Week 1 CHECK Flashcards

(39 cards)

1
Q

Wat is een paroxysmaal ziektebelooop?

A

Incidenteel zonder blijvende schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat de hersenstam (truncus cerebri)?

A
  • Middenhersenen
  • Pons
  • Medulla oblongata
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke delen splitst de sulcus centralis (groeven) de hersenen?

A

In de motorische schors rostraal
En de sensorische schors dorsaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarvoor dient de lobus temporalis?

A

Voor het herkennen van gezichten en is primaire auditieve schors.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De hersenen bestaan uit 2 hersenhelften (hemisferen). Door wat worden deze verbonden met elkaar?

A

Door het corpus callosum.

Als je deze doorsnijdt gebeurt er in principe niet zo veel. Maar alles wat je waarneemt met links kan je niet tekenen met rechts. Je kan het wel benoemen maar de coordinatie van de hand werkt niet mee..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de weg van systemische input van signalen naar systemische output?

A
  • Sensorisch systeem (parietaal)
    –> input –> thalamus (behalve reuk) –> primaire schors –> secundaire schors
  • Motorisch systeem
    –> primaire motorische schors –> ruggenmerg –> skeletspieren
  • Event cognitieve systeem (legt associaties)
    –> planning en selectie
  • Limbisch systeem
    –> amygalda (angst en emoties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar bestaat de grijze stof uit en waar de witte stof?

A

Grijs: cellichamen neuronen en dendrieten (ontvangende kant)

Wit: myelineschede en axonen (aansturende kant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is cholinesteraseremmer voor een medicijn?

A

Deze remmen de activiteit van het enzym cholinesterase welke normaal acethylcholine afbreekt. Hierdoor blijft de hoeveelheid acethylcholine hoog waardoor de prikkeloverdracht gestimuleerd blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn gliacellen?

A

Zijn steuncellen van de neuronen
- hebben geen axonen
- brengen geen actiepotentiaal voort
- geen elektrische communicatie
- alleen chemische communicatie
- kunnen zich wel delen itt neuronen waardoor maligniteit kan vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 4 typen gliacellen zijn er?

A
  • Oligodendrocyten
    = vormen myelineschede centraal
    (Schwann cellen doen dit perifeer)
  • Microglia
    = immuuncellen van de hersenen en werken ong als macrofagen
    –> vorming littekens + fagocyterende werking
  • Astrocyten
    = zetten endotheel cellen aan tot vorming bloed-hersenbarriere
  • Ependymcellen
    = voor liquorproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Naast Schwann cellen zijn er nog andere perifeer gelegen gliacellen, welke?

A

Sattelietcellen; gelegen in ganglia van perifere zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel spinale zenuwen heb je?

A

8* cervicale
12 thoracale
5 lumbale
5 sacrale

–> de plek van uittreden uit de wervelkolom is niet altijd hetzelfde als uit het ruggenmerg.
–> sacrale segmementen treden
namelijk al uit ter hoogte van de
lumbale wervels en lopen verder
door tot ze sacraal de wervelkolom
verlaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ieder deel van het lichaam wordt geinnerveerd door een specifiek segment, wat is hier een uitzondering op?

A

Het gezicht, deze wordt geinnerveerd door de n. trigeminus (V)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 3 subsystemen heeft het autonome zenuwstelsel?

A
  • parasympatische systeem
    = direct, rest and digest
  • orthosympatische systeem
    = indirect via grensstreng, fight or flight
  • plexus entericus
    = directe innervatie darmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt het limbische systeem beinvloedt?

A

Vanuit het autonome zenuwstelsel
–> gereguleerd via amygdala en hypothalamus –> betrokken bij emoties, geheugen en motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 2 ezelsbruggetjes zijn er voor de hersenzenuwen?

A

Op Ons Oude Tuin Terras At Frits Verse Groente Van Albert Heijn

Some Say Marry Money But My Brother Says Big Boobs Matter More

17
Q

Op welke 2 manier kan info die binnenkomt in het CZS ingedeeld worden?

A
  • Somatosensibele info
    = komt uit huid, spieren, pezen, gewrichten en botten
    –> wordt weer onderverdeeld in vitale en gnostische info
  • Viscerosensibele info
    = uit tractus respiratorius, digestivus, circulatorius, urogenitalis, vet
    –> al deze info gaat naar insula
18
Q

Hoe kan je bijvoorbeeld het dragen van je kleding op de huid niet waarnemen?

A

Doordat deze info al wordt weggefilterd door de thalamus voordat het aankomt bij de cortex

19
Q

In welke 2 soorten sensibiliteit kan het ruggenmerg georganiseerd worden?

A
  • Vitale sensibiliteit; pijn + temp
    = eerste synaps ligt direct in dorsale hoorn na binnentreden ruggenmerg
  • Gnostische sensibiliteit; tast, aanraking, lokalisatie
    = eerste synaps in dorsale kolomkernen van hersenstam (dus later!)

–> geeft verschil in effect van een ruggenmergleasie!

Tweede van beiden = in thalamus
Derde van beiden = in sensorische schors

20
Q

Wat is een homunculus?

A

De somatotopische organisatie van de sensibele schors waarin een weergave te zien is van hoe uitgebreid het receptieve veld is voor een bepaald lichaamsdeel.

21
Q

Waar ligt de primaire motorische schors?

