Week 6 CHECK Flashcards

(43 cards)

1
Q

Waar heb je last van bij een wortellaesie? (radiculopathie)
- Soort uitval
- Bijkomende verschijnselen
- Locatie uitval

A
  • Motorische en of sensibele uitval
    Evt betrokkenheid van reflexen
  • Kan sprake zijn van atrofie spieren
    Vaak pijnlijk bij drukverhogende
    momenten
  • Sensibele uitval in traject
    dermatoom
    Motore uitval in geinnerveerde spier
    door betrokken zenuw

–> bekende oorzaak is een hernia nuclei pulposi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar heb je last van bij een plexus uitval? (plexopathie)
- Soort uitval
- Bijkomende verschijnselen
- Locatie uitval

A
  • Motorische en of sensibele uitval
    Evt betrokkenheid van reflexen
  • Kan sprake zijn van spieratrofie
    Vaak pijnlijk
  • Motorische en of sensibele uitval
    is niet terug te lokaliseren tot 1
    zenuw of 1 wortel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar heb je last van bij een perifere zenuw? (neuropathie)
- Soort uitval
- Bijkomende verschijnselen
- Locatie uitval

A
  • Motorische en of sensibele uitval
    Evt betrokkenheid reflexen
  • Kan sprake zijn van spieratrofie
    Meestal niet pijnlijk
  • Sensibele uitval in traject zenuw
    Motore uitval in geinnerveerde
    spier door betrokken zenuw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen een mononeuropathie en een polyneuropathie?

A
  • Mononeuropathie; er vallen steeds op verschillende plekken zenuwen uit, vaak veroorzaakt door systeemziekten
  • Polyneuropathie; klachten beginnen vaak distaal en in onderste extremiteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschadiging van de zenuw kan middels de classificatie van Seddon ingedeeld worden in 3 categorien, welke?

A
  • Neuropraxie
    = door druk is myeline beschadigd. Hierdoor ontstaat een geleidingsblokkade
    –> axon, epi-, peri- en endoneurium intact
    –> volledig herstel binnen dgn/wkn
  • Axonotmesis
    = door hogere druk beschadigt myeline en axon.
    –> epi-, peri- en endoneurium intact
    –> distaal laesie is geleiding eerste dagen intact maar kan later verstoord raken door Wallerse degeneratie
    –> Regeneratie is met 1 mm per dag mogelijk
  • Neurotmesis
    = axon + myeline is voll beschadigd, voor omgevende epi-, peri- en endometrium bestaan subclassificaties
    –> 3de graads: epi- peri intact
    –> 4de graads: alleen epi intact
    –> 5de graads: voll transectie zenuw

–> Regeneratie niet mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een enkel voorbeeld van een mononeuropathie is Bellse parese, wat is dit?

A

= perifere uitval van n. facialis parese –> ook betrokkenheid van oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een enkel voorbeeld van een mononeuropathie is ulnaropathie, wat is dit?

A

= druk op de n. ulnaris ter hoogte van de elleboog of het kanaal van Gyon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een enkel voorbeeld van een mononeuropathie is n. radialis compressie, wat is dit?

A

= n. radialis in bovenarm wordt dichtgedrukt waardoor het onmogelijk is om pols en arm te strekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een enkel voorbeeld van een mononeuropathie is n. cutaneus femoris lateralis, wat is dit?

A

= verminderde sensibiliteit op laterale deel van bovenbeen. Vaak veroorzaakt door snelle toename in gewicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een enkel voorbeeld van een mononeuropathie is n. peroneus compressie, wat is dit?

A

= n. peroneus loopt opp in de knieholte en wordt vaak veroorzaakt door gekruisd over elkaar zitten met de benen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het carpale tunnel syndroom (CTS) R, O, S, AO, B?

A

R –> zwangere vrouwen
RA
Metastasen van kanker
DM

O –> n. medianus zit klem onder lig. transversum waardoor drukneuropathie ontstaat.

