch: willekeurige spieren
visceromotorisch: autonome aansturing gladde spieren. autonome zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een ander woord voor visceromotorische zenuwen en hoe kan je dat onderverdelen

A

het autonomezenuwstelsel
onder te verdelen in ortho en parapatische zenuwstelsel
orthosympatisch: fight flight
parasympatisch: rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uit welke onderdelen bestaat het czs

A

twee hersenhelften
dicephalon, tussenhersenen
mesencephalon, middenhersenen
pons en cerebellum
medulla
ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat vormt de hersenstam

A

mesencephalon
pons
medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke drie hersenvliezen (meningen) heb je

A

PAD
dura mater: buitenste harde hersenvlies
archnoidea: onder dura, is zacht hersenvlies en wordt ookwel spinnenwebvlies genoemd
pia mater: onderste, zacht hersenvlies. ligt over de hersenen als een tweede huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de grootste ader die de dura mater van bloed voorziet en waar komt die binnen

A

arteria meningea media
ter hoogte van de slaap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe kan je overlijden als de arteria meningea media stuk is en hoe heet deze bloeding

A

epidurale bloeding
bloed hoopt zich op en de hersenen worden verdrukt richting het achterhoofdsgat waar de hersenstam loopt
de hersenstam doet belangrijke vitale functies en die kunnen dan niet meer worden uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar bevind zich de epidurale ruimte

A

tussen de schedel en dura mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uit welke bladen bestaat de dura

A

endostale blad: botvlies tegen de schedel
meningeale blad: van hersenen wat vergroeit met endostale blad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat draineert de schedel en hersenen

A

veneuze sinussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat doorbreekt de hersenvliezen

A

ankervenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke structuur maakt dat de arachnoidea het spinnenwebvlies word genoemd

A

trabekels, kleine fibreuze strengtjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe heet de ruimte tussen de arachnoidea en de pia mater
wat zit hier

A

subarachnoidale ruimte, is ook bij het ruggenmerg
de ruimte is gevuld met vloeistof, liqor. er lopen ook bloedvaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoe wordt liqor afgevoerd

A

via granulaties, uitstulpingen van het arachnoid die uitmonden in de veneuze sinus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wanneer is er sprake van een subdurale bloeding

A

als een ankervene barst, er hoopt zich bloed op tussen de arachnoidea en de dura mater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke vorm heeft een epidurale bloeding en welke vorm heeft een subdurale bloeding

A

epiduraal (tussen bot en dura): citroen
subduraal (tussen arachnoidea en dura): banaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

welke sinus draineert de venen van het aangezicht en waarom heet dit de triangle of death

A

sinus cavernosus
geinfecteerd bloed vanaf bijv de neus kan de hersenen infecteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is grijze en witte stof

A

grijs: cellichamen van neuronen
wit: uitlopers van cellichamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is een intra-extracraniele anastomose

A

bloedvaten die binnen en buiten de schedel lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is de confluens sinuum

