week 12 Flashcards

Prostaat- & blaascarcinoom & onderzoek (68 cards)

1
Q

Wanneer is kennis wetenschappelijk?

A

Kennis is wetenschappelijk als deze via de wetenschappelijke methode is verkregen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 belangrijke aspecten in de huidige westerse wetenschap

A
  • Empirisch bewijs
  • Logica
  • Kritische houding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Empirisch bewijs

A
  • Proefondervindelijk, gebaseerd op eigen ervaring
  • Waarneembaar, herhaalbaar, meetbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Logisch redeneren

A
  • Emotioneel denken is mens-eigen
  • Iets wat geleerd moet worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor wetenschap is geneeskunde?

A

Consensus wetenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 demonen binnen wetenschappelijk onderzoek

A
  • Dataduivel
  • Replicatieprobleem
  • Verificatiekramp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dataduivel

A

Data slecht gearchiveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Replicatieprobleem

A

Studieresultaten moeten door andere studies gecheckt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verificatiekramp

A

Te hard proberen het gewenste resultaat te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 soorten meetfouten

A
  • Toevallige meetfouten
  • Systematische meetfouten
  • Differentiële systematische meetfouten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Toevallige meetfouten

A

Door meetonnauwkeurigheid van instrument of waarnemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Systematische meetfouten

A

Door fouten van het meetinstrument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Differentiële systematische meetfouten

A

In de ene groep wordt een andere systematische fout gemaakt dan in de andere groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Discrete numerieke variabelen

A

Gehele getallen (aantal dagen ziek, aantal kinderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Continue numerieke variabelen

A

Reële getallen (lengte, gewicht, bloeddruk, inkomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nominale categorische variabelen

A

Geen ordening (geslacht, soort OK, klacht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ordinale categorische variabelen

A

Wel rangorde (ernst, ziekte, stagering tumor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Chi-kwadraattoets

A

bv. percentages zieken en niet zieken tussen mannen en vrouwen vergelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Centrale limiet stelling

A

De verdeling van alle mogelijke steekproefgemiddelden is (bij benadering) een normale verdeling met
- gemiddelde
- standaardafwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bij benadering normaal verdeeld

A

Als individuele scores in de populatie NIET normaal verdeeld zijn, maar steekproefgrootte is wel redelijk groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Z (toetsen)

A

Toetsingsgrootheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Stappen toetsen (algemeen)

A
  1. Formuleer de nulhypothese H0.
  2. Verzamel gegevens.
  3. Bereken de toetsingsgrootheid.
  4. Beoordeel de waarde van de toetsingsgrootheid:
    Is deze waarde ‘aannemelijk’ als H0 waar is?
    Hoe ‘aannemelijk’? –> P-waarde
  5. Als P-waarde groter dan 0,05: H0 behouden
    Als P-waarde kleiner dan 0,05: H0 verwerpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Dichotome uitkomst

A

Per studie meestal 2 bij 2 tabel (meta-analyse)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Apex (prostaat)

