Week 2 Flashcards

Gametogenese, bevruchting, mitose (76 cards)

1
Q

Meiose

A

Twee haploïde (1n) genomen ontstaan, die later samensmelten tot een diploïde (2n) genoom.
Vind alleen plaats in voortplantingsorganen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Spermatogenese

A

Vind plaats in testikels.
Verloopt van (spermatogoniale) stamcel naar spermacel.
Na meiose II begint spermiogenese waarbij spermacel verder wordt gevormd –> flagel met mitochondriën en kop met genetisch materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zorgt voor goede kwaliteit zaadcellen?

A

Ze moeten goed kunnen bewegen
Een kleine kop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe komt het dat de kop van sperma klein is?

A

Doordat DNA strak is ingepakt door protamines. Dit zorgt dat DNA beter is beschermd tegen invloeden van buitenaf en dat hij beter kan voortbewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Acrosoom

A

Zit om de kop en bevat enzymen die belangrijk zijn bij bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oögenese

A

Vind plaats in het ovarium
Bij elke meiose wordt 1 grote eicel gemaakt en 1 klein poollichaampje.
De laatste mitotische deling vindt plaats voor de geboorte, waarna cellen stilvallen in de profase van meiose.
Eicel bevat mitochondriën en voedingstoffen voor de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oögonia stadium

A

Alleen aanwezig in embryonale ovaria. De oögonia bevinden zich in syncytia tussen voorlopers van granulosa cellen.
In week 12-25 veranderen oögonia in oöcyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer stoppen/blokkeren oöcyten en wat zijn consequenties?

A

In het diploteen stadium aan het einde van de profase. Chromosomen zijn gepaard, cross-overs zijn gevormd en syanptonemale complex wordt afgebroken.
Consequenties: voorraad oöcyten is beperkt, alle oögonia zijn oöcyt en er zijn gen stamcellen meer die aan zou kunnen vullen. Oöcyten verouderen gedurende het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vanaf wanneer is blokkade in diploteen stadium voorbij?

A

In de pubertijd. Follikels, met daarin oöcyten, gaan verder ontwikkelen door FSH en LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar zorgt FSH voor?

A

Dat elke maand 1 (soms 2) follikels doorontwikkelen tot het moment van ovulaite. In dit proces ontwikkelt zich eerst een primaire follikel. Waarbij meerdere lagen granulose cellen gevormd worden met daaromheen Theca cellen.
Ook gaat de oöcyt een gel-achtige laag produceren: de zona pellucida.
Binnen in het follikel wordt een holte gevormd: het antrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt als een Oöcyt uit het follikel verwijderd en hoe wordt dat voorkomen?

A

De oöcyt zou de meiose hervatten
Het wordt voorkomen doordat cAMP cellen in de oöcyt worden gebracht. Zolang concentratie cAMP hoog is gaat de cel niet
meiose verder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat beïnvloed de kwaliteit van oöcyten?

A

De leeftijd van een vrouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer is een eicel bevrucht?

A

Als er een tweede poollichaampje is gevormd. Dit komt doordat als de zaadcel de eicel binnen gaat, de eicel wordt geactiveerd en de meiose voltooid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Klievingsdeling

A

De cel deelt zich meerdere keren zonder dat het embryo in grootte toeneemt
De eerste klievingsdeling: Eerste deling na bevruchting.
Als er een holte ontstaat is het het einde van de klievingsfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe heten cellen na de eerste 3 klievingsdelingen?

A

Blastomeren, zijn goed als losse bollen te zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Compactie

A

Rond 8-cellig stadium komen blastomeren in contact met elkaar en zijn ze niet makkelijk van elkaar te odnderscheiden. De embryo heet nu een morula. Hiervoor was het een zygote.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Adherens junctions

A

Er zijn speciale membraaneiwitten die compactie mogelijk maken. Dit zijn calciumbindende eiwitten die een verbinding aan kunnen gaan met een andere cel. Zo ontstaan adherens junctions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe wordt blastocyst gevormd?

A

De morula ondergaat differentiatie, waarbij cellen wandstandig worden en een centrale met vocht gevulde hotle wordt gevormd.
Het blastocyst stadium wordt na ongeveer 5 dagen bereikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoeveel chromosomen heeft het menselijk lichaam?

A

46 chromosomen
23 van vader 23 van moeder

Elke celkern bevat dus 23 chromosomenparen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waaruit bestaat een chromosoom voor en na DNA replicatie uit?

