Week 1 Flashcards

(115 cards)

1
Q

Wat zijn de hulpademhalingsspieren voor het uitademen?

A

Intercostales interni en buikspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onderdelen bovenste luchtwegen

A

Epiglotus, neus, mond, keelholte en strottenhoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Functie bovenste luchtwegen

A

Filteren, bevochtigen lucht en verwarmen lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onderdelen onderste luchtwegen

A

Trachea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe heten de haartjes op je bronchiën?

A

Cilia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is mucus?

A

De slijmlaag op je cilia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zorgt er voor difusie van CO2 en O2?

A

Alviolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de dode ruimte?

A

Alle plekken waar geen difusie plaats vind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is perfusie?

A

Hoe goed loopt het bloed langs de bloedblaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de alviolaire dode ruimte?

A

De alviolie die niet doorbloed zijn en dus niet mee doen met difusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de fysiologische dode ruimte?

A

Alviolaire dode ruimte en de anatomische dode ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de pleura pariëtalis?

A

Vlies aan de buitenkant van je thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de pleura visceralis?

A

Longvlies aan de binnenkant van je thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de intrapleurale ruimte?

A

Tussen je pleura visceralis en pleura pariëtalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een pneumothorax?

A

Klaplong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een klaplong?

A

Wanneer er lucht tussen de vliezen komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een spirogram?

A

Geeft statische longvolumes aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Afkorting teugvolume

A

TV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Maximale inademen

A

Inspiratoire reserve volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Maximaal uitblazen na een uitademing

A

Expiratoir reserve volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Restvolume

A

Alle lucht die na het extra uitblazen nog over blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is emfyseem

A

Longblaasjes gaan kapot, dit kan optreden door ouderdom of roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Nadelen ademhalings frequentie verhogen

A

Meer inspanning, je ververst boven in je longen, daar vind minder difusie plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is ventilatie?