S –> uitval van n. medianus leidt tot sensibiliteitsverlies in vingers 1-3 en hakverwege 4 aan palmaire zijde
–> tintelingen/ doofheid vingers
–> schudden helpt verlichtend
–> toename in ochtend en na
inspanning
–> Proef van Tintel pos
(tikken op zenuw doet pijn)

AO –> EMG van n. medianus
(werking n. medianus
vergelijken met n. ulnaris)
–> Echo van n. medianus

B –> Houdingsadviezen
–> Nachtspalk waarbij n.medianus
s nachts wordt overstrekt zodat
klachten minder snel optreden
–> Steroiden
–> Chirurgisch lig. transversum
klieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op welke verschillende manieren kan de sensibele informatie ingedeeld worden?

A
  • Viscerosensibel (gevoel van organen) vs somatosensibel (gevoel van de huid en bewegingsapparaat)
  • Enteroceptie (receptoren in organen) vs exteroceptie (receptoren in huid) vs proprioceptie (receptoren in bewegingsapparaat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke twee groepen is somatosensibiliteit in te delen?

A
  • Gnostisch: fijne tast, proprioceptie
  • Vitaal: grove tast, pijn, temp, jeuk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Je hebt gnostische en vitale sensibiliteit. Gnostische sensibiliteit maakt gebruik van 4 verschillende receptoren:
- Lichaampje van Meissner
- Merkels schijven
- Lichaampje van Pacini
- Lichaampje van Ruffini

Wat zijn de eigenschappen hiervan?

A
  • Lichaampje van Meissner:
    Kleine receptorvelden
    Snel adapterend
  • Merkels schijven: aanraking
    Kleine receptorvelden
    Langzaam adapterend
  • Lichaampje van Pacini:
    Grote receptorvelden
    Snel adapterend
  • Lichaampje van Ruffini: aanraking
    Grote receptorvelden
    Langzaam adapterend

*Langzaam adapterend zijn actief bij een constante stimulus
*Snel adapterend zijn actief bij een verandering in input

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan de grootte van receptieve velden op de huid vastgesteld worden?

A

= mbv de tweepunts discriminatietest

Hoe groter een receptief veld, hoe minder nauwkeurig men weet waar de prikkel precies vandaan komt.
–> grootte van het receptieve veld hangt af van hoe breed zenuwvezels vertakken.

–> Als pt 1 prikje voelt zit het dus in hetzelfde receptieve veld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kan de gevoeligheid van het receptieve veld vastgesteld worden?

A

= mbv de von Frey haren

Haren met verschillende diameter, die allemaal buigen bij een bepaalde druk. Bij welke druk voelt pt de haren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Er zijn verschillende neuronvezels met verschillende dikten en geleidinsgsnelheid, welke zijn dit?

A
  • C vezels
    –> pijn, temp, jeuk
    –> niet gemyeliniseerd
    –> V = 0.5-2 m/s
  • As vezels
    –> pijn, temp
    –> wel gemyeliniseerd
    –> V = 5-30 m/s
  • Ab vezels
    –> tast, proprioceptie
    –> meer gemyeliniseerd
    –> V = 35-75 m/s
  • Ia vezels (Meissner, Ruffini, Merkel)
    –> proprioceptie
    –> nog meer gemyeliniseerd
    –> V = 80-120 m/s
  • Ib vezels
    –> proprioceptie
    –> zelfde als Ia gemyeliniseerd
    –> V = 80-120 m/s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de cauda equina?

A

= Ruggenmerg loopt ong tot Th12/L1. Hieronder lopen nog wel wortels, de cauda equina.
–> wordt gebruikt voor epidurale en spinale anesthesie en voor lumbaalpunctie.

Wervelkolom groeit langer door dan ruggenmerg waardoor aftakkingen van onderste zenuwen hogerop plaatsvinden.

Relatieve stijgen van wervelkolom = ascendens medullae.

19
Q

De sensibele cortex bestaat uit verschillende gebieden die informatie uit het lichaam ontvangen, welke gebieden zijn dit en waar ontvangen ze de informatie van?

A
  • 1 + 3b ontvangen info uit de huid
  • 2 + 3a ontvangen proprioceptieve informatie

–> binnen de primaire somatosensibele schors worden de verschillende modaliteiten dus gescheiden verwerkt
–> hierna wordt info doorgestuurd naar de amygdala en de hippocampus waar integratie van de informatie plaatsvindt.

20
Q

Waar bestaat aanvullend onderzoek uit bij pten met spierziekten?

