week 1 Flashcards

(34 cards)

1
Q

biologische evolutie

A

verandering van allel frequentie in een populatie van generatie op generatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

evolutionaire mechanismen die berusten op toeval (niet-adaptief)

A
  • toeval/genetische drift
  • mutatie
  • migratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

evolutionaire mechanismen die niet berusten op toeval (adaptief)

A
  • natuurlijke selectie
  • seksuele selectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

toeval/genetische drift

A

willekeurige verandering van allel frequentie van generatie op generatie.
verlaging van genetische diversiteit, sterker in kleinere populaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

natuurlijke selectie

A

in een populatie van variërende eigenschappen, overleven degene met gunstige eigenschappen. effectiever in grote populaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

seksuele selectie

A
  • intraseksueel (strijd binnen zelfde geslacht)
  • interseksueel (ander geslacht kiest)
  • verlaagt genetische diversiteit door voorkeur voor hetzelfde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

migratie

A

populatie verandert genetische samenstelling van andere populatie.
verhoogt/vermengd genetische diversiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

mutatie

A

willekeurige gebeurtenis dat tot extra genetische variatie leidt. verhoogt genetische diversiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

founder effect

A

stichters van een nieuwe populatie bepalen, genetische variatie is vaak niet representatief (neemt af, kan herhaalt worden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

survival of the fittest

A

organisme die zich het beste heeft aangepast aan een situatie en daardoor meer kan voortplanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

eisen voor evolutie

A
  • variatie van eigenschap in populatie
  • overerving van een eigenschap
  • verschil in reproductief succes door deze eigenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

adaptatie

A

eigenschap die geschikt zijn voor iets en daarvoor gebruikt wordt (gedurende evolutie verbeterd die eigenschap)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

exaptatie

A

kenmerk dat ontstaat in een bepaalde context, blijkt ook voor een andere functie geschikt (kunnen de geleidelijke evolutie van structuren verklaren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

teleologische denkfouten

A

teleo (doel) - denken dat er een doelgericht proces is, maar dat is niet het geval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

antropocentrisme denkfout

A

antropo (mens) - denken dat de mens centraal staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

antropomorfisme denkfout

A

morfo (vorm) - menselijke emotie plakken aan dierlijke eigenschappen

17
Q

convergente evolutie

A

organismen die op elkaar lijken, maar niet zijn geëvolueerd uit dezelfde voorouder

18
Q

voorwaarden natuurlijke selectie

A
  • variatie van eigenschap in een populatie
  • competitie
  • overerving van eigenschap
  • verschil in reproductief succes door deze eigenschap
19
Q

culturele evolutie

20
Q

essentialisme

A

er is een essentiële vorm en wij kunnen alleen varianten daarvan zien

21
Q

indeling van aristotalis

A

dieren en planten classificeren op gedrag en anatomie

22
Q

indeling van linnaeus

A

grondlegger van classificatie van nu - naam = genus + soort

23
Q

indeling jean-baptiste de Lamarck

A

start van boomstructuur - theorie : ouders maken iets mee en dat wordt doorgegeven (fout)

24
Q

indeling Dawrin (& Wallace)

A

vertakkingsproces is soortvormingsproces - alles terug te leiden naar 1 voorouder

25
kenmerken Darwiniaanse evolutie
- variatie (individuen verschillen) - erfelijkheid (kinderen lijken op hun biologische ouders) - differentiële fitness/selectie (struggle for life door limiet aan groei waardoor competitie ontstaat)
26
struggle for life
er is limiet aan groei, dus geen exponentiele groei, maar er ontstaat een plateau -> competitie
27
Mendelse genetica
verklaringsmodel voor darwin's theorie
28
bewijzen voor evolutie
- fossielen (transitievormen gevonden) - sporen evolutionaire geschiedenis in levende organisme (divergente evolutie, rudimentaire organen, DNA overlap) - continentale drift (verschillende varianten van zelfde soort op verschillende continenten) - genetische verandering door kunstmatige selectie - lab experimenten
29
suboptimale design
stupid design - het werkt, maar er zal een betere manier zijn
30
formule genotype frequentie
p^2 + 2pq + q^2 = 1 p^2 is AA en q^2 is aa
31
allelfrequentie formule
p + q = 1
32
hardy-weinberg evenwicht voorwaarden
- geen migratie - geen mutaties - geen selectie - zeer grote populatie - paring volgens toeval
33
relatieve partiële fitness (w) berekening
- hoogste is 1 - verhouding van overlevingskans
34
relatieve fitness (w) berekening
- hoogste is 1 - verhouding absolute fitness