A

hier komen de sinus sagittalis en sinus rectus samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
hoe is het arteriele systeem van de hersenen opgebouwd om deze van bloed te voorzien
vanuit de nek loopt de arteria carotis interna voorlang en de arteria vertebralis achterlangs de twee slagaders van de arteria vertebralis komt eerst samen in de a basilaris het systeem van bloedvaten wat ontstaat heet de cirkel van willis
26
wat voorzien de rami perforantes en de rami corticales van bloed
perforantes: centrale deel van de hersenen coritcales: buitenkant hersenen, cortex
27
uit hoeveel hoofdstammen bestaat de cirkel van willis
6
28
wat zijn de drie corticale takken
a cerebri anterior a cerebri media a cerebri posterior
29
wat is een aneurysma wat gebeurd er als dit barst
een aneurysma is een zwakke plek in een slagader. de buitenlaag is kapot en de binnenlaag puilt uit als een ballon als deze barst komt er bloed in de subarachnoidale ruimte, er ontstaat dan ook een subarachnoidale bloeding. bloed hoopt op rondom de cirkel van willis
30
waar komen de arterien van de hersenen samen
de subarachnoidale ruimte
31
wat barst er bij een subdurale bloeding, een epidurale bloeding, een subarachnoideale bloeding
subduraal: ankervenen epiduraal: a meningea media subarachnoideaal: aneurysma
32
wat maakt liqor
de plexus choroideus
33
hoe staan de laterale ventrikels in verbinding met het derde ventrikel
door het foramen interventriculare
34
hoe loopt het derde ventrikel over in het vierde ventrikel
via het aqueductus cerebri
35
wat voor foramen heb je in het vierde ventrikel wat is de functie
mediaal 1 formamen van magendie lateraal twee foramen van luschka vanuit deze foramen stroomt liqor naar de subarachnoidale ruimte en hier kan het ook naar het rugenmerg enzo
36
functie liqor
stootkussen
37
waarom wordt een liqor punctie bij l3 l4 gedaan
het ruggenmerg eindigt bij l1 l2.het wervelkanaal is dus langer
38
wat is een hydrocephalus welke twee vormen heb je hoe behandel je het
een waterhoofd, disbalans in liqor aan en afvoer noncommunicerend/obstructieve hydrocephalus: obstructie of geen verbinding tussen de ventrikels communicerend/niet obstructieve hydrocephalus: verstoorde opname van liqor aan de bloedbaan behandel door externe ventriculaire drain
39
hoe kan het dat bij de hersenen vrije uitwisseling is van moleculen tussen bloed en hersenen
er zijn geen tight junctions bij de endotheelcellen
40
verschillen vliezen hersenen en ruggenmerg
dura heeft bij het ruggenmerg 1 vlies pia mater bevat ligamentum denticulatum, verbinding met dura
41
HC2. uit welke delen bestaat een blastocyst en wat vormt dit
trofoblast: wordt placenta embryoblast: heeft een epiblast, wordt de amnioholte, en hypoblast, wordt de dooierzak. de onderdelen van de embryoblast worden de tweebladigekiemschijf
42
HC2. wat gebeurd er tijdens de gastrulatie
epiblast groeit sterk de nieuwe cellen groeien rond de middenlijn: primitieve groeve hypoblast wordt endoderm epiblast wordt ectoderm hiertussen komt mesoderm er is nu dus een driebladige kiemschijf
43
HC2. waaruit ontstaan somieten, wat kunnen ze worden, hoe wordt dit geinnerveerd
paraaxiaal mesoderm sclerotomen: worden wervels. spina bifida als wervelboog niet goed sluit dermatomen: huid, geinnerveerd door een spinale zenus van zelfde niveau myotomen: spieren. geinnerveerd door meerdere spinale zenuwen
44
welke vormen van spina bifida zijn er