A

Voor: 1 chromatide
Na: 2 zusterchromatiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Interfase

A

G1-fase: cel groeit en bereidt zich voor op DNA-replicatie. (meer organellen en enzymen)
S-fase: cel groeit niet, er vindt DNA-replicatie plaats (2n–>4n).
G2-fase: cel groeit (o.a. cytoplasma) en chromosomen bestaan nu uit 2 chromatiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Mitose (M-fase)

A

Wordt verdeeld in
- Profase: chromosomen worden compacter en spoeldraden (microtubuli) beginnen buiten de kern te vormen.
- Prometafase: het kernmembraan fragmenteerd, waardoor microtubuli kunnen binden aan chromosomen
- Metafase: Chromosomen worden in het centrum van de cel gerangschikt, op de metafaseplaat
- Anafase: verbinding tussen zusterchromatiden wordt doorgeknipt en ieder dochterchromosoom wordt naar 1 kant getrokken
- Telofase: chromosmen komen bij uiteinden van cel en worden twee kernmembranen gevormd
- Cytokinese: cel splitst daadwerkelijk in 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer zijn chromosomen zichtbaar onder de microscoop?

A

In de prometafase en de metafase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke onderdelen bevat een metafase chromosoom?

A

Centromeren: Ieder centromeer bestaat uit 2 centriolen waardoor elke dochtercel 1 centromeer krijgt
Kinetochoren: plaats waar microtubuli tijdens celdeling hechten om zusterchromatiden uit elkaar te trekken
Telomeren: uiteinden van chromosomen (worden korter bij elke celdeling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is de cohesine ring?
Dit zit om de zusterchromatiden, waardoor het DNA georganiseerd blijft in 46 chromosomen die nu uit twee keer zoveel DNA bestaan. In de M-fase wordt cohesine verwijderd.
26
Wat gebeurt in G1-S checkpoint?
Activiteit van eiwitten (die DNA replicatie reguleren of bepalen of een cel in G0-fase gaat) wordt hoger dan een bepaalde drempelwaarde, hierdoor worden andere eiwitten actief die het proces van DNA-replicatie in gang zetten.
27
Checkpoint eiwitten
Eiwitten die zorgen dat het G1-S checkpoint gebeurt.
28
G2-M checkpoint
Cel controleert op DNA-schade en controleert of DNA is gerepliceerd voor het naar de M-fase gaat.
29
M-fase checkpoint
Controleert of alle chromosomen in het midden van de cel liggen en aan spoeldraden vast zitten
30
Non-disjunctie
ALs het M-fase checkpoint niet goed werkt, kan celdeling alsnog ingezet worden terwijl een chromosoom niet goed aan de spoeldraden vast zit. Dit kan leiden tot aneuploïdie
31
Aneuploïdie
Er komen meer of minder dan 46 chromosomen in de dochtercel. Kan ook ontstaan door een lagging chromosome.
32
Is aneuploïdie voordelig of nadelig en waarom?
Over het algemeen is het nadelig voor het organisme, omdat de aanwezigheid van een extrastuk chromossom (of afwezigheid) ervoor kan zorgen dat de cel zich makkelijker of vaker gaat delen, hierdoor kan cel andere cellen verdringen en wordt normale regulatie verstoord
33
Meiose I
- Profase I: chromosomen paren en er vind crossing-over plaats - Metafase I: homologe chromosomen organiseren op de dochtercellen - Anafase I: cohesine wordt van chromosoom armen verwijderd zodat homologe chromosomen goed verdeeld kunnen worden over dochtercellen Elke dochtercel bevat 1n chromosomen, maar elk chromosoom bestaat uit 2 chromatiden 2n
34
Wat is essentieel voor goede chromosoomparing?
- Het hechten van telomeren aan de kernmembraan en bewegingen van chromosomen waardoor telomeren bij elkaar clusteren. - Het maken en repareren van dubbelstrengs DNA breuken.
35
Meiose II
- Metafase II: chromosomen rangschikken op metafaseplaat en centromeren splitsen tussen zusterchromatiden, doordat het nog aanwezige cohesine wordt doorgeknipt - Anafase II: zusterchromatiden van elk chromosoom bewegen naar polen. Elke dochtercel heeft 1n en 1c
36
Verschillen mitotische en meiotische deling?