A
  • Bepalen van CK (verhoogd)
  • EMG doen
  • Lactaat bepaling (verhoogd)
  • Spierbiopt toont inflammatie
  • Evt DNA onderzoek
21
Q

Wat voor kenmerken worden vaak in de kliniek gezien bij pten met een spierziekte?

A
  • Positieve proef van Trendelenburg
    (uitzakken van heup)
  • Gower’s sign
    (steunen op armen bij opstaan)
  • dikke kuiten
  • uitstekende schouderbladen
  • toegenomen lumbale lordose
  • let ook op spieren van aangezicht
    –> ogen dichtknijpen en wimpers zijn dan niet meer te zien
22
Q

Wat is de ziekte van Duchenne, O, S, B?

A

= sprake van spierdystrofie, ontstaat meestal tussen 3-5 jaar.

O –> X gebonden rec maar kan ook
de novo. CK is sterk verhoogd
door afwezigheid van dystrofine

S –> cardiomyopathie
ademhalingsinsuf
proximale spierzwakte
dikke kuiten
gower’s sign

B –> antisense-oligo therapie:
complete mutatie overzetten naar mildere waarbij complete triplet verwijderd wordt en normale leesraam kan ontstaan en zo dystrofine productie.

23
Q

Wat is de ziekte van Becker, O, S, B?

A

= milde vorm van Becker welke vanaf 10-15 jaar ontstaat. Zou op 60 nog op krukken kunnen lopen.

O –> X gebonden rec waarbij dystrofine verminderd is of veranderd. Dus CK is wat verhoogd.

S –> proximale spierzwakte
dikke kuiten

B –> antisense-oligo therapie:
complete mutatie overzetten naar mildere waarbij complete triplet verwijderd wordt en normale leesraam kan ontstaan en zo dystrofine productie.

24
Q

Wat is dystrofia myotonica, O, S, B?

A

= vooral spierzwakte en myotonie (hand als vuist maken waarna pt hem moeilijk kan ontspannen)

O –> anticipatie van CTG repeat op chromosoom 19 (autosom dom)

S –> na 50 jr pas dan is enige klacht cataract
–> anders spierzwakte
–> myotonie
–> cardiomyopathie
–> GI problemen

