Week 2 Flashcards

(8 cards)

1
Q

Leerdoel A: ken je de begrippen directe en indirecte democratie en heb je inzicht in de wijze waarop deze vormen van democratie in het Nederlandse stelsel hun beslag hebben gekregen;

A

*
Democratie: Regering door het volk, voor het volk. Macht verworven, gelegitimeerd en gecontroleerd door zeggenschap aan de bevolking toe te kennen.
*
Directe democratie: Volk is rechtstreeks betrokken bij de besluitvorming. In de praktijk alleen werkbaar in kleine groepen. Voordeel: beste invulling democratie ideaal. Nadeel: onwerkbaar met veel mensen. Voorbeelden in NL: referendum, burgerinitiatief.
*
Indirecte/representatieve democratie: Burgers kiezen een vertegenwoordigend orgaan dat namens hen besluiten neemt. In Nederland: vertegenwoordiging door de Staten-Generaal (art. 50 Gw). Ook Provinciale Staten, gemeenteraad en Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen. Ministers/premiers worden niet rechtstreeks gekozen, maar kabinet is democratisch gelegitimeerd door verkiezingsuitslag en ministers leggen verantwoording af aan parlement.
*
Republiek der Zeven Nederlanden vs. 1814 (vertegenwoordiging): In de Republiek bestond de Staten-Generaal uit vertegenwoordigers van de provincies met last en ruggespraak. In 1814 veranderde dit naar vertegenwoordiging van het volk als geheel.
*
Nadelen indirecte democratie: Coalitievorming kan leiden tot vervorming van de stem van het volk. Compromissen in regeerakkoord kunnen afwijken van partijprogramma’s. Kan leiden tot beslissingen waar de meerderheid van de bevolking het niet mee eens is (Ostrogorski-paradox). Kan leiden tot minder vertrouwen in politiek en lagere opkomst.
*
Burgerinitiatief (art. 14.2 RvOTK): Element van directe democratie in indirecte democratie. Kan bijdragen aan het tegengaan van wantrouwen door de Ostrogorski-paradox. 40.000 steunbetuigingen nodig om op agenda Tweede Kamer te komen.
*
Europees burgerinitiatief: 1 miljoen handtekeningen uit ten minste 7 lidstaten.
*
Bindend correctief wetgevingsreferendum: Referendum na besluitvorming door wetgever, voordat bekrachtiging door regering. Gericht op tegenhouden of terugdraaien overheidsbeslissing. Vereist grondwetswijziging vanwege art. 81 Gw (wetten door regering & Staten-Generaal). Nu in behandeling. Correctief betekent (over het algemeen) bindend. Doel: wetgever corrigeren.
*
Raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum): Niet bindend, vraag hoe om te gaan met uitslag.
*
Ostrogorski-paradox: Parlementaire meerderheid neemt beslissingen die afwijken van de meerderheid in het electoraat door coalitievorming. Discrepantie tussen standpunten politieke meerderheid en meerderheid bevolking. Kan leiden tot minder vertrouwen en afhaken kiezers. Correctief referendum kan dit corrigeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leerdoel B: kun je op hoofdlijnen uitleggen wat het verschil is tussen een meerderheidsstelsel en evenredige vertegenwoordiging en wat de functie van een kiesdrempel is;

A

*
Meerderheidsstelsel: Degene met de meeste stemmen wint de verkiezingen.

Absoluut meerderheidsstelsel: Meer dan 50% van de stemmen nodig. Soms tweede ronde.

Relatief meerderheidsstelsel: Meer stemmen dan andere kandidaten in district is voldoende.

Nadeel meerderheidsstelsel: Minderheid stemmen tellen niet mee.

Voordeel meerderheidsstelsel: Beperkt aantal politieke partijen.
*
Evenredige vertegenwoordiging: Aantal zetels is evenredig aan het aantal stemmen. Art. 53 Gw. Kiesdeler (1/150e aantal stemmen voor Tweede Kamer). Niet volledige evenredigheid mogelijk.

Voordeel evenredige vertegenwoordiging: Betere afspiegeling stemvoorkeuren, minderheden gehoord, ruimte voor kleine partijen. Stemmen gaan niet verloren.

