Week 16 Flashcards

1
Q

Welke medicijnen helpen bij HF-PEF?

A

Alleen diuretica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zie je bij LO bij endocarditis?

A

-Roth spots in ogen
-Splinter bloedingen
-Janeway lesions
-Osler’s nodes
T.g.v. bacterien op klep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer heeft iemand een verhoogd risico op endocarditis?

A

-Klepprothese
-Na eerdere endocarditis
-MI
-Sommige aangeboren cyanotische hartafwijkingen
-<6 mnd na operatie met kunststof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is endocarditis profylaxe?

A

Antibiotica geven vooraf aan ingrepen waarbij bacterien in de bloedbaan komen. Voor patienten met verhoogd risico. Huisarts inlichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de oorzaken van myocarditis?

A

-Meestal viraal
-Toxisch
-Immunologische syndromen
-Bacterieel (soms)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verloop van een myocarditis?

A

Asymptomatisch (bv LWI)-> plots ritmestoornissen/ progressief hartfalen/ dood-> volledig of gedeeltelijk herstel (5%->DCM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is dyspnoe?

A

Een discrepantie tussen wat het lichaam vraagt en krijgt. Cardiale en pulmonale oorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe reageert het lichaam op dyspnoe?

A

Via receptoren prikkels naar hersenen-> hersenen prikkels naar spieren om harder te ademen (tussenribspieren, middenrif, bloed enz betrokken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een afname van het TLC

A

-Groot hart-> kleiner longvolume
-Longoedeem
Ook nauwere luchtwegen door platdrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe reageren de pulmonalen op een verhoogde druk?

A

Om longeodeem te verkomen is er verdikking van de alveolocapillaire membaan (eiwitten). Geeft minder stuwing maar ook minder diffusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarvan is het gebruik van O2 in het lichaam afhankelijk?

A
  1. Longfunctie
  2. O2 opnamecapaciteit
  3. Cardiovaculair systeem
  4. Spier O2 extractie
  5. Cellulair O2 verbruik
    Met inspanningstest kan de zwakste schakel achterhaald worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de maximale zuurstofopname?

A

-Maat voor prestatievermogen (normaal >85% voorspeld)
-Verlaagt door alles wat inspanning beperkt (ventilatoir, circulatoir, gaswisseling, musculair, neurologisch/ psychisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor wordt inspanning normaal beperkt?

A

Hart, circulatie en spierfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke cardiovasculaire parameters zijn er?

A

-Zuurstofopname als functie van belasting (normaal lineair)
-HF beloop/ max
-ECG
-Bloeddrukbeloop
-(max zuurstofopname en zuurstofpuls)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat geven een verhoogde en verlaagde O2 opname aan?

A

-Verhoogd: toegenomen O2 behoefte
-Verlaagd: afgenomen O2 aanvoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke ventilatoire parameters zijn er?

A

-Max ventilatie
-Ademreserve
-Teugvolume
-Ventilatie als functie CO2 productie
-Dode ruimte ventilatie VD/VT
-Beloop AF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat past bij een normale gaswisseling?

A

-(Vrijwel) gelijkblijvende pO2 en O2sat
-Daling pCO2 na AT
-Gelijkblijvende of licht stijgende AaDO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een pO2 daling?

A

-Falende ventilatie
-O2 opname probleem
-Shunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een pCO2 stijging?

A

-Falende ventilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een afwijkende AaDO2?

A

-Lage V/Q verhouding
-Diffusiestoornis
–Shunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke ziektebeelden kunnen aanwezig zijn bij een aangeboren aortastenose?

A

-Valvulaire AS
-Subvalvulaire AS
-Supravalvulaire AS
-Coarctatie v/d aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarmee wordt de hartfunctie beoordeeld en waarom?

A

Echo:
-Veilig, goedkoop
-Geeft informatie over de kleppen, drukken en functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer kan een klep mismatch optreden en hoe kan de Ross operatie een oplossing bieden?

A

Als een nog groeiend kind een klepvervanging krijgt
Ross operatie: pulmonaalklep op positie aortaklep (kan meegroeien), menselijke donorklep (homograft) bij pulmonal (kan later via lies behandelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe kan met een echo beoordeeld worden of er kleplekkage worden?