spina bifida occulta (gesloten): wervelbogen op 1 plek niet vergroeid. zenuwen zitten op hun plaats. is goed te behandelen. groeit plukje haar op de plek spina bifida aperta (open): meningocele: meer dan twee wervelbogen niet goed gevormd. vliezen van ruggenmerg puilen naar buiten meningomyelocele: naast vliezen puilen ook het ruggenmerg en zenuwen naar buiten myeloschisis: neurale weefsel helemaal open en bloot. er is geen ectoderm over heengegroeit.
45
HC2. waarmee gaat spina bifida vaak gepaard
hydrocephalus, waterhoofd
46
HC2. welke verschillende craniale sluitingsdefecten zijn er
ancephalie: cerebrale hemisferen en schedel niet gevormd. ogen puilen uit en er is geen hals meningocele: aan de achterzijde stulpen hersenvliezen met liqour naar buiten meningo-encephalocele: ook stuk hersenen naar buiten
47
HC2. wat zijn de drie primaire hersenblaasjes en welke splitsen zodat het er vijf worden
prosencephalon: worden telencephalon en dicephalon mesencephalon rhombencephalon: worden metencephalon en myelencephalon dus dan krijg je tel die messen met mij telencephalon, dicephalon, mesensephalon, metencephalon en myelencephalon
48
HC2. welke flexuren ontstaan in de hersenblaasjes
flexura cranialis: bij mesencephalon flexura pontis: grens metencephalon en myelencephalon flexura cervicalis: grens myelencephalon en ruggenmerg
49
HC2. wat wordt het telencephalon
de grote hersenen
50
HC2. wat wordt het diencephalon
oogcup thalamus, hypothalamus en epithalamus neurohypofyse, achterkwab
51
HC2. wat wordt hetmesencephalon
midbrain
52
HC2. wat wordt het metenchepahlon
pons en cerebellum
53
HC2. wat wordt het myelencephalon
medulla
54
HC2. wat loopt er bij de dorsale hoorn en wat loopt er bij de ventrale hoorn
dorsaal: sensorische input komt binnen ventraal: motorische output gaat naar buiten
55
HC2. waar zorgt de medulla oblongata voor kwa orientatie sensorische en motorische output
er is hier de flexura pontis dorsaal: wordt lateraal, sensorisch ventraal: wordt mediaal, motorisch
56
HC2. wat zijn de sulci en gyri en wanneer worden deze gevormd
sulci: groeven gyri: windingen gevormd tijdens telencephale rotatie
57
HC2. functie thalamus
integratiecentrum voor alle informatie. het is de dirigent
58
HC2. functie subthalamus
connectie met basale kernen en doet controle over de motoriek
59
HC2. functie hypothalamus
aansturing autonome zenuwstelsel en de hypofyse
60
HC2. functie epithalamus
bevat de pijnappelklier die melatonine produceert en daarom belangrijk voor dag en nacht ritme
61
HC2. hoeveelste zenuw is de nervus opticus
n 2
62
HC2. waaruit bestaat de hypofyse
neurohypofyse/lobus posterior adenoypofyse/ ectoderm stomodeum
63
HC2. welke neurale kanalen horen bij": de grote hersenen dicephalon (thalamus etc) mesencephalon cerebellum/pons medulla oblongata ruggenmerg
de grote hersenen: laterale ventrikels dicephalon (thalamus etc): derde ventrikel mesencephalon: aqeuductus cerebri cerebellum/pons: vierde ventrikel medulla oblongata: vierde ventrikel ruggenmerg: canalis centralis
64
HC2. hoeveelste hersenzenuw gaat naar de olfactoire cortex
n 1
65
HC2. wat is lissencephalie
een glad brein zonder gyri en sulci
66
HC2. waaruit bestaat de cortex en functies
archicortex/hippocampus: leren en geheugen paleocortex: reuk neocortex: integratie van informatie, maakt hogere corticale functies mogelijk
67
ZS1. wat gebeurd er bij een subduraal hematoom
ankervenen scheuren waardoor hematoom ontstaat wat druk uitoefent op hersenen
68
ZS1. wat bloed er vaak bij een epiduraal hematoom
een dura slagader bloed, meestal de arteria meningea media
69
ZS1. wat voorziet de arteria carotis interna van bloed
voorste deel van de hersenen: frontale kwab temporale kwab parietale kwab
70
ZS1. wat voorziet de arteria carotis externa van bloed
