week 4 Flashcards

(30 cards)

1
Q

een fylogenie

A

beschrijving van het ontstaan en de verwantschap van groepen (vaak weergegeven in een fylogenetische boom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

micro-evolutie

A

e.g. drift, selectie - verandering in allelfrequentie/genotype samenstelling in populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

macro-evolutie

A

speciatie als gevolg van reproductieve isolatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tips/uiteinden

A

soorten, genen, populaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

branches

A

lineages/takken die door de tijd heen evolueren, leidend naar aftakkingen (speciatie) die vervolgens weer vertakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

node

A

punt in fylogenie waar een tak afsplitst (een speciatie event)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

clade

A

een gemeenschappelijke voorouder en al zijn nakomelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

taxa

A

niet gedefinieerd, algemeen woord voor een groep, kan op elk niveau zijn (kunnen een clade vormen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

monofyletische groep

A

1 clade, bestaande uit de juiste groepen evolutionair gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

parafyletische groep

A

geen volledige clade; er mist een groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

polyfyletische groep

A

groep soorten die meerdere/verschillende voorouders hebben (e.g. huisdieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functie fylogenie

A
  • orde te brengen in de diversiteit van het leven middels verwantschap
  • hypothese toetsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

homologie vs homoplasie

A

homologie : overeenstemmend door afstamming
homoplasie : gelijk gevormd maar niet door afstamming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

homologie subgroepen

A

pleisomorg : voorouders hebben het ook
apomorf : nieuw kenmerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

apomorf subgroepen

A

autapomorf : uniek, 1 taxon
synapomorf : gedeeld, >1 taxon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

maximum parsimony

A

scenario met de minste stappen (deze kies je)

17
Q

polytomie

A

consensusboom - wanneer verschillende bomen dezelfde maximum parsimony hebben, worden ze samengevoegd

18
Q

moleculaire klok

A

veranderingen gaan proportioneel met de tijd, je kan hiermee gebeurtenissen schatten

19
Q

stappen voor fylogenetische boom maken

A
  1. data verzamelen (kenmerken en toestanden)
  2. date vergelijken (syn-,aut-,plesiomorfie)
  3. richting geven aan de boom (rooten)
  4. de ‘juiste’ boom bepalen (parsimony)
20
Q

kenmerken primaten

A
  • plat gezicht, met ogen voorin het hoofd
  • opponeerbare duim
  • handen en voeten kunnen draaien
  • melkklieren in borst
  • platte nagels
  • grote hersenen
  • ouderzorg en complex sociaal gedrag
21
Q

hominiden

22
Q

homininen

A

(uitgestorven) mensensoorten

23
Q

verschil tussen ons en andere primaten

A
  • bipedaliteit
  • groter brein
  • kleinere kaken
  • korter darmsysteem
24
Q

aanpassingen voor bipedaliteit

A
  • anatomisch (foramen magnum)
  • bredere bekken
  • positie benen, hiel en voeten (teen niet meer aan zijkant)
  • kortere armen
  • s-vormig wervelkolom
25
functie groter brein
- complexere tools/hulpmiddelen - symboliek - taal - cultuur
26
begin van indeling homininen
- geen aanwijzing voor prominente hoektanden - groter schedeldak - echter foranum magnum en doorsnede femur onduidelijk
27
grote mijlpalen menselijke evolutie
(meer terug in de tijd) - aanpassing bipedaliteit - volledig bipedaliteit - hulpmiddelen - vuur/ groter brein - verlies van 'vacht' (present)
28
out of Africa hypothesis
moderne homo sapiens zijn geëvolueerd uit homo erectus in afrika en migreerde daarna naar andere delen van de wereld
29
multiregional hypothesis
homo erectus waren al gemigreerd en door gene flow tussen de populaties zijn ze allemaal geleidelijk geëvolueerd tot homo sapiens
30
eilandevolutie
organismen kleiner dan konijn worden groter; organismen groter dan konijn worden kleiner (het is niet meer nodig om zo groot of klein te zijn)