A

Hoe goed wordt de lucht ververst in de longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Functie bronchiolen
Ventilatie en filteren
26
Functionele reserve capaciteit
Expiratoire reserve volume en restvolume
27
Inspiratoire capaciteit
Teugvolume en inspiratoir reserve volume
28
Waar in rust is de doorbloeding van de alviolie beter?
Aan de onderkant
29
Hoe bereken je de ademminuutvolume?
Ademvolume x ademfrequentie
30
Hoeveel ml ververs je per minuut in je longen?
Ongeveer 6000ml
31
Hoe vaak ververs je de lucht in je longen per minuut?
12 keer
32
Inademingsspieren
Diafragma 75%, intercostales externis 25% en hulpademhalingsspieren
33
Wat zijn de hulpademhalingsspieren bij inademing?
Scalenus, sternocleidomastoideus, pectoralis major/minor en serratus anterior
34
Wat gebeurt er als je je buikspieren aanspant?
Je verhoogt de interabdominale druk.
35
Wat zijn de verschillende longvolumes?
Teugvolume, Expiratoir reserve volume, Inspiratoir reserver volume en restvolume
36
Wat is het teugvolume?
Na normale ademhaling
37
Wat is het expiratoir reserver volume?
Na normale uitademing
38
Wat is het inspiratoir reserve volume?
Na normale inademing
39
Wat is het restvolume?
Na maximale uitademing
40
Wat zijn de verschillende longcapaciteiten?
Inspiratoire capaciteit, Totale longcapaciteit, Vitale capaciteit en Functionele residuele capaciteit
41
Hoe bereken je de inspiratoire capaciteit?
TV + IRV
42
Hoe bereken je de totale longcapaciteit?
RV + ERV + TV + IRV
43
Hoe bereken je de vitale capaciteit?
ERV + TV + IRV
44
Hoe bereken je de residuele capaciteit?
RV + ERV
45
3 effecten van leeftijd bij het respiratoire systeem
Afname elasticiteit longweefsel, Kraakbeenverandering en emfyseem
46
Definitie COPD
Niet volledig reversibele luchtwegobstructie veroorzaakt dor een abnormale ontstekingsreactie van de longen op schadelijke deeltjes of stoffen.
47
Waaruit bestaat COPD?
Chronische bronchitis en longemfyseem
48
Wat is de afkortinge COPD?
Chronic obstructive pulmonary disease
49
Wat is muscustransport?
Een verdedigingsmechanisme
50
Verminderde mucociliair transport door?
Meer productie mucus, Mucus is te dik, Cilia werkt niet goed meer of bronchiën trekken samen
51
Periciliaire laag
Laag die bij de cilia hoort
52
Hypoxemie
Verminderde O2
53
Hypercapnie
Meer CO2 in het bloed
54
Blue Bloater
Mensen die te weinig zuurstof in het bloed krijgen gaan extra rode bloedcellen aanmaken, hier door krijg je blauwe lippen.
55
Pathofysiologie longemfyseem
Abnormale verwijding van lucht houdende holten distaal van de respiratoire bronchiolen. door vernieling van de wanden en arteria tussen de alviolie
56
Hyperinflatie stand
Wanneer het diafragma afgeplat is en niet meer gebruikt kan worden om adem te halen
57
Longfunctie statisch
Restvolume neemt toe, totale longcapaciteit neemt toe, functionele reserve capaciteit neemt toe en expiratoire reserve volume neemt af.
58
Longfunctie dynamisch
Wordt gebruikt om te kijken of er sprake is van COPD. FEV1 neemt af FVC neemt af PEF(R) neemt af
59
FEV1
Forced expiration volume in 1 sec
60
FVC
Forced Vital capacity
61
Wat is de FVC?
Maximale expiratie na maximale inspiratie
62
PEF(R)
Peak Expiratory Flow (Rate)
63
Wat is de PEF(R)?
Maximale expiratoire stroom
64
Hoe bereken je de tiffeneau-index?
FEV1/FVC
65
Wat is de peakflow?
Hoe snel stroomt de lucht uit je longen?
66
Wat is de R waarde
Zegt iets over de correlatie
67
HRQL
Kwaliteit van leven
68
Diagnose COPD
FEV1/FVC < 0,7 na bronchodilatie en anamnetische aanwijzingen COPD
69
Diagnose Astma
FEV1 toename van meer of gelijk aan 12% na bronchodilatie
70
Symptomen Astma
Wheezing, dyspneu aanvallen, hoesten en thoracale pijn
71
Pink Puffers
Ademhalingsspieren worden gebruikt om de thorax te heffen als de slappe zak nog gebruikt wil worden.
72
GOLD 1
Milde COPD, FEV1, groter of gelijk aan 80% voorspellende waarde
73
GOLD 2
Medium COPD, FEV1, groter of gelijk aan 50% of kleiner dan 80% voorspellende waarde
74
GOLD 3
Ernstige COPD, FEV1, groter of gelijk aan 30% of kleiner dan 50% voorspellende waarde
75
GOLD 4
Zeer ernstige COPD, FEV1, minder dan 30% voorspellende waarde
76
MRC 1
Ik ben nooit kortademig, tenzij bij extreme inspanning
77
MRC 2
Ik ben kortademig als ik bergop moet lopen
78
MRC 3
Ik kan leeftijdsgenoten op vlak terrein niet volgen
79
MRC 4
Ik wordt kortademig van 100 meter wandelen
80
MRC 5