het gezicht
71
ZS1. wat voorziet de arteria cerebri anterior (ACA) van bloed
binnenste helft van beide hemisferen
72
ZS1. wat voorziet de arteria cerebri media (ACM) van bloed
buitenste middelste deel van de hersenschors van bloed
73
ZS1. wat voorziet de arteria vertebralis van bloed
achterste deel van de hersenen occipitale kwab cerebellum hersenstam
74
ZS1. wat voorziet de arteria basilaris van bloed
mesencephalon en cerebellum
75
ZS1. welke vaten dragen bij aan de veneuze afvoer van de hersenen en wat hebben ze allemaal niet?
diepe aderen oppervlakkige aderen, ankervenen durale veneuze sinussen allemaal geen kleppen
76
ZS2. hoe ontstaat tijdens neurulatie de neurale plaat, als reactie op wat wordt dit gedaan
ectoderm verdikt reactie op signaal van chorda dorsalis wat eronder ligt
77
HC3. hoe is de hierarchische structuur van motorische gebieden
motorische gebieden cerebrale cortex, directeur vooral reflexen, hersenstam, manager motorneuronen, werknemer
78
HC3. wat zijn de rollen van het cerebellum en de basale kernen bij motoriek
cerebellum: vloeiend laten verlopen van een beweging, gecoordineerd bewegen basale kernen: plannen van een beweging, initiatie beweging
79
HC3. wat is een ruggenmergsegment
stuk ruggenmerg met een daarbij behorende spinale zenuw
80
HC3. hoe komt sensibele informatie binnen in het ruggenmerg
binnen bij de radix dorsalis, wordt doorgegeven aan de dorsale hoorn
81
HC3. welke radix heeft een verdikking, hoe heet dit en wat is het
radix dorsalis spinaal ganglion hier ligt het cellichaam van het neuron
82
HC3. waar liggen de motorneuronen die zorgen voor motorische output
ventrale hoorn
83
HC3. wat doet en heeft de laterale hoorn die een aantal ruggenmergsegmenten hebben
heeft visceromotorische zenuwen sturen klieren en gladde spieren aan
84
HC3. waar komen de radix dorsalis en ventralis samen hoe loopt het hierna wat innerveren ze
nervus spinalis splitst in ramus dorsalis en ramus ventralis ramus dorsalis: motorische en sensibele innervatie rug ramus ventralis: motorische en sensibele innervatie voorzijde romp en ledematen
85
HC3. wat is somatotopie en waar is dit
lichaamsdelen hebben elk hun eigen plek in het ruggenmerg ventrale hoorn
86
HC3. wat ligt ventromediaal en wat ligt ventrolateraal
ventromediaal: axonen die axiale/proximale spieren in de romp aansturen ventrolateraal: motorneuronen die naar distale spieren/ledematen gaan
87
HC3. hoe werkt een myostatische/ spierstrekkingsreflex wat wordt geremd/ontspannen en wie doet dit
afferent gaan de informatie naar het ruggenmerg hier gaat het niet naar de herenen maar meteen naar een motorneuron antagonist wordt geremd door interneuronen
88
HC3. welke ruggenmergniveaus horen bij de volgende spierrekkingsreflexen: bicepspeesreflex tricepspeesreflex kniepeesreflex achillespeesreflex onder waarvan staat dit onder controle en wat doet dit
bicepspeesreflex: c5-c6 tricepspeesreflex: c7 kniepeesreflex: l2-l4 achillespeesreflex: s1 onder supraspinale controle wat zorgt voor inhiberend effect
89
HC3. wat doen corticospinale banen in de grijze massa
verbinden motorneuronen van de cortex met die van het ruggenmerg
90
HC3. ter hoogte van wat kruisen banen zodat links rechts innerveert en andersom zijn dit dorsale of ventrale banen wat doen de andere banen
caudale medulla dorsaal de ventrale banen sturen beide zijden van het lichaam aan
91
HC3. welke dermatomen horen bij de volgende ruggenmergsegmenten: c4 c6 c8 th4 th10 l5 s1
c4: clavicula c6: duim c8: pink th4: gebied ter hoogte van tepel th10: gebied ter hoogte van navel l5: grote teen s1: laterale voetrand