Nadeel evenredige vertegenwoordiging: Veel partijen mogelijk (versnippering), moeilijker coalities vormen en compromissen sluiten.
*
Kiesdrempel: Minimum percentage stemmen dat een partij moet halen om een zetel te verwerven. ‘Dempt’ evenredigheid. In NL nu gelijk aan de kiesdeler (ca. 0,66%). Invoering van hoger percentage zou kleine partijen uitsluiten, stemmen verloren, maar minder partijen in Kamer. Art. 53 Gw: evenredige vertegenwoordiging ‘binnen door de wet te stellen grenzen’. Art. 3 Eerste Protocol EVRM relevant voor kiesdrempels, Hof acht 5% en zelfs 10% aanvaardbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leerdoel C: heb je inzicht in de samenhang tussen kiesstelsel, vertegenwoordiging en coalitievorming;

A

*
Kiesstelsel en vertegenwoordiging: Kiesstelsel bepaalt hoe voorkeuren van electoraat worden vertaald in samenstelling parlement. Evenredige vertegenwoordiging leidt tot meer partijen in de vertegenwoordiging dan meerderheidsstelsel.
*
Vertegenwoordiging en coalitievorming: In stelsel van evenredige vertegenwoordiging heeft zelden één partij de absolute meerderheid nodig voor coalities met andere partijen om meerderheidssteun te krijgen. Meer partijen maken coalitievorming moeilijker.
*
Versnippering en coalitievorming: Veel partijen (versnippering) in Kamer door evenredige vertegenwoordiging maakt coalitievorming moeilijker en het sluiten van compromissen lastiger. Kan leiden tot coalities met geen grote meerderheid.
*
Factoren die leiden tot versnippering: Toenemende diversiteit politieke standpunten, verlies vertrouwen in traditionele instituties, opkomst nieuwe bewegingen, globalisering en digitalisering.
*
Volatiliteit: Mate van verandering of instabiliteit in politieke landschap, hoe snel kiezers van voorkeur veranderen. Verschilt van versnippering (aantal partijen) door focus op beweging in stemgedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leerdoel D: kun je de Kieswet hanteren en heb je inzicht in de wijze waarop de verkiezingsuitslag wordt vastgesteld voor de Tweede Kamer;

A

*
Nederlandse Kieswet: Rechtstreeks kiesrecht Tweede Kamer sinds 1848. Lijstenstelsel van evenredige vertegenwoordiging met enkelvoudige voorkeursstem.
*
Vaststellen verkiezingsuitslag (TK, PS, gemeenteraad):
1.
Vaststellen kiesdeler (T/Z): Totaal aantal uitgebrachte geldige stemmen (T) delen door aantal te verdelen zetels (Z) (150 voor TK).
2.
Toewijzing zetels via kiesdeler: Partijen krijgen zoveel zetels als aantal keren dat zij de kiesdeler hebben gehaald.
3.
Restzetels: Indien zetels overblijven (bij meer dan 19 leden), worden deze verdeeld via de methode van de grootste gemiddelden (art. P7 lid 1 Kieswet).
4.
Kiesdrempel: Partij moet ten minste aantal stemmen gelijk aan kiesdeler hebben gehaald (art. P7 lid 2 Kieswet).
5.
Toewijzing aan kandidaten: Binnen de partijlijst worden de zetels toegewezen aan de kandidaten in volgorde van de lijst, tenzij kandidaten voldoende voorkeursstemmen hebben gehaald (minimaal 25% van de kiesdeler).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leerdoel E: ken je de reikwijdte en beperkingsmogelijkheden van het kiesrecht in de Grondwet, het EVRM, het EU-Grondrechtenhandvest en wetgeving, en kun je deze toepassen in een casus;

A

*
Grondwet (art. 4 Gw): Iedere Nederlander heeft gelijkelijk actief en passief kiesrecht, behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen. Grondrecht sinds 1983.
*
Grondwet (art. 54 Gw - actief kiesrecht TK):

Nederlander.

Ten minste 18 jaar.

Niet uitgesloten van kiesrecht (lid 2).

Ingezetenschap niet vereist.
*
Grondwet (art. 56 Gw - passief kiesrecht S-G):

Nederlander.

Ten minste 18 jaar.