A

Urethrazijde van de prostaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Basis (prostaat)
Blaaszijde van de prostaat
26
Top 3 prostaataandoeningen
- Benigne prostaat hyperpplasie (BPH) - Prostatitis - Prostaacarcinoom
27
PSA
Prostaat-specifiek antigeen
28
DRE/RT
Rectaal toucher bij prostaatkanker
29
TRUS
Transrectal ultrasound
30
Prognostische facotren (prostaatkanker)
Gleason score PSA T-stadium
31
Stadiërende scans prostaatkankers
PSMA PET CT
32
Curatieve opties prostaatkanker
- Radiotherapie - Radicale prostatectomie (laparoscopisch) - Andere fysische methoden
33
Soorten radiotherapie prostaatkanker, curatief
- External beam - Brachytherapie - Stereotactie
34
Andere fysische methoden curatief
- HIFU - Cryotherapie - Protonen - IRE - TULSA
35
Stap 1 van palliatie prostaatkanker
ADT (androgeen deprivatie therapie)
36
Kenmkerken ADT
- Palliatief ( tenzij in combi met bestraling ter curatie) - Uitschakelen testosteron remt tumor - Werkt gemiddeld 18 maanden - Veel bijwerkingen - Ietsje langer leven bij vroege start - Symptomatische metastasen: klachten zullen verdwijnen
37
Therapie bij VEEL metastasen (prostaat)
Chemo + hormoontherapie
38
Soorten mogelijke chemo's bij veel metastasen prostaatkanker
- Docetaxel 6 kuren na LHRH antagonist starten - Abiraterone - Triple therapie: LHRH+ docetaxel+ Abiraterone
39
Kans op maligniteit bij microscopische hematurie
1-5%
40
Urologische oorzaken hematurie (DD's)
- Maligniteit - Zware inspanning/ trauma - UWI - Steenlijden - Radiatieschade
41
VG en mediactie geassocieerd met blaaskanker
- Bestraling kleine bekken - Chronische UWI - Verblijfskatheter - Fenacetine - Immuunsuppressie - Cyclofosfamide - Schistosomiasis
42
LAB blaaskanker
- Kreatinine, ureum, GFR, Hb - Sediment - Morfologie erythrocyten - Kweek
43
Waarom geen urinecytologie bij LAB blaaskanker
Sensitiviteit voor detectie blaaskanker bij urinecytologie is erg laag, omdat er vaak heel veel ery's etc zijn die in de weg zitten voor goede diagnostiek
44
Beeldvorming blaaskanker
- Echografie niereen - UCS = urethrocytoscopie - CT-urinewegen
45
Klinische stadiëring blaaskanker
- Bimanueel toucher in narcose - Als niet invasief: CT-urinewgen - Als spierinvasief: CT-th/abd
46
Intravesicale spoelingen blaaskanker
- Chemotherapie - Immuuntherapie: BCG - Eenmalig postoperatief chemo
47
Onderhoudsspoelingen blaaskanker (minderen recidiefkans)
- Low-risk: geen spoelingen - Intermediate: met hoge recidieffreuentie: MMC - High-risk: re-TUR en aansluitend BCG 1-3 jaar
48
Brickerse deviatie
15cm terminale ileum naar posterieur, dit fungeertals een soort nieuwe blaas
49
Indiana pouch/ katheteriseerbaar stoma
Caecum en colon ascendens openklappen naar ventraal, urineleiders aan hechten met katheter naar buiten
50
Waarom is indiana pouch continent?
Dor klep van Bauhin
51
Orthotope neoblaas
80 cm dunne darm naar posterieur, openknippen en hechten aan darm, soort nieuwe blaas: WEL ALLEEN BIJ JONGE PATIËNTEN (< 75)
52
Chemo blaaskanker neoadjuvante therapie
Altijd icm lokale behandeling
53
Toxiciteit cisplatine
- Gehoorschade - Nierfunctieverlies - Beenmergdepressie
54
Wanneer radiotherapie blaaskanker?
Voor patiënten die niet geopereerd kunnen worden
55
Brachytherapie blaas wanneer?
- Solitaire tumor < 5 cm - Klinisch stadium T2N0M0 - Geen bijkomend CIS - Tumor niet op blaashals of trigonum
56
Waarom immunotherapie bij blaaskanker?
- Urotheelcarcinoom kent hoge mutatie load - Veel antigenen op tumorcellen
57
Klinische dilemma's in het onderzoek naar prostaatcarcinoom
- Er kan nog geen onderscheid worden gemaakt tussen agressieve en indolente tumoren, hierdoor kan er snel sprake zijn van overbehandeling - Stagering: met de PSMA-PET-scan kunnen wel goed kleine tumoren worden gevonden, maar micrometastasen kunnen nog niet opgespoord worden - Geen duidelijke indicaties voor behandeling oligometa's
58
Veelvoorkomende afwijking in karyogram bij prostaatkanker
fusie-gen TMPRSS2-ERG
59
Wat houdt androgeendepletie in?
Blokkeren androgeenreceptor; waardoor tumor niet verder kan groeien
60
Medicijnen voor androgeendepletie
- 5-alfa-reductaseremmers - Anti-androgenen
61
Werking 5-alfa-reductaseremmers
Verminderde omzetting van testosteron naar dihydrotestosteron (DHT)
62
Werking anti-androgenen
Binden op de androgeenreceptor waardoor androgenen niet meer kunnen binden
63
Mictieklachten hebben wel/niets te maken met beginnende prostaatkanker
niets
64
Belangrijke bijwerkingen bij prostaatbiopsie
Hematurie (ongeveer 40% van de gevallen)
65
Prostaat biopsie tegenwoordig methode
Transperineaal biopt nemen met transrectale echo
66
Inclusie criteria active surveillance prostaatcarcinoom
1. PSA < 10 ng/ml 2. Gleason score < 7 3. Minder dan 3 positieve biopten 4. Behandelbaar voor eventuele invasieve interventie
67
Anticholinergica
Medicijnen die blaaswerking remmen, minder aandrang
68
cT1 stadiëring duidt altijd alleen op
Onderzoek na rectaal onderzoek vóór operatie (clinical T1 stage)