B –> niet te genezen

25
Wat is facio-scapulo-humerale-spierdystrofie, O, S?
O --> mutatie chrom 4, autosom dom S --> spierzwakte aangezicht --> spierzwakte schoudergordel --> spierzwakte bovenarmen --> schouderbladen steken uit --> lendenlordose
26
Wat is de ziekte van Pompe?
= metabole spierziekte O --> deficientie van a-glucosidase waardoor een glycogeenstapeling S --> limb-girdle spierzwakte --> glycogeenstapeling --> dikke tong --> groot hart --> slappe baby (klassieke vorm vanaf baby niet klassiek is tussen 1 en 60) B --> enzymtherapie ERT
27
Wat is er zo belangrijk aan het detecteren van verworven spierziekten?
Deze zijn over het algemeen beter te genezen dan erfelijke spierziekten.
28
Wat is dermatomyositis (DM) en polymyositis (PM)?
O --> ontstaan in wkn tot mnd S --> progressieve limb girdle --> huidverschijnselen (v sign) --> slikklachten --> pijnlijke of gevoelige spieren --> malaise --> proximaal krachtverlies AO --> CD4 positieve cellen aan bij rand bij DM --> CD8 positieve cellen bij PM ! KANKER UITSLUITEN
29
Waar moet je ook aan denken van spierziekten?
Dat ze metabool kunnen zijn! --> meet dus ook het TSH Hypothyreoidie kan nml de oorzaak zijn --> zwakte zit dan proximaal En dat het een bijwerking van medicatie kan zijn!
30
Wat is inclusion body myositis (IBM) R, O, S, B?
R --> vaak bij mannen boven 60 O --> ontstaat in mnd tot jaren en heeft progressief beloop S --> limb girdle zwakte --> zwakte vingerflexortoppen --> slikklachten --> CK is n of verhoogd B --> geen effect immunotherapie
31
Wat stuurt het somatomotorisch systeem aan?
Het gaat naar de motorneuronen, die de dwarsgestreepte spieren innerveren. Motorneuronen liggen in de hersenstam en het ruggenmerg
32
Welke 3 afferenten heb je die info doorgeven aan de motorneuronen?
1) Primaire afferenten (Ia afferenten) --> spierspoelafferenten (kniepeesreflex) 2) Interneuronen in ruggenmerg en hersenstam --> excitatoire en inhibitoire schakelcellen. Ze lopen om motorneuronen heen en maken zo verbinding 3) Supraspinale banen zoals piramidebaan --> piramidebaan komt uit motorische cortex en sluit direct of indirect aan op motorneuronen
33
Wat zijn de extrapiramidale structuren?
- Basale ganglia - Cerebellum --> zijn hulpsystemen die zorgen voor initiatie en uitvoering van beweging --> bij laesies piramidebaan is er krachtsvermindering --> bij laesies aan hulpsystemen is kracht intact maar initiatie of coordinatie verstoord
34
Wat is het verschil in innervatie van een motorunit vergeleken met het somatosensibele systeem?
- Bij somatosensibele systeem innerveert 1 segment 1 spier - Bij een motorunit geldt namelijk dat als 1 segment uitvalt, een ander segment andere delen van de spier nog wel kan innerveren.
35
Welke twee groepen motorneuronen bestaan er?
- Mediale --> innerveert romp, nek, wervelkolom --> wordt bilateraal geinnerveerd zodat er stabiliteit is van de ledematen - Laterale --> innerveert ledematen --> unilateraal geinnerveerd waardoor er verschil tussen links en rechts is van ledematen
36
Waarvoor dient de piramidebaan bij de mens?
Voor de fijne bewegingen (pincetgreep). Lage dieren hebben alleen interneuronen. Mensen hebben projecties naar alle motorneuronen.
37
Wat voorziet de capsula interna van bloed?
a. cerebri media --> kleine laesie kan grote contra laterale verlamming geven.
38
Wat is een Duchenne smile?
Naast de cortex en de hersenstam is er nog het monoaminerge systeem. --> meer onderdeel van emotionele brein, het limbisch systeem. Emotioneel lachen heeft dus een aparte baan en werkt niet geforceerd. Zo lang de gyrus cinguli nog intact is kan de persoon wel mogelijk spontaan lachen terwijl er een n. facialis laesie is in de piramidebaan
39
Waar bevindt de primaire motorische schors zich?
In de gyrus precentralis voor de sulcus centralis
40
Sinds 2022 is er een nieuwe homunculus voor de MOTORISCHE SCHORS, wat is er hier anders aan?
- Heeft 3tal effectorspecifieke regio's verantwoordelijk voor simpele bewegingen van respectievelijk onderste ledematen, bovenste ledematen en gezicht --> directe stimulatie vanuit cortex leidt tot directe beweging - Deze drie regio's worden afgewisseld door somato-cognitieve action networks --> bijv. zien dat stoplicht rood is en dan daadwerkelijk stoppen --> directe stimulatie leidt niet tot directe bewegingen
41
Wat is de lokalisatie van de motorische cortex en hoe kan deze opgedeeld worden?
De primaire motorische cortex ligt ongeveer op de helft en de premotorische velden liggen rostraal daarvan. De premotorische velden kunnen weer opgedeeld worden in de premotorische schors (meer lateraal) en de supplementaire motorische cortex (M1; meer mediaal); ook wel gyrus precentralis.
42
Waar liggen spiegelneuronen en wat is hun functie?
In de laterale premotorische cortex --> gebruik van visuele input bij somatomotoriek --> bij apen werd activiteit van neuronen gemeten als ze een pinda uit de hand van de onderzoeker pakten. Als de onderzoeker daarna het op dezelfde manier pakte als de aap deed gingen dezelfde neuronen vuren --> waarvoor dit handig is, is nog onbekend
43
Welke 3 vormen van codering heeft het sensibele systeem?
- Temporal code = geeft aan wat aankomsttijd van stimulus is - Rate code = geeft precies de intensiteit van de stimulus aan (intensiteit van geluid) - Spatial code = geeft de plaats aan (toonhoogte van geluid) --> sensorische systeem geeft vooral veranderingen in omgeving aan en is er niet voor om zo'n accuraat mogelijk beeld van omgeving te schetsen