week 2 Flashcards

(21 cards)

1
Q

polygenetische eigenschappen

A

eigenschap/fenotype waarbij meerdere genen bij betrokken zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

epistasie (overschaduwing)

A

effect van allel op eigenschap hangt af van de aan- of afwezigheid van een ander allel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

formule bij een heterozygote tussenvorm
p2 + 2pq(1-hs) + q2(1-s)

A

h is mate van dominantie (0 : heterozygoot lijkt dominant, 2 : heterozygoot lijkt recessief)
s is selectiecoëfficiënt (0: geen selectie, 1: lethaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

type gevolgen van (natuurlijke) selectie

A
  • directionele selectie (bepaald fenotype is voordeliger, verschuiving optimum)
  • diversifying/disrupterende selectie (vorming van 2 extremen door verschillende omgeving, kans soortvorming)
  • stabiliserende selectie(gemiddelde stijgt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

regressiecoëfficiënt = erfelijkheidsgraad
Vp = Vg + Ve

A

aandeel van de fenotypische variatie dat toe te wijzen is aan genetische variatie (hoger/stijler bij meer variatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

selectiedifferentieel

A

de grootte van de selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

adaptieve veranderingen binnen een generatie

A
  • fenotypische plasticiteit (verandering van eigenschappen door omgevingsinvloeden (niet in zelfde individu) (genotype onveranderd, geen biologische evolutie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fecundity

A

bij sexuele organismen, aantal geproduceerde gameten dat tot een zygote leidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

viability

A

overleven van jong tot adult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

absolute fitness (W) formule

A

v * F

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

voorwaarden HW-evenwicht

A
  • geen mutaties
  • willekeurige paring
  • geen gene flow (populatie is geïsoleerd)
  • geen genetische drift (zeer/oneindig grote populatie) (=verandering allelfrequentie in populatie)
  • geen selectie (natuurlijk, kunstmatig en seksueel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

non-random mating

A
  • geografische nabijheid
  • seksuele selectie
  • gelijkenis
  • tegenpolen trekken elkaar aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gene flow

A

introductie en uitwisseling van allelen tussen populaties door migratie van individuen of gameten (geen vast patroon, niet zelfde als migratie)
- verhoogt genetische variatie binnen populaties, verlaagt variatie tusssen populaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

adaptief

A

wanneer organismen evolueren en daardoor beter zijn aangepast aan de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

fixatie van allel

A

alleen deze allel variant blijft over in de populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

genetische drift

A

willekeurige verandering van allelfrequenties van generatie op generatie

17
Q

toevallige gebeurtenissen/oorzaken genetische drift (in kleine populaties)

A
  • sampling error (volgende generatie zal niet exact dezelfde allelfrequentie hebben, mogelijk allel fixatie)
  • bottleneck effect
  • founder effect
18
Q

bottleneck effect

A

reductie populatie door milieuramp, overmatige jacht of founder effect
- minder diversiteit
- niet representatief voor oude populatie
- kan leiden tot toename niet-adaptieve eigenschappen

19
Q

founder effect

A

paar individuen beginnen nieuwe kolonie
- niet representatief en minder genetische diversiteit

20
Q

wat heeft groter effect in kleine populatie

A

genetische drift

21
Q

wat heeft groter effect in grote populatie

A

natuurlijke selectie