92
HC3. hoe wordt vitale sensibiliteit doorgegeven, hoe heet dit systeem ookwel
AL anterolaterale systeem dorsale hoorn - kruising - tractus spinothalamicus (anterolateraal) - thalamus - primaire somatosensibele cortex
93
HC3. hoe wordt gnostische sensibiliteit doorgegeven
achterstrengen (funculus dorsalis) - achterstrengkerenen - kruising - lemniscus medialis - thalamus - primaire somatosensibele cortex
94
HC3. hoe werkt het somatosensibele systeem in het algemeen
drietrapsraket receptor vangt prikkel op schakelt over op tweede neuron in ruggenmerg of de medulla schakelt over op derde neuron in de thalamus
95
HC3. hoe kan je het somatosensibele systeem onderverdelen
gnostische sensibiliteit: tastzin, vibratiezin, propriocepsis (weten waar je ledematen zijn) vitale sensibiliteit: temperatuurzin, pijnzin, aanrakingszin, grove tast
96
HC3. welke sensibiliteit schakelt niet direct over
gnostische sensibiliteit
97
HC4. welke kwabben scheidt de sulcus centralis
de lobus frontalis en de lobus parietalis
98
HC4. welke kwabben scheidt de sulcus lateralis
de lobus temporalis van de lobus frontalis en parietalis
99
HC4. welke kwabben scheidt de sulcus parietooccipitalis
de lobus parietalis van de lobus occipitalis
100
HC4. wat komt er binnen in de primaire olfactoire cortex en in welke kwab ligt dit
reuk in de lobus temporalis
101
HC4. in welke kwab ligt de primaire visuele cortex
de occipitaalkwab
102
HC4. in welke kwab ligt de primaire auditieve cortex
in de lobus temporalis
103
HC4. welke centra hoort bij het motorisch taalcentrum en woordvinding
Broca
104
HC4. welke centra hoort bij het sensorisch taalgebied en woordbegrip
Wernicke
105
HC4. wat hebben mensen met broca afasie
weten wat ze willen zeggen maar kunnen het niet Brokkelig
106
HC4. wat hebben mensen met afasie van wernicke
kunnen praten maar praten niet met inhoud
107
HC4. waar ligt de primaire motorische cortex
voor de sulcus centralis
108
HC4. waar ligt de primaire sensibele cortex
achter de sulcus centralis
109
HC4. hoe kan je de lobus frontalis onderverdelen
van achter naar voor primaire motorische cortex premotorische cortex prefrontale cortex
110
HC4. wat gebeurd er in de primaire motorische cortex wat gebeurd er bij een laesie
somatotopie, elk lichaamsdeel heeft een eigen plek van representatie op de cortex bij een laesie is er uitval aan de contralaterale zijde (andere kant)
111
HC4. wat doet de premotorische cortex welke twee dingen liggen hier vlakbij
ondersteund de primaire motorische cortex om complexe bewegingen te maken directe controle van gedrag plannen van bewegingen ruimtelijk geleiden van bewegingen gebied van broca FEF, frontale blikcentrum. geconjugeerde oogbewegingen
112
HC4. wat doet de prefrontale cortex
cognitieve en emotionele funties beslissingen maken, plannen, sociaal gedrag, impulsbeheersing
113
HC4. wat gebeurd er bij een laesie van de lobus parietalis
sensibele uitval aan de contralaterale zijde
114
HC4. in welke kwab ligt de associatieve cortex en wat gebeurd er bij een laesie
in de lobus parietalis stereoagnosie: niet op tast herkennen van voorwerp apraxie: onvermogen van complexe handelingen
115
HC4. welke twee soorten apraxie heb je
ideatoire apraxie: volgorde van een handeling vergeten constructive apraxie: eenvoudige dingen niet meer in elkaar kunnen zetten
116
HC4. wat doen de lobus temporalis en parietalis in de visuele verwerking
parietaal: waar is het temporaal: wat is het
117
HC4. welke kwabben zijn van belang voor het rechter visuele veld en welke voor de linker hoe heet het syndroom wat je kan hebben