Niet uitgesloten van kiesrecht.
*
Grondwet (art. 129 Gw - actief kiesrecht gemeenteraad): Ingezetene van de gemeente.
*
Grondwet (art. 130 Gw - passief kiesrecht gemeenteraad): Geen vereiste van Nederlanderschap, wel ingezetene.
*
Uitsluiting van kiesrecht (art. 54 lid 2 Gw):

Veroordeling wegens bij de wet aangewezen delict.

Bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Vrijheidsstraf van ten minste een jaar.

Tevens ontzet van het kiesrecht uitgesproken.

Delicten staan in Kieswet en Wetboek van Strafrecht (bijv. aantasting staatsbestel). Rechter moet het expliciet uitspreken.
*
EVRM (art. 3 Eerste Protocol): Vrije, geheime verkiezingen houden onder voorwaarden die vrije meningsuiting waarborgen. Richt zich vooral tot lidstaten, maar burgers kunnen er rechten aan ontlenen. Beperkingen mogelijk, staten hebben ruime ‘margin of appreciation’. Algemene, ongedifferentieerde, automatische uitsluiting ontoelaatbaar. Individuele beoordeling door rechter niet altijd noodzakelijk, wetgever kan afweging maken (mits omstandigheden worden afgewogen). Proportionaliteitseis.
*
Scoppola t. Italië: Ontzetting kiesrecht na veroordeling voor moord (levenslang, later 30 jaar). EHRM: geen schending art. 3 EP EVRM. Italiaanse wetgeving kijkt naar lengte straf en ernst delict. Proportionaliteit gewaarborgd. Verschilt van Hirst t. VK (automatische uitsluiting zonder afweging).
*
Casus Sofia Rossi: Italiaanse nationaliteit, woont en werkt 8 jaar in NL. Geen actief of passief kiesrecht bij Provinciale Statenverkiezingen, want geen Nederlander (art. 4 Gw jo art. B2 Kieswet). Voor gemeenteraad zou dit anders zijn (geen nationaliteitseis voor actief kiesrecht).
*
Casus ontvoering Amalia: Veroordeling tot 10 jaar en ontzetting kiesrecht. Toetsing aan art. 54 lid 2 Gw. Delict (art. 108 Sr), bij wet aangewezen (art. 28 lid 1 sub 3 Sr jo art. 114 Sr), onherroepelijke veroordeling (aangenomen), min. 1 jaar straf (10 jaar), ontzetting uitgesproken. Rechtsgeldig uitgesloten indien aan alle cumulatieve eisen is voldaan.
*
EU-Grondrechtenhandvest (art. 39, 40): Kiesrecht voor Europees Parlement (art. 39) en gemeentelijke verkiezingen (art. 40) voor EU-burgers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leerdoel F: ken je de regeling voor het verbieden en ontbinden van politieke partijen in Grondwet, EVRM en wetgeving en kun je deze toepassen in een casus;

