Week 3 Flashcards

(38 cards)

1
Q

Artikel 67 lid 3 Grondwet: Wat is de kern?

A

Leden van de Staten-Generaal stemmen zonder last. Dit betekent dat een Kamerlid door niemand gedwongen kan worden op een bepaalde manier te stemmen in de Kamer waarvan hij lid is, ook niet door zijn kiezers, politieke partij of fractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vrij mandaat van Kamerleden: Wat houdt dit in?

A

Het vrije mandaat omvat het verbod van last en de onmogelijkheid om een Kamerlid te dwingen zijn zetel ter beschikking te stellen. In de kern bepaalt het Kamerlid zelf hoe hij zijn mandaat uitoefent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fractiediscipline: Wat is dat en hoe verhoudt het zich tot het vrije mandaat?

A

Fractiediscipline is het vermogen van een fractie om haar leden het beleid van het partijleiderschap te laten ondersteunen, zodat alle leden van een partij hetzelfde stemmen. Dit kan afdoen aan de gedachte van het vrije mandaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vertrouwensregel: Wat is de kern?

A

De kern van het parlementaire stelsel is de vertrouwensregel. In veel gevallen geldt de toepassing ervan als sluitstuk van de ministeriële verantwoordelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent de vertrouwensregel voor een minister die het vertrouwen van het parlement verliest?

A

Een minister kan uit de Kamer worden “gegooid” als hij niet meer het vertrouwen geniet van de rest van het parlement (de Tweede Kamer). Dit betekent niet per se dat bewindspersonen moeten aftreden als ze een fout hebben gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke manieren kan het vertrouwen in een individuele minister worden opgezegd?

A

Aanneming van een motie die wordt opgevat als een motie van wantrouwen.

Aanneming van een door de minister of het kabinet onaanvaardbaar verklaard amendement (hoewel intrekking van het wetsvoorstel ook mogelijk is).

Verwerping van het begrotingswetsvoorstel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verhouding vertrouwensregel en Eerste Kamer: Geldt de vertrouwensregel ook voor de Eerste Kamer?

A

Ja, de vertrouwensregel geldt ook in relatie tot de Eerste Kamer, hoewel de Eerste Kamer een andere rol en rechten heeft dan de Tweede Kamer (geen initiatief- en amendementsrecht). Ook de Eerste Kamer kan de vertrouwenskwestie stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Politieke ministeriële verantwoordelijkheid: Wat is de kern en wat was de historische ontwikkeling (1848)?

A

Politieke ministeriële verantwoordelijkheid houdt in dat daden van de koning voortaan als daden van de regering gelden, waarvoor de ministers aan het Parlement verantwoording dienen af te leggen. De macht van de koning werd hierdoor drastisch teruggebracht. Artikel 42 lid 2 Gw: De koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk. De blik van de minister richt zich nu op het parlement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geen verantwoordelijkheid zonder bevoegdheid: Wat betekent dit in de context van ministeriële verantwoordelijkheid?

A

Ministers zijn niet verantwoordelijk voor bepaalde overheidshandelingen waarvoor ze geen bevoegdheid hebben, zoals de uitspraken van de onafhankelijke rechterlijke macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verplichting tot verantwoording: Wat houdt dit in voor ministers?

A

Het uitleggen, motiveren en verdedigen van het gevoerde beleid of genomen beslissingen in debat met het Parlement. Ministers moeten de consequenties van het oordeel van het Parlement aanvaarden, waarbij de uiterste consequentie aftreden via de vertrouwensregel kan zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarvoor zijn ministers politiek verantwoordelijk?

A


Eigen handelen als minister (inclusief voorganger).

Handelen van ondergeschikten, inclusief staatssecretarissen.

Besluiten van de ministerraad.

Handelen van de koning(in) dat de openbaarheid raakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verhouding politieke ministeriële verantwoordelijkheid en vertrouwensregel: Zijn ze hetzelfde?

A

Nee, de ministeriële verantwoordelijkheid dient nadrukkelijk los te worden gezien van de vertrouwensregel. Een minister kan zich verantwoorden zonder dat de vertrouwensregel wordt toegepast, en het vertrouwen kan worden opgezegd zelfs als de minister adequaat verantwoording heeft afgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verhouding politieke ministeriële verantwoordelijkheid en inlichtingenrecht: Wat is het verband?

A

Het inlichtingenrecht (artikel 68 Gw) is een instrument waarmee het Parlement controle kan uitoefenen en de ministeriële verantwoordelijkheid kan laten functioneren. Het stelt het Parlement in staat om ministers vragen te stellen om zicht te krijgen op het beleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Parlementaire controle: Waarom is dit belangrijk?

A

Parlementaire controle is essentieel in een democratisch stelsel om de regering te controleren en ervoor te zorgen dat zij verantwoording aflegt over haar handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Inlichtingenrecht (artikel 68 Gw): Wat houdt dit recht in voor het parlement?

A

Ministers en staatssecretarissen moeten de Kamers, afzonderlijk of in verenigde vergadering, mondeling of schriftelijk de verlangde inlichtingen geven. Dit geldt tenzij het verstrekken in strijd is met het belang van de staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Inlichtingenrecht: Wie kunnen inlichtingen verlangen en is een meerderheid nodig?

A

De door één of meer leden verlangde inlichtingen moeten worden gegeven. Er is geen meerderheid nodig om inlichtingen te verlangen.

17
Q

Inlichtingenrecht: Waar is dit recht verder uitgewerkt?

A

Uitgewerkt in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (RvOTK), onder andere in artikelen over het recht van interpellatie (art. 12.6), het dertigledendebat (art. 12.7) en schriftelijke en mondelinge vragen (art. 12.1 en 12.3).