rechts: beide parietale kwabben links: rechter parietale kwab neglectsyndroom
118
HC4. wat is visuele agnosie, welke kwab is aangedaan
temproale kwab objecten niet herkennen
119
HC4. wat is prosopagnosie, welke kwab is aangedaan
temporale kwab gezichten niet herkennen
120
HC4. welke primaire cotex is de enige waar informatie zowel links als rechts binnenkomt, waarom? welke kwab ookalweer?
primaire auditieve cortex anders weet je niet waar het geluid vandaan komt temporalis
121
HC4. hoe is het limbische systeem georienteerd welke belangrijke structuren liggen hier
om de laterale ventrikels, in de lobus temporalis hippocampus, amygdala, olfactoire cortex
122
HC4. hoe is de hippocampus georienteerd. wat is de rol. wat veranderd er als je ouder wordt
zeepaardje vorm, in de temporele kwab, achter de amygdala leer en geheugenprocessen als je ouder wordt krijg je meer lumen en minder weefsel, geheugen wordt slechter
123
HC4. functie amygdala
emotioneel en motivationeel gedrag gekoppeld aan olfactoire cortex en daarom wordt reuk hier ook verwerkt
124
HC4. functie olfactoire cortex
reuk
125
HC4. wat is retinotopie
elk gedeelte van de retina heeft eigen plek in de primaire visuele cortex
126
HC4. wat is het optisch chiasma
waar de visuele zenuwbanen kruisen
127
HC5&7 wat is parese en paralyse
parese: spierzwakte paralyse: totaal verlies spierkracht
128
HC5&7 wat is: monoparese paraparese hemiparese tetraparese
monoparese: zwakte in 1 ledemaat paraparese: zwakte in beide dezelfde ledemaat hemiparese: zwakte in lichaamshelft tetraparese: zwakte in alle ledematen
129
HC5&7wat is de mrc schaal en de niveaus
de mrc schaal geeft spierkracht aan en is op te delen in een aantal niveaus 5: normaal 4: bewegen tegen zwaartekracht in en tegen weerstand: 3: alleen tegen zwaartekracht niet tegen weerstand 2: alleen loodrechte beweging 1: alleen beetje spier contractie 0: paralyse
130
HC5&7 kenmerken centrale verlamming op de volgende niveaus: atrofie fasciculaties peesrekkingsreflexen tonus huidreflexen verdeling zwakte
atrofie: laat fasciculaties: afwezig peesrekkingsreflexen: hyperreflexie tonus: hypertoon huidreflexen: pathologisch, babinski of afwezig verdeling zwakte: hemi, para, quadriplegia. plegia = verlamming
131
HC5&7 kenmerken perifere verlamming op de volgende niveaus: atrofie fasciculaties peesrekkingsreflexen tonus huidreflexen verdeling zwakte
atrofie: vroeg fasciculaties: aanwezig peesrekkingsreflexen: hypo tonus: hypo huidreflexen: normaal verdeling zwakte: zenuwen zijn symmetrisch distaal. spieren symmetrisch proximaal
132
HC5&7 wat is de piramidebaan en waar kruist dit
de baan waarin een centrale zenuw via het ruggenmerg loopt kruist in de medulla oblongata
133
HC5&7 wat is: hemiplegie paraplegie quadriplegie waar zitten de laesies
hemiplegie: een kant van lichaam verlamd behalve hoofd. laesie zit in de hersenstam of hoog in het ruggenmerg paraplegie: verlamming vanaf de navel. laesie hoogte th10 quadriplegie: verlamming beide armen en benen. laesie hoog ruggenmerg of hersenstam
134
PR1&2 tot wat ontwikkelen neurale lijstcellen
neuronen in sensibele en autonome ganglia gliacellen pia mater en arachnoid
135
PR1&2 uit welke kiemlaag ontwikkeld de dura mater
mesoderm
136
PR1&2 wat zijn de falx
plekken waar de dura dubbelbladen vormt
137
PR1&2 waar zitten de falx cerebri falx cerebelli tentorium cerebelli
falx cerebri: tussen beide hemisferen falx cerebelli: tussen de kleine hersenen tentorium cerebelli: tussen kleine hersenen en cerebrum
138
PR1&2 waar treedt de arteria vertebralis de schedel binnen
foramen magnum