Mitotisch: dochtercellen zijn genetisch gelijk, iedere deling wordt voorafgegaan door een S-fase Meiotisch: Dochtercellen zijn genetisch ongelijk, er is 1 S_fase en twee delingen
37
Senescence
Cellen delen niet meer
38
Recombinatie
Tijdens Meiose vind uitwisseling en variatie van genen plaats.
39
Waaruit bestaan de testes?
- Tubuli seminiferi: zaadbuisjes, deze worden gevormd door sertoli cellen - Om sertoli cellen liggen peritubulaire myoïde cellen, wat een soort gladde spiercellen zijn - Leydig cellen: liggen tussen zaadbuisjes en produceren testosteron - Bloedvaten
40
Wanneer voltooid de eiceel de eerste meiotische deling?
Net voor de ovulatie, waarna de eicel weer blokkeert in het metafase stadium van meiose II
41
Ovulatie
Door een LH-piek worden enzymen actief die samen met gladde spiercelcontracties in de wand van het ovarium zorgen dat de eicel met omringende granulosa cellen vrijkomt uit het ovarium
42
Wat is na ovulatie de reis van een oöcyt?
Oviduct (eileider) met cilia (trilharen) --> Ampulla (uiteinde eileider)-->fimbriae (uitstulpingen),
43
Wat is de reis van een zaadcel naar bevruchting?
Testis--> epididymis (bijbal) --> vas deferens (zaadleider) --> urethra --> cervix (baarmoederhals) --> isthmus (ingang eileider) --> eicel --> corona radiata --> zona pellucida
44
Wat gebeurt als zaadcellen isthmus hebben bereikt?
Ze ondergaan capacitatie, wat leidt tot veranderingen in het membraanoppervlak waardoor enzymen actief kunnen worden die nodig zijn bij bevruchting. Uitendelijk worden zaadcellen hyperactief, en kunnen ze richting eicel bewegen
45
Waartoe leid het binnendringen van de zaadcel in de eicel?
Tot een verhoging van de calciumconcentratie waardoor metafase II blokkade in oöcyt wordt opgeheven
46
Verschil IVF en ICSI?
Bij IVF worden zaadcellen en eicellen in een kwekbakje samengebracht, waarna bevruchting plaats kan vinden Bij ICSI word een zaadcel in de eicel geïnjecteerd.
47
Wat is de zona reactie?
Het verharden van de zona pellucida waardoor er geen nieuwe zaadcellen aan de zona p. kunnen binden en zaadcellen die al door de zona p. heen waren niet meer aan de eicelmembraan kunnen binden.
48
Wat is de trofoblast en wat de embryoblast?
Trofoblast: buitenste cellaag, ontwikkelt tot extra-embryonale structuren Embryoblast: ontwikkelt tot embryo
49
Kanker
Ongecontroleerde groei van cellen Komt vooral voor bij mensen boven de 50 Behandeling: - Chirurgie - Chemotherapie: doodt cellen tijdens mitose of tijdens DNA replicatie - Radiotherapie
50
Wat zijn hallmarks of cancer?
- Evading growth suppressors - Avoiding immune destruction - Enabling replicative immortality - Tumorpromoting inflammation - Activating invasion en metastasis - Inducing angiogenesis - Genome instability en mutation - Resisting cell death - Deregulating cellular energetics - Sustaining proliferative signaling
51
CML
Chronische myeloïde leukemie Er zijn veel witte bloedcellen in bloed. Doordat eiwit BCR-ABL die de kankercellen hebben, dit zorgt dat kankercel niet dood gaat. Cellen zijn vooral myelocyten. Om het te bestreiden is een remmer van BCR-ABL nodig (imatinib)
52
Synthetische letaliteit
Twee defecten in een cel leiden tot celdood. Als cel 1 defect heeft kan het nog overleven, door een herstelmechanisme
53
Borst of -eierstokkanker
Bij BRCA1 of BRCA2-genen is het herstelmechanisme voor DNA-breuken via homologe recombinatie defect, als ze ook enkelstrengs DNA-breuken ervaren die normaal gerepareerd zouden worden, leidt dit tot dood van de cel.
54
Stamcel
Kan zelfvernieuwen: zijn in staat oneindig te delen en differentiëren
55
Potentie van stamcellen
Totipotent: stamcel kan alle embryonale en extra-embryonale weefsels vormen Pluripotent: kan alle embryonale weefsels vormen Multipotent: stamcel kan differentiëren tot 1 weefsel of compartiment Unipotent: stamcel kan 1 celtype worden
56