18
Q

Inlichtingenrecht: Welke uitzonderingsgrond is er om inlichtingen te weigeren?

A

Het verstrekken van inlichtingen mag geweigerd worden als dit in strijd is met het belang van de staat. Deze uitzonderingsgrond wordt niet meer heel ruim geïnterpreteerd.

19
Q

Recht van enquête: Zijn er uitzonderingen op de medewerkingsplicht?

A

Ja, er zijn strikt gereguleerde verschoningsgronden, zoals wederom het belang van de staat, bedrijfsvertrouwelijke gegevens, persoonlijke levenssfeer en het beroepsgeheim.

19
Q

Recht van enquête (artikel 70 Gw): Wat houdt dit recht in voor het parlement?

A

Beide Kamers hebben het recht om een onderzoek (enquête) te doen, eventueel gezamenlijk. Dit recht is nader geregeld in de Wet op de Parlementaire Enquête (WPE).

20
Q

Recht van enquête: Welke bevoegdheden heeft een enquêtecommissie?

A

Een enquêtecommissie heeft de bevoegdheid om niet alleen ministers of staatssecretarissen te bevragen, maar ook getuigen of deskundigen te doen verschijnen en onder ede te horen. Ze kan ook documenten onderzoeken.

21
Q

Recht van enquête: Wie is verplicht mee te werken aan een parlementaire enquête?

A

Elke Nederlander, elke ingezetene van Nederland, elke natuurlijke persoon die in Nederland verblijf houdt, elke rechtspersoon die in Nederland is gevestigd of in Nederland bedrijfsactiviteiten uitvoert, is verplicht de enquêtecommissie alle verlangde medewerking te verlenen.

22
Q

Kamerontbinding: Wat is de algemene regel voor de zittingsduur van de Tweede Kamer en wanneer kan deze worden verkort?

A

De zittingsduur van de Tweede Kamer is vier jaar (artikel 52 lid 1 Gw). Deze kan echter worden verkort door tussentijdse ontbinding van de Kamer (artikel 64 Gw).

23
Q

Kamerontbinding in de praktijk: Wanneer komt het in de huidige politieke praktijk voor?

A

Kamerontbinding komt in de huidige praktijk alleen voor met expliciete of impliciete instemming van de Kamer.

24
Kamerontbinding: Wat is vaak de reden voor ontbinding?
Omdat op het besluit tot ontbinding altijd nieuwe verkiezingen volgen, wordt het ontbindingsrecht vaak gebruikt om uit een politieke impasse te geraken na een kabinetscrisis. Het beslechtten van het conflict wordt zo in handen van de kiezers gelegd.
25
Eerste Kamer ontbinden: Heeft dit zin?
De ontbinding van de Eerste Kamer leidt naar alle waarschijnlijkheid niet tot een wezenlijk andere samenstelling, omdat de provinciale staten niet worden ontbonden. De nieuwe Eerste Kamer wordt grotendeels door dezelfde leden van de provinciale staten gekozen. Daarom komt ontbinding van de Eerste Kamer in de praktijk niet voor.
26
Dualisme (grondwettelijk): Wat houdt dit in?
Het grondwettelijk dualisme houdt in dat de Staten-Generaal niet de bevoegdheden van de regering kan uitoefenen, noch de ministers tot bepaalde handelingen kan dwingen. Er is een striktere scheiding tussen de uitvoerende macht (kabinet) en de wetgevende macht (parlement). Het kabinet is los van het parlement en ministers zijn niet per se parlementsleden.
27
Historische context van kamerontbinding: Wat was de rol van "conflicten-ontbinding"?
In de 19e eeuw werd kamerontbinding soms gebruikt bij conflicten tussen de regering en de Tweede Kamer, in de hoop dat nieuwe verkiezingen een Kamer met een andere mening zouden opleveren. De ervaring leerde echter dat dit niet altijd de oplossing was en leidde mede tot de ontwikkeling van de vertrouwensregel.
28
Monisme (in de praktijk): Hoe zie je monistische ontwikkelingen in de Nederlandse politiek?
Ondanks het dualisme zijn er vaak monistische ontwikkelingen door de nauwe banden tussen ministers en verwante kamerfracties. Er vindt vooroverleg plaats en er worden afspraken gemaakt tussen ministers en fracties over politiek gevoelige onderwerpen. Coalitievorming en het regeerakkoord dragen hieraan bij, waardoor de scheiding tussen parlement en kabinet minder duidelijk wordt en de controlerende taak van de Tweede Kamer minder prominent kan zijn.
29
Verhouding monisme en dualisme: Hoe kunnen ze naast elkaar bestaan?
De grondwettelijke situatie van dualisme maakt een monistische situatie mogelijk omdat de waarborgen voor het dualisme institutioneel zijn, maar een nauwe samenwerking niet verbieden of onmogelijk maken.
30
Regeerakkoord: Wat is het en wie sluiten het?
Het regeerakkoord wordt gesloten door de coalitiefracties in de Tweede Kamer en bevat de belangrijkste afspraken over het beleid van het toekomstige kabinet.
31
Regeerakkoord: Wat wordt verwacht van het kabinet en de coalitiefracties in de Tweede Kamer?
Van het kabinet wordt uitvoering van het regeerakkoord verwacht, en van de coalitiefracties in de Tweede Kamer wordt politieke steun voor deze uitvoering verwacht.
32
Regeerakkoord: Wat is de juridische status?
Ondanks het grote politieke belang is de juridische status van een regeerakkoord nihil.
33
Rol Eerste Kamer bij