Week 12 Flashcards

(31 cards)

1
Q

Wat is het verschil in kliniek bij typische en atypische CAP?

A

Typisch:
-Acuut koortsend ziek
-Vaak productieve hoest en purulent sputum
-Lobulair infiltraat op X-thorax

Atypsisch:
-Acuut / semi-acuut / chronisch koortsend ziektebeeld (griep)
-Niet productieve hoest ) zelden purulent sputum
-Diffuse infiltratieve afwijkingen op X-thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor X-thorax beeld zie je typische bij een PJP?

A

Symmetrische interstitiele afwijkingen vanuit hilus:
-Vlindervormig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de pathogenese van PJP?

A

Pneumocystis jiroveci heeft 75% al op 4 jaar gehad. CD4+ T-cellen gestuurde macrofagen ruimen P. jiroveci op. Begint bij 1/4 zonder afwijkingen op X-thorax.
-P. jiroveci plakt aan alveoluswand mbv 2 adhesieve glycoproteinen: fibronectine en vitronectine
-Hierna volgt een inflammatoir proces met destructie van de alveoluswand en verstoring van de gaswisseling

-Complicatie is pneumothorax door dunwandige cystes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe stel je de diagnose van PJP?

A

Via een BAL - spoeling van de alveoli en daarin P. jiroveci aantonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vanaf welke generatie (splitsing) spreken we van de bronchiole?

A

Vanaf de 7e generatie. Er is geen kraakbeen meer, wel club/clara cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is bronchiolitis?

A

Een acute virale ontsteking van de bronchiole.
-Lokaal: inflammatie met oedeem en necrose van bronchusepitheel, toename mucusproductie en daarmee bronchusobstructie

-Kliniek: Heel benauwd, vol met snot, veel hoesten, verlengd experirium, rhonchi/crepitaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de belangrijkste verwekkers van bronchiolitis?

A

-RS virus
-Rhinovirus
-(para) influenzavirus
-Adenovirus
-Coronavirus
-Humaan metapneumovirus (HMPV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer speelt RS virus op?

A

Een seizoensgebonden patroon: komt op in oktober met een piek in december-januari. (wintermaanden).

-In tropen in regenseizoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn risicofactoren voor ernstiger beloop van bronchiolitis bij kinderen?

A
  1. Leeftijd (prematuriteit, leeftijd < 6 maanden, > 65 jaar)
  2. Comorbiditeit (hart- en longaandoeningen, Down syndroom)
  3. Overig (ondervoeding, HIV, gelimiteerde gezondheidszorg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn complicaties van RS virus?

A

Respiratoire insufficientie:
-Ernstige tachypnoe/dyspnoe, tekenen van uitputting, lage saturatie, apnoes, bloedgasafwijkingen

-(Bacteriele) superinfectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat werkt als therapie bij bronchiolitis?

A

-Neustoilet (bovenste luchtwegen vrij houden)
-Vocht
-Zuurstof
-Geduld

-Immunisatie (vaccinatie (maternale vaccinatie tijdens de zwangerschap) en monoklonale antistoffen)

Monoklonale antistoffen na de geboorte hebben de voorkeur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het probleem bij cystische fibrose?

A

Probleem in het CFTR eiwit, wat een chloorkanaal is. Primaire verstoring chloride transport, secundair daaraan verstoring transport Na en water.

-In zweetklieren: verstoorde terugresorptie zouten = zout zweet
-In luchtwegen: Cl wordt cel uit getransporteert -> Na en water mee. Fout zorgt voor droogte en taai slijm en destructie cilia
-In tractus digestivus: pancreas = verstoring transport verteringsenzymen door ‘taai slijm’ wat kan leiden tot diarree, rest van darmen obstructie door taai slijm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de genetica van CF?

A

CFTR ligt op chromosoom 7, in NL is de meest voorkomende mutatie deltaF508.
Het erft autosomaal recessief over.
Incidentie dragerschap is 1/30.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt CF gediagnosticeerd?

A

-Zweettest is de gouden standaard, meer chloor en meer chloor dan natrium tov gezond persoon
-Genetica kijkende naar 2 mutaties
-Neus-/darmslijmvlies potentiaal als verdenking CF hoog is bij volwassenen maar andere onderzoeken niks uitwijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de pedriatische klinische presentatie van CF?

A

-Meconiumileus
-Langer icterisch na geboorte
-Vette, volumineuze ontlasting
-Opgezette buik
-Verminderde eetlust
-Groei-achterstand
-Hoog zoutverlies bij zweten
-Recidiverende luchtweginfecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de volwassen klinische presentatie van CF?