A

Met doppler: bloed naar probe is rood, van probe af is blauw. Er is een lek bij een rode stroom in diastole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe kan met een echo beoordeeld worden of er een stenose is?
De normale klepstroomsnelheid is 1 m/s. Er is een stenose als deze (fors) verhoogd is
26
Welke classificaties zijn er voor een aortastenose?
-Low: <=2,8 m/s en geen andere tekenen van PH -Intermediate: <=2,8 en tekenen van PH OF 2,9-3,4 -High: 2,9-3,4 en tekenen van PH OF >3,4 m/s
27
Wat is pulmonale hypertensie?
-Mean PAP (gem. druk in longen)= >20mmHg -Er is een verhoogde weerstand in de longen: ->Leidt tot RV overbelasting ->Uiteindelijk RV falen en vroegtijdige dood
28
Hoe verloopt pulmonale hypertensie?
1. Pre-symptomatisch, gecompenseerd 2. Symptomatisch, decompenserend: PAP + PVR (pulmonale vaatweerstand) gestegen, CO licht gedaald 3. verslechtering. decompensatie: PVR gestegen, CO en PAP dalen sterk
29
Wat gebeurt er met het hart bij pulmonale hypertensie?
1. Door verhoogde PVR stijgt de RV afterload (-> RV wand stress stijgt) 2. RV hypertrofie/ dilatatie 3. RV systolische en diastolische disfunctie 4. RV stroke volume daalt en septum buiging stijgt (diastolische functie LV daalt) 5. LV preload en output dalen 6. Minder perfusie weefsels en coronairen 7. RV ischemie, geeft weer meer RV hypertrofie/ dilatatie
30
Welke groepen pulmonale hypertensie zijn er?
Groep 1: PAH. Zeldzaam, veel oorzaken. Behandeling door veel onderzoek Groep 2: linkszijdig hartziekten. Komt vakst voor maar minder behandelbaar Groep 3: longziekten en/of chronische hypoxie (COPD/ ILD, OSAS) Groep 4: CTEPH (chronische trombo-embolische PH) Groep 5: overig (metabole ziekten enz)
31
Welke klinische indeling is er voor pulmonale hypertensie en waarom is dit onderscheid belangrijk?
Pre-capillair: groepen 1, 3, 4 en 5 Post-capillair: groep 2 Belangrijk, want andere work-up, prognose en behandeling
32
Welke oorzaken van PH door linkszijdige hartafwijking zijn er?
-LV systolische disfunctie -LV diastolische disfunctie -Klepziekten -Congenitale cardiomyopathie of inflow/outflow obstructie -Pulmonaal venen stenose
33
Hoe wordt PH gediagnosticeerd?
Via rechts hartcatheterisatie
34
Wanneer is er sprake van post-capillaire PH?
Mean PAP >20 PAWP > 15 (instroomdruk links)
35
Waarom wordt zuurstof aan een (long)patient gegeven?
Om het zuurstofgehalte op peil te houden. Het heeft weinig effect op dyspnoe
36
Wat is dyspnoe volgens de richtlijnen?
Een subjectief gevoel van onaangenaam ademen met verschillende sensaties die varieren
37
Wat is het verband tussen zuurstofgehalte en kortademigheid?
Slecht, na even je adem inhouden blijft de zuurstofgehalte gelijk maar voel je je wel kortademig
38
Welke receptoren zijn betrokken bij het ademreflex?
-Mechanoreceptoren op tussenribspieren, middenrif en hulpademingsspieren geven door aan hersenen of er harder geademd moet worden obv spanning -Chemosensoren meten pH, O2 en CO2
39
Wat is de DD bij acute dyspnoe?
-Exacerbatie astma -Exacerbatie COPD -Hartfalen/infarct/ritmestoornis -LE -Pneumonie -Pneumothorax
40
Welke oorzaken van acute dyspnoe kunnen pijn in de thorax geven?
+++: LE, pneumothorax ++: pneumonie +: hartfalen
41
Welke oorzaken van acute dyspnoe kunnen piepen en hoesten geven?
+++: astma ++: COPD +: hartfalen, pneumonie
42
Welke oorzaken van acute dyspnoe kunnen sputum geven?
+++: COPD, pneumonie +: astma
43
Welke oorzaken van acute dyspnoe kunnen hemoptoe geven?
++: pneumonie +: COPD, hartfalen, LE
44
Welke oorzaken van acute dyspnoe kunnen dikke enkels geven?
+++: hartfalen +: COPD
45
Welke oorzaken van acute dyspnoe kunnen palpitaties geven?
+++: hartfalen ++: astma, COPD, LE +: pneumothorax
46
Welke oorzaken van acute dyspnoe kunnen verminderd ademgeruis geven?
++++: pneumothorax ++: astma
47
Welke oorzaken van acute dyspnoe kunnen koorts geven?
+++: pneumonie
48
Welke oorzaken van acute dyspnoe kunnen bijgeluiden geven?
++: astma, COPD, hartfalen, pneumonie +: LE
49
Welk aanvullend onderzoek wordt bij verdenking op astma uitgevoerd?
Longfunctie
50
Welk aanvullend onderzoek wordt bij verdenking op COPD uitgevoerd?
+++: longfunctie +: echo hart, X-thorax, CT-thorax
51