A

*
Grondwet (art. 8 Gw): Recht tot vereniging wordt erkend. Bij wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde. Beperking moet in formele wet staan, wetgever kan niet delegeren.
*
BW (art. 2:20 BW oud): Rechtspersoon waarvan werkzaamheid of doel in strijd is met openbare orde, kan door rechtbank op verzoek OM verboden en ontbonden worden (lid 1) of ontbonden worden (lid 2). Oud artikel is nog van toepassing op politieke partijen (art. 32a Overgangswet nieuw BW). Werkzaamheden: daadwerkelijke fysieke uitdrukking. Doel: statuten, papieren werkelijkheid. Strijd met openbare orde: aantasting grondstelsel staatsbestel.
*
Wetsontwerp Wet op de politieke partijen (art. 86): Politieke partij kan door Hoge Raad op verzoek PG bij HR verboden en ontbonden worden indien doelstelling of werkzaamheden daadwerkelijke en ernstige bedreiging vormen voor grondbeginselen democratische rechtsstaat (lid 1). Grondbeginselen gedefinieerd (periodieke verkiezingen, democratische besluitvorming, grondrechten, machtenscheiding, onafhankelijke rechtspraak - lid 2). Verschillen met art. 2:20 BW: aanvraag (PG bij HR vs. OM bij Rb), grondslag (bedreiging grondbeginselen vs. strijd openbare orde), uitvoerder (HR vs. Rb), herstelmogelijkheid (wel in 2:20 lid 2, niet in art. 86). Nog niet in werking.
*
EVRM (art. 11): Recht op vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging. Mag aan beperkingen worden onderworpen die bij de wet zijn voorzien en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving (legitieme doelen: nationale veiligheid, openbare veiligheid, voorkomen wanordelijkheden, bescherming gezondheid/zeden/rechten anderen - lid 2). Algemene beperkingsclausule, proportionaliteitstoets, kleine ‘margin of appreciation’ bij politieke partijen.
*
Refah Partisi/Turkije: Verbod politieke partij wegens ideeën strijdig met seculiere staat. EHRM: geen schending art. 11 EVRM. Toetsing: bij wet voorzien (ook rechterlijke uitspraken), legitieme gronden (bescherming democratische beginselen), noodzakelijk in democratische samenleving (pressing social need, proportionaliteit). Hof hanteert criteria: statuten en programma, gedragingen partijleden/leiders, staat hoeft niet te wachten tot machtsovername, minderheidsstandpunten moeten gehoord worden. Materieel democratieprincipe: democratie meer dan meerderheid, bescherming van waarden.
*
Casus Extinction Radicals: OM verzoekt verbod o.g.v. art. 2:20 BW (werkzaamheden strijdig met openbare orde: oproepen tot illegale acties, geweld, verwijzing naar Volkert van der G.). Aanknopingspunten OM: werkzaamheden i.s.m. openbare orde. Verzoek kansrijk. Toetsing EHRM (art. 11 EVRM, Refah Partisi criteria): inperking vrijheid van vereniging (oproepen tot illegale acties), wettelijke grondslag (art. 2:20 BW), legitiem doel (openbare orde), noodzakelijk in democratische samenleving (pressing social need, proportionaliteit). Geen schending art. 11 EVRM. Ook daden/uitlatingen leiders tellen mee, niet alleen partijprogramma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leerdoel G: kun je de begrippen formele en materiële democratie onderscheiden en in concrete gevallen toepassen;

A

*
Formele democratie: Nadruk op de democratische procedure en regels. Vrije politieke markt van ideeën, vertrouwen in spelregels. Regelmatige verkiezingen centraal.
*
Materiële democratie: Democratie is niet alleen procedure, maar ook verbonden met waarden zoals vrijheid en gelijkheid. Democratisch systeem moet zichzelf actief verdedigen tegen ondemocratische groepen. Bescherming van grondbeginselen en pluralisme.
*
Toepassing Refah Partisi: EHRM hanteert hier een materieel democratieprincipe door de rechtsstaat, pluralisme en vrijheid van religie als onderdeel van democratie te zien en antidemocratische plannen ook al legaal voorgesteld problematisch te achten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leerdoel H: heb je inzicht in de betekenis van de parlementaire immuniteit en de controlefunctie van de voorzitter van de Tweede en Eerste Kamer, en weet je hoe deze geregeld zijn in de Grondwet en de reglementen van orde.

A

*
Parlementaire immuniteit (onschendbaarheid): Art. 71 Gw. Leden Staten-Generaal, ministers, staatssecretarissen en andere deelnemers aan beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering of commissies hebben gezegd of schriftelijk overlegd. Plaatsgebonden (geldt in de vergadering), bescherming vrij debat, achtergrond machtenscheiding. Betekent niet dat er geen regels zijn voor debat.
*
Controlefunctie voorzitter Tweede en Eerste Kamer: Voorzitter kan ingrijpen bij uitspraken die niet bijdragen aan debat (art. 8.2.2 RvOTK). Ordemaatregelen: vermaning, ontnemen van het woord (art. 8.17 RvOTK), uitsluiting van vergadering (art. 8.18 RvOTK). Geen beroep op Kamer tegen ordemaatregelen voorzitter (art. 8.19 RvOTK). Rechter en uitvoerende macht komen hier niet aan te pas. Doel: waarborgen vrij debat zonder vrees voor justitieel optreden.
*
Casus bedreiging Kamerlid X: Kamerlid X bedreigt ander Kamerlid tijdens plenair debat. Kamervoorzitter kan ordemaatregelen nemen (vermaning, woord ontnemen, uitsluiting). Kamerlid X kan niet door rechter vervolgd worden voor uitspraak in plenaire debat (art. 71 Gw). Bij uitlatingen buiten vergadering (Utrechtse Jaarbeurs) zou vervolging waarschijnlijk wel mogelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly