Week 1 Flashcards
CF, DNA en transcriptie, ethiek, sensitiviteit (54 cards)
Wat is CF, en wat zijn mogelijke gevolgen?
Stoornis waarbij het transport van zout en water gestoord is.
Gevolgen: Cholestase, pancreasfibrose, darmobstructie (meconiumileus), longontsteking en -infectie, mannelijke infertiliteit, zout zweet bij patiënt.
Cholestase
Slechte doorstroom van gal als gevolg van een afsluiting of vernauwing van de galgangen, wat leidt tot een ophoping van gal in de lever, wat de lever kan beschadigen
Pancreasfibrose
Verminderd vermogen van pancreas door fibrosevorming (littekenweefsel) in de pancreas.
Hierdoor is vertering van eiwitten en vetten verslechterd of worden eiwitten niet goed afgegeven.
Het komt doordat spijsverteringsenzymen en -sappen in het maag-darmstelsel door het opgehoopte slijm worden belemmerd.
Hoe en waardoor kan je CF krijgen?
Door overerving: autosomaal recessief.
Het gen dat is aangetast ligt op chormosoom 7.
Kans op dragerschap van CF is 1:20
Kans op hebben van CF is 1:3600
CFTR
Cystic Fibrosis Transmembrane conductance Regulater.
CFTR gen codeert voor CFTR eiwit
CFTR eiwit is een chloorkanaal in celmembranen, die helpt met reguleren van zout- en waterbalans. De chloride ionen worden vervoerd door het CFTR-eiwit
Waar bevindt CFTR zich?
Op de epitheel cellen
Epitheelcellen
Cellen die organen en lichaamsstructuren bekleden. Bovenop zitten trilharen die bewegen, waardoor bacteriën en stoffen vervoerd kunnen worden
Wat is de rol van CFTR?
Het vochtig houden van trilharen. Als dit niet goed gebeurt, kunnen trilharen de stoffen niet goed verplaatsen waardoor ze ophopen en een ontsteking kan ontstaan
Wat zijn verschillende CFTR mutatie klassen:
1 Geen getrunceerd eiwit
2 Processing mutant (meest voorkomend) (dF508 gen)
3 Defect in regulatie
4 Verlaagd CL conductantie
5 Verlaagde eiwitsynthese
6 Verhoogde turnover
Welke medicatie voor CF is er?
- Kaftrio: verbetert functie van een defect van CFTR-eiwit.
- Kalydeco: wordt gebruikt voor een klasse 3 mutatie, het opent de defecte chloride kanalen voor betere stroming, hierdoor wordt waterbalans verbeterd en kan slijm verdund worden
- Orkamby: corrigeert en verbetert de functie van het CFTR-eiwit. Wordt gebruikt bij klasse 2 mutatie
- Pepmasker: geeft positieve druk in luchtwegen zodat slijm makkelijk omhoog gaat
- Vernevelen: zorgt dat medicijnen fijn worden gemaakt om makkelijker binnen te komen in de luchtwegen, en zorgt dat medicatie op juiste plek in de longen terecht komt.
Welke 3 delen onderzoekt de hielprik?
- IRT en PAP
- DNA onderzoek (35 meest voorkomende mutaties)
- Uitgebreide gen-analyse
IRT en PAP
IRT: immuno reactief trysinogeen, bij schade aan de pancreas wordt dit eiwit gemaakt. Als verhoogd is er een kans op CF
PAP: pancreas associated protein, wordt gemaakt onder stress. als IRT verhoogd is maar PAP niet, kan PAP-test helpen met uitsluiten van vals-positieve resultaten
Symptomen die bij pasgeborenen kunnen wijzen op CF?
- Bolle buik
- Niet goed eten
- Geen meconium
Dit alles kan wijzen op een meconiumileus
Verschil DNA en RNA?
RNA is kortlevend en instabiel, DNA is stabieler
DNA blijft meestal in de kern, terwijl RNA de kern verlaat.
DNA is dubbelstrengs en heeft ACGT
RNA is enkelstrengs en heeft ACGU
Transcriptie
Van DNA naar RNA
Vind plaats in de kern en in mitochondriën (hebben hun eigen DNA dat afwijkt van nucleaire DNA, RNA dat hier wordt gesynthetiseerd blijft binnen het organel voor verwerking en translatei).
Begint bij TATA-box
Eindigt bij PolyA-signaal
Functie promotor
Startpunt transcriptie, ligt net voor de plek waar het gen begint.
enhancer
Basenvolgorde in het DNA die zorgt voor de bevordering van transcriptie. Zit op een willekeurige plek en geeft translatie frequentie aan
Translatie
Van RNA naar eiwitten, vind plaats in het cytosol en op het ER.
Begint bij startcodon (AUG codeert voor methionine)
Endoplasmatisch reticulum
Bestaat uit netwerk van membranen: cisternen
Transport van eiwitten die in ribosomen op het ER worden gemaakt.
Ruw: betrokken bij eiwitsynthese
Gladde: lipide productie en detoxificatie.
Golgi-apparaat
Eiwitten worden vanuit het ER verder gemodificeerd en opgeslagen voor later transport.
Lysosomen
Verantwoordelijk voor afbraak van afvalstoffen en overbodige eiwitten in de cel. Dit voorkomt ophoping van schadelijke stoffen
tRNA
Brengt juiste aminozuren naar het ribosoom. Het heeft een anticodon dat complementair is aan het codon op het mRNA.
Stappen genexpressie:
- Binding van RNA-polymerase II aan promotor
- Synthese van RNA’
- Rijping van RNA tot mRNA (modificaties als splicing)
- Transport van mRNA naar het cytosol
- Herkenning van het startcodon (van 5’ –> 3’
- Codon-anticodon interactie
- Polymerisatie van aminozuren
- Beëindiging van translatie: stopcodon (zorgt voor uiteenvallen van het ribosoom in subunits en vrlijlating van het voltooide eiwit)
Autosomaal dominante overeving kenmerk
Komt in elke generatie voor, er is 1 gemuteerd gen nodig om aandoening te veroorzaken (heterozygoot).
Een patiënt heeft 50% kans op een ziek kind.