Welk aanvullend onderzoek wordt bij verdenking op hartfalen uitgevoerd?
+++: ECG, echo hart, X-thorax +: CT-thorax, longfunctie
52
Welk aanvullend onderzoek wordt bij verdenking op LE uitgevoerd?
++++: CT-thorax +: ECG, echo hart, longfunctie
53
Welk aanvullend onderzoek wordt bij verdenking op pneumonie uitgevoerd?
+++: X-thorax ++: CT-thorax
54
Welk aanvullend onderzoek wordt bij verdenking op een pneumothorax uitgevoerd?
X-thorax
55
Wanneer is de pCO2 verhoogd?
Bij alveolaire hypoventilatie
56
Hoe vaak komt PHT voor bij COPD en waarom?
-20-30% -RV hypertrofie/ dilatatie door PH bij longziekten. De lomgvaten vernauwen door lage O2 gehalte-> druk neemt toe
57
Welke oorzaken van longoedeem zijn er?
-Cardiogeen: verstoorde drukken -Non-cardiogeen: schade alveoli of neurogeen
58
Waarom kan iemand met hartproblemen piepen?
-Peribronchiaal oedeem -Compressie door vaten -Verminderde bloedtoevoer aan luchtwegen-> reflex om samen te knijpen -Luchtweg secreet/ oedeem
59
Wat zijn de kenmerken van IPF?
-Oudere mannen -Roken/ beroepsexpositie -Fibrose basaal/ subpleuraal
60
Wat zijn de kenmerken van EAA?
-Reactie tegen geinhaleerd antigeen -Roken beschermt -Fibrose + airtrapping
61
Wat is het verschil tussen matglas en consolidatie?
-Matglas: wazige afwijkingen waar je nog een beetje doorheen kan kijken. Acute verandering -Consolidatie: densere afwijking waar je niet doorheen kan kijken
62
Wat zijn de gevolgen van een metabole alkalose?
Metabole alkalose-> hypokaliemie-> parese ademhalingsspieren-> respiratoire acidose
63
Hoe zorgt braken voor een metabole alkalose?
H+ gaat het lichaam uit en uit de maagwand komt HCO3- het lichaam in
64
Hoe zorgt metabole alkalose voor een hypokaliemie?
In de CCD komt HCO3- langs het ROMK-kanaal. K+ wordt uitgescheiden omdat het door de negatieve lading van HCO3- wordt aangetrokken
65
Wat is het verschil tussen acidose en acidemie?
Acidose is het proces dat je bloed zuurder maakt, acidemie is dat het bloes te zuur is
66
Wat zijn mogelijke oorzaken van een metabole acidose?
-Verlies HCO3- -Nieuw zuur (lactaat of ketonen) -Nier kan geen H+ uitscheiden
67
Waardoor wordt een verhoogde anion gap veroorzaakt?
Productie van nieuw (organisch) zuur zoals lactaat (ischemie), ketonen (type 1 diabetes)
68
Wat is de DD bij hemoptoe?
-Infectie -Bronchiectasieen (verwijding luchtwegen bij chronische longaandoeningen) -Maligniteit -Arterio-veneuze malformatie (verbindingen tussen bronchiaal en pulmonaal arterien) -Longinfarct bij embolie -Diffuse alveolaire bloeding
69
Welke syndromen geven hemoptoe en hematurie?
-ANCA geasssocieerde systemische vasculitis (kleine vaten, GPA=Wegener) -Anti-GBM geassocieerde nefritis (Goodpasture's syndroom) -Chronische inflammatoire bindweefselziekten -Medicamenteus
70
Welke renopulmonale syndromen geven hemoptoe en hematurie?
* ANCA geassocieerde systemische vasculitis (op meerdere plekken) ->Wegener's granulomatosis = GPACronis ->Microscopische polyangiitis * Anti-GBM geassocieerde nefritis (ook coiva in longen) ->Goodpasture's syndrome
71
Welke problemen kan GPA in de longen geven?
-Necrotiserende granulomen -Diffuse alveolaire bloeding (DAH)
72
Hoe wordt anti-GBM behandeld?
Steroiden en cyclofosfamide Of rituximab (anti B-cel) -Plasmaforese
73
Wat zijn mogelijke oorzaken van diureticaresistentie?
Te lage dosis Zoutbeperking Intraveneus geven Combinatie van middelen Verlaagde diuretica secretie tubulus
74
Wat doet een ARNI?
Remt afbraak ANP
75
Wat doen NSAIDs in de nieren?
Ze remmen PG (die afferente dilatatie geven)-> vasoconstrictie
76
Hoe kunnen diuretica nierinsufficientie geven?
Afgenomen effectief circulerend volume waardoor nierfalen
77
Hoe bereken je max belasting?
(vo2 max - vo2 rust)/ 10= ..W
78
Wat is de dysneu index?
% max ventilatie gebruikt
79
Wat is het ectopisch ventriculair ritme?
20-40 bpm
80
Wat is een ander naam voor anti-GBM nefropathie?
Goodpasture's syndrome
81
Bij welke KBR is er geen D-dimeer onderzoek nodig?
>2
82
Wat zijn de 5 lagen van het gezondheidsdeterminantenmodel?
1. Algemene SES, culturele en omgevingsfactoren 2. Leef- en arbeidsomstandigheden 3. Sociale netwerk 4. Individuele leefstijl, beinvloedbaar 5. Persoonlijke karakteristieken