Welke 3 kiemlagen vormen de embryoblastcellen nadat het is ingenesteld en de gastrulatie heeft plaatsgevonden?
- Ectoderm - Mesoderm - Endoderm
57
Volwassen stamcellen
Belangrijk voor homeostase in volwassenen Zijn multi of unipotent
58
Hoe worden iPSC's gemaakt?
Door yamanaka factoren: transcriptiefactoren die het differentiatieproces omkeren.
59
Wat zijn iPSC's?
Geïnduceerde pluripotente stamcellen: uit normale lichaamscellen kunnen stamcellen gemaakt worden
60
Het colon bevat crypten, wat zit hier in?
Onderin zitten stamcellen en Paneth cellen: die verschillende functies hebben zoals het in stand houden van de stamcel niche, hier worden signalen gegeven om te gaan delen. In het verticale gedeelte zitten differentiërende cellen Bovenaan zitten goblet cellen: die mucus produceren, en enterocyten: die andere stoffen opnemen
61
Tyrosine kinase recpetoren (RTKs)
Enzym gekoppelde receptor die aan de cytoplasma kant van het receptor een domein bevat wat andere eiwitten kan fosforyleren en dus activeren.
62
Ras-eiwit
Meeste RTK's activeren het Ras-eiwit. Dit is een eiwit dat gebonden is aan de cytosolaire kant van het celmembraan een een guanosine difosfaat (GDP) bevat. Als Ras via RTK wordt geactiveerd wordt GDP door GTP uitgewisseld waardoor het geactiveerde Ras andere eiwitten fosforyleert en uiteindelijk activatie van TF's die de cel aanzetten tot groei, proliferatie en differentiatie
63
WNT-eiwitten
In crypten van colon scheiden paneth cellen WNT-eiwitten uit, dit zijn signaalmoleculen die stamcellen aanzetten tot proliferatie
64
Hematocriet waarde
Geeft verhouding tussen erytrocyten en totale bloedvolume aan. Te laag hematocrietwaarde duid op anemie, te hoge hematocriet waarde leidt tot stroperig bloed wat kan leiden tot trombose
65
JAK2
Normaal fosforyleren twee JAK2 eiwitten elkaar na binding van EPO aan het gedimeriseerde EPO-receptor. Bij Polycytheamia vera is er een mutatie in het JAK2 dimeer receptor waardoor EPO continu geactiveerd wordt zonder stimulerend signaal --> verhoogde hematocrietwaarde
66
HSC's en ISC's
Hematopoëtische stamcellen: in beenmerg Intestinale stamcellen: in darmstelsel
67
Welke cellen horen tot secretoire cellen in de darm?
Goblet cellen Paneth cellen Chemosensorische tuftcellen: mediëren immuunreacties Enteroendocrine cellen: scheiden hormonen af in reactie op voeding
68
WNT-signaling pathway
WNT-eiwit is een signaaleiwit wat bepaalt of darmcellen gaan prolifereren of differentieren. Hoge concentratie stimuleert cel tot proliferatie, lage concentratie tot differentiatie
69
Transcriptiefactoren
Eiwitten die aan DNA binden en genexpressie stimuleren of onderdrukken.
70
Epigenetica
Alle veranderingen in genexpressie of fenotype die niet afhankelijk zijn van veranderingen in de DNA sequentie. DNA is gewikkeld rond een histonoctomeer
71
Histon methylering
Methylering van specifieke histon staarten kan genexpressie stimuleren of onderdrukken.
72
DNA methylering
De base cytosine kan worden gemethyleerd, dit wordt omgezet in 5-methylcytosine. Als er veel van dit is wordt transcriptie van dat gen onderdrukt
73
Hoe worden tumoren onderverdeeld?
Neoplastisch Niet-neoplastisch
74
Niet-neoplastische tumor
Vaak bij ontstekingen, roodheid, warmte, pijn en functieverlies
75
Neoplasie
Proliferatie van weefsel dat blijft bestaan als stimulus weg is - Maligne: Celdifferentiatie is weinig, groei is ongecontroleerd en snel, invasie, metasteert - Benigne: celdifferentiatie is goed, groei is langzaam, invasie is omkapselt, blijft op ontstane plek
76
Welke tumoren van epitheel heb je, geef benigne en maligne naam?
Bekleding van klieren of ducten: Adenoom, Adenocarcinoom Plaveiselcelepitheel: Squameus papilloom, plaveiselcelcarcinoom Basale laag van epidermis: -, basaalcelcarcinoom Nierepitheel: tubulair adenoom, niercelcarcinoom Levercellen: hepatic adenoom, hepatocellulair carcinoom Urotheel: urotheel papilloom, urotheelcelcarcinoom