A

Vooral problemen met tractus respiratorius:
-Recidiverende luchtweginfecties
Maar ook:
-Obstructie tractus GI
-Exocriene en endocriene pancreasinsuff -> meestal eerst exocrien, dan endocrien
-Tekort aan vetoplosbare vitamines
-Neuspoliepen
-Zonnesteek
-Osteoporose

17
Q

Wat is het gevolg voor de fertiliteit bij CF?

A

Mannen zijn infertiel door afwezigheid vas deferens. Vrouwen hebben een normale of verminderde fertiliteit.
Met hulp kunnen er biologische kinderen gemaakt worden.

18
Q

Wat zijn de klassieke CF stigmata?

A

-Geringe lengtegroei
-Laag gewicht
-Tonvormige thorax
-Clubbing

Zie je tegenwoordig niet meer zo vaak

19
Q

Wat zie je voor longafwijkingen bij CF?

A

Problemen ontstaan vaak snel na geboorte. Viscieuze cirkel door schade door sputum ophoping. Geen steriele luchtwegen door ophoping sputum waar micro-organismen in kunnen leven.
-Bronchiectasieen
-Allergische reactie op Aspergillus
-Hemoptoe
-Pneumothorax
-Pulmonale hypertensie -> cor pulmonale (RVH)

CF zit altijd in de bovenste en middenvelden van de longen

20
Q

Welke verwekkers zie je vaak in het sputum van CF patienten?

A

-S. Aureus
-Pseudomonas -> gevreesde bacterie bij CF door veel schade en onvoorspelbare resistentie AB
-Burkholderia Cepacia -> ernstig
-Schimmels
-Virussen
-Atypische mycobacterien

21
Q

Wat zie je typisch op een spirometrie bij CF?

A

Kerktoren fenomeen, door problemen met uitademing.

22
Q

Wat is de therapie bij CF?

A

Oorspronkelijk gericht op doorbreken visceuze cirkel van mucus obstructie.
-Nu Orkambi -> chloortransportmodulator voor deltaF508 en klasse-III mutaties
-Voedingstherapie
-Voorkomen luchtweginfectie door fysio voor hoesten, AB en agressief behandelen -> streven eradicatie pseudomonas
-Kruisinfectiepreventie

23
Q

Wat is de voedingstherapie voor CF?

A

-Verteringsenzymen
-Hoge calorische intake (veel vet, suiker, melk en zout)
-Vezelrijk
-Veel drinken
-Suppletie van vitamines

24
Q

Wat is de pathogenese van Sarcoidose?

A

Te maken met inflammatoire granulomateuze ziekte met een onbekende oorzaak. Niet necrotiserende granulomen met monocytaire cellen die op epitheliale cellen lijken. Het granuloom kan ACE en IL-2R maken, wat gemeten kan worden in het bloed.
Ook brengen ze het enzym 1-alpha-hydroxylase tot expressie, wat leidt tot verhoogde terugresorptie van calcium uit darmen -> hypercalciemie.

25
Wat zijn de symptomen van sarcoidose?
-Vermoeidheid -Gewichtsverlies -Anorexia -Koorts -Droge hoest -Kortademigheid -Retrosternale pijn op de borst -Orgaanspecifieke symptomen
26
Wat is het syndroom van Lofgren?
Vorm van sarcoidose met erythema nodosum, artritis (vaak enkel) en bilaterale hiliaire lymfomen. Heeft een betere prognose dan klassiek sarcoidose
27
Welke 4 radiologische stadia van granulomen bij sarcoidose in de long zijn er?
-Stadium 1: alleen bilaterale hiliare lymfadenopathie -Stadium 2: BHL en ontsteking longparenchym -Stadium 3: alleen ontsteking longparenchym -Stadium 4: permanente longfibrose Stadium 1-3 remissie mogelijk, 4 niet meer
28
Wat is de therapie van sarcoidose?
Niet altijd nodig, geindiceerd bij orgaanschade hart, oog, en/of centraal zenuwstelsel of bij hypercalciemie. -Corticosteroiden, MTX, AZA anti-TNF of plaquenil
29
Waar tegen zijn antistoffen gericht bij anti-fosfolipiden syndroom?
B2-glycoproteine-1 en andere antistollingeiwitten
30
Welke testen zijn er voor anti-fosfolipiden syndroom?
-Lupus anticoagulans test -Anticardiolipine-antistoffen -Antistoffen tegen B2-glycoproteine-1 = Apo-H
31
Wanneer spreken we van anti-fosfolipiden syndroom?
Minstens 1 van de volgende icm antifosfolipiden-antistoffen: -Arteriele en/of veneuze insuff -Recidiverende vruchtdood