Ik ben te kortademig om het huis te verlaten
81
Symptomen COPD
``` Dyspneu Afwijkend adempatroon Hypoexie + cyanose Longfunctionele verandering Ophoesten sputum Inspanningsvermogen verminderd Perifere spierkracht verminderd Hyperinflatiestand Thoracale pijn Longmechanische ```
82
TLC afkorting
Totale longcapaciteit, deze is toegenomen omdat zij meer vermogen hebben om de longen uit te zetten, de ademhalingsspieren zijn hierin getraind
83
Symptomen chornische luchtweg obstructie
Hoesten Sputum Kortademigheid Thoracale ademhaling
84
Wanneer is er sprake van obstructie?
Bij een Tiffeneau index van <0,7
85
Longaandoening obstructief (flow volume curve)
De lucht die in de mond en trachea zit gaat er net zo makkelijk uit, maar daarna gaat het moeilijker
86
Longaandoening restrictief (flow volume curve)
De longen wordt stijf en kunnen minder makkelijk uitgezet worden, er gaat minder lucht in en uit de longen
87
Wat is er kapot bij longemfyseem?
De compliantie van de alviolie neemt af. De terugveerbaarheid neemt af waardoor er lucht blijft hangen. Dode ruimte wordt groter
88
Wat is er kapot bij chronische bronchitis?
Cilia functioneren niet goed goed. Aantal cilia zijn verminderd. Mucus laag is stroperig en dikker
89
Welke anamnistische gegevens moet je vragen bij COPD?
Verloop in de tijd van de symptomen Huidige toestand Tekens van afgenomen inspanningscapaciteit Tekens van gestoord mucustransport Andere symptomen Beheersingsstrategieën Factoren die een invloed hebben op het ontstaan van symptomen
90
Klinisch onderzoek kijk je naar?
Spierkracht, kortademigheid en mucusretentie en transport
91
Comorbiditeit bij COPD
``` Chronische vermoeidheid Osteoporose Hartfalen Slapeloosheid Angst/depressie Diabetes mellitus ```
92
Risicofactoren voor COPD
``` Roken Beroepsmatige stofblootstelling Luchtvervuiling Infecties Genetische aanleg Leeftijd (>40jaar) ```
93
Afkorting GOLD
Global Initiative for chronic obstructive lung disease
94
Wat is hypoxie?
Een zuurstoftekort in weefsel
95
Wat is cyanose?
Een blauwe verkleuring van de huid
96
Waar staat MRC voor bij de MRC schaal?
Modified medical research councel dyspneu schaal
97
Diagnostische meetinstrument kwaliteit van leven
CCQ CRQ SGRQ QOLRIQ
98
Wat moet er op de verwijzing staan bij COPD en de bijlage?
Medische diagnose Medicatie Comorbiditeiten Bijlage: spirometrie, ergometer, MRC en CCQ
99
Diagnostisch meetinstrument lichaamssamenstelling
VVMI, buikomtrek en vet percentage
100
Diagnostische meetinstrument activiteitenniveau
NNGB MRC IPAQ Accelerometer
101
Wanneer is het pluis bij COPD?
GOLD 1 en GOLD 2 met MRC <2 of juiste medicatie
102
Wanneer is het niet pluis bij COPD?
GOLD onbekend of GOLD 2 met MRC > of gelijk aan 2 en of GOLD 3 met MRC 3
103
Diagnostische meetinstrument angst / depressie
HADS
104
Diagnostische meetinstrument spierkracht
HHD Mondrukbepaling 1RM
105
Wat is respiratory alternans?
Het afwisselen van een thoracaal en abdominaal adempatroon
106
Wat is Hoover sign?
Het naar binnen trekken van de flanken gedurende een inademing. Dit wordt veroorzaakt door het inzakken van het diafragma
107
Wat is een paradoxale ademhaling
Ademhaling waarbij de buik ingetrokken wordt bij de inademing en uitgezet bij de uitademing
108
Welke 2 aandoeningen vallen onder COPD?
Longemfyseem en chronische bronchitis
109
2 Symptoomdomeinen COPD
Kortademigheid afgenomen inspanningsvermogen fysieke inactiviteit en gestoorde mucusklaring
110
Waar kijk je naar bij de inspectie?
``` Actieve hulpademinghalingsspieren Stand van de thorax Stand van de wervelkolom Verkleving van de lippen Atrofie Oedeem Epigastrische hoek ```
111
Evaluatie van het adempatroon, waar kijk je naar?
``` Ademfrequentie Abdominale/thoracale ademhaling Respiratory alternans Paradoxale ademhaling Hoover sign Verhouding inspiratie/expiratie Ratelende ademhaling ```
112
Diagnostische het onderzoek mucusklaring
Evaluatie hoest/huftechnieken Kwaliteit en kwantiteit van het sputum Luchtwegcollaps Expiratie spierkracht
113
Diagnostische het onderzoek evaluatie van het inspanningsvermogen
Functie test: traplopen, stofzuigen, tuinieren en aan/uitkleden
114
Diagnostische meetinstrumenten inspanningsvermogen
Maximale inspanningstest 6MWT Shuttle walk test
115
Diagnostische het onderzoek oriënterende palpatie
Totale beweging van thorax en buikwand | Activiteit van ademhalingsspieren