week 2 hc van die man en de zelfstudies Flashcards
(59 cards)
wat is de functie en hoe heten de cellen met een kleine en uitgebreide dendrietboom
uitgebreid: purkinje neuronen, het zijn integratiecellen
klein: schakelcellen
welke drie onderdelen hebben neuronen en hun functie
dendrieten, ontvangen
cellichaam
axonen, uitgang
hoe kun je neuronen classificeren
axonale projectie
dendrietstructuur
aantal uitlopers
wat zijn gliacellen
steuncellen
welke soorten gliacellen heb je
astrocyt: houdt chemische omgeving in balans
oligodendrocyt: zorgt voor myelinevorming in CZS
microglia:
rol bij imuunrespons
stam/percursorcellen: kunnen nog andere type gliacellen worden
hoe heten de cellen die in het perifere zenuwstelsel myeline vormen
schwanncellen
welke twee aandrijvende krachten vormen samen de elektrochemische gradient
elektrische en chemische kracht
hoe is kalium verdeeld
in de cel hoog
hoe is natrium verdeeld (en ca en cl)
buiten de cel hoog
wat gebeurd er met het membraanpotentiaal als je kalium toevoegt aan het externe milieu
membraanpotentiaal neemt toe omdat kalium de cel minder verlaat
welke stof handhaafd het rustmembraanpotentiaal en waarom
kalium
enige kanalen die open staan in rust
wat gebeurd er met het membraanpotentiaal als natrium de cel in gaat
die gaat omhoog
wat gebeurd er met het membraanpotentiaal als kalium de cel uit gaat
die gaat omlaag
hoe veranderd het membraan potentiaal actief en passief
passief: ionen verplaatsen
actief: bijv na k pomp
welke drie soorten potentialen heb je
receptorpotentiaal: bij sensorisch uiteinde als reactie op externe stimulus, contact huid
synaptisch potentiaal: neurotransmitter
actiepotentiaal: als drempelwaarde bereikt is
wat gebeurd er met de elektrische en chemische kracht als kalium de cel uit is gegaan
elektrische kracht is groter omdat kalium uit de cel is dus de cel is meer negatief
chemische kracht is afgenomen omdat het concentratieverschil kleiner is geworden
wat pompt de na k pomp
2 k in neuron 3 na uit neuron
dus welke drie factoren dragen bij aan het rustendemembraanpotentiaal
doorlaatbaarheid van ionkanalen, er kan meer natirum uit dan in
na k pomp
verschil in concentratie
welk kanaal is open in rust en welke is dicht
kalium open
natrium dicht
wat is het actiepotentiaal
verandering van het membraan potentiaal, neemt eerst heel sterk toe en dan weer af
welk kanaal is open tijdens depolarisatie
natrium
welk kanaal is open tijdens repolarisatie
kalium
wat gebeurd er met actiepotentialen als er veel stroom is
ze komen frequenter en niet sterker
wat is de late outward current
vertraagde elektrische stroom die het gevolg is van de kalium uitstroom, zorgt voor repolarisatie