A

In de gyrus precentralis in de frontaalkwab.

De motorneuronen liggen in groepjes en besturen de dwarsgestreepte spieren.
–> de cellichamen van deze neuronen liggen in ventrale zijde van ruggenmerg en hersenstam dus in CZS.

22
Q

Wat is een motorunit?

A

De combinatie van een motorneuron en een spiervezel.
–> een motorneuron kan heel veel spiervezels aansturen (grove bewegingen)
–> een motorneuron kan weinig spiervezels aansturen (fijne beweging

23
Q

Hoe werkt de kniepeesreflex?
= monosynaptische reflex

A
  • Via primaire afferenten van motorneuronen komt sensibele input binnen
    = axonen uit spinale ganglion
  • Centrale verwerking
  • Motorische output
    –> m.quadriceps trekt samen
    –> hamstrings ontspannen
    –> dit gelijktijdig kan door
    schakelcellen
24
Q

Wat zijn interneuronen en waar liggen ze?

A

= excitatoire en inhibitoire schakelcellen die ervoor zorgen dat motorneuronen verbonden zijn.
–> hierdoor mbv 1 neurotransmitter diverse effecten (polysynaptische reflexen)

–> liggen in het ruggenmerg en de hersenstam

25
Hoe werkt een reflex?
Het is een simpel circuit met sensibele input --> centrale verwerking --> motorische output.
26
Welke soorten verwerking van een reflex bestaan er?
- Intrapiramidale verwerking - Extrapiramidale verwerking --> effect verloopt niet direct in maar via de piramidebaan dus niet buiten de piramidebaan om, het zijn hulpcircuits. Werken niet direct op motorneuronen en kunnen kracht ook niet veranderen.
27
Wat is intrapiramidale verwerking?
1) Corticospinaal komt sensorische input binnen 2) Afferenten gaan bij een reflex centraal via interneuronen naar motorneuronen = polysynaptisch 2) Of afferenten gaan bij een reflex direct over op motorneuronen = monosynaptisch
28
Wat is extrapiramidale verwerking?
1) Basale ganglia voor initiatie van beweging --> bij defect is er traagheid of moeite met bewegen zoals bij Parkinson 2) Cerebellum is er voor uitvoering van beweging (coordinatie) --> bij dronkenschap gestoorde coordinatie --> DUS circuit loopt: input vanuit ruggenmerg --> cerebellum (analyse) --> thalamus --> motorische schors --> piramidebaan Afwijking zit hier aan ipsilaterale kant omdat er twee keer een kruising is.
29
Wat voor effect heeft het als de hemisfeer kapot gaat?
Dan komen er problemen aan de contralaterale zijde omdat hier de kruising in de piramidebaan plaatsvindt.
30
Wat is een beroerte?
Een stoornis van de bloedvaten in de hersenen of naar de hersenen: - 80% herseninfarct = occlusie van een bloedvat - 20% hersenbloeding = opengebarste bloedvat --> verschijnselen van beiden zijn haast identiek. Onderscheid maken middels een CT scan.
31
Wat zie je op een CT scan bij een herseninfarct en bij een hersenbloeding?
- Herseninfarct = hypodens (donker door ischemie) --> ontstaat pas later, in acute fase lastig te zien - Hersenbloeding = hyperdens (spierwit door gestolde bloed)
32
Voor de diagnose van een CVA is het belangrijk om focale en globale symptomen te onderscheiden. Wat zijn deze symptomen?
- Focale symptomen (duidelijke lokalisatie) --> afasie (taalstoornis), hemiparese, hemianopsie (gezichtsveld valt deels weg), ataxie, dysartrie, diplopie - Globale symptomen (minder duidelijk) --> zwart voor de ogen, duizeligheid, bewusteloosheid, verwardheid
33
Wat bevat de linker en de rechterhemisfeer qua functies?
- Links: taal, rekenen, schrijven, weteschappelijke vaardigheden, redeneren - Rechts: muziek, artistieke vaardigehden, ruimtelijk inzicht, kunst, creativiteit, inzicht
34
Wat zijn oorzaken van een herseninfarct?
- Intracraniele atherosclerose - Extracraniele atherosclerose - Cardiale embolie - Overige oorzaken -
35
Wat is de B van een herseninfarct?
- Binnen 4.5 uur trombolyse: alteplase - Binnen 6 uur een katheter met een stent via de lies naar obstructie om vat te openen
36
Wat zijn de gevolgen van een herseninfarct in de a. cerebri anterior?
- Halfzijdige zwakte vooral in been - Halfzijdige gevoelsstoornis - Dysartrie (articulatiestoornis) - Gedragsstoornis - Desorientatie
37
Wat zijn de gevolgen van een herseninfarct in de a. cerebri media?
- Halfzijdige zwakte in gelaat en arm - Halfzijdige gevoelsstoornis - Dysartrie - Afasie (taalstoornis) - Half niet zien
38
Wat zijn de gevolgen van een herseninfarct in de a. cerebri posterior?
- Kwadrant niet zien - Halfzijdige gevoelsstoornis - Halfzijdige zwakte
39
Wat zijn de gevolgen van een herseninfarct in de a. vertebralis en a. basilaris?
Cerebellum: - coordinatie - duizeligheid - dysartrie Hersenstam: - ataxie - dubbelzien - slikstoornis - dysartrie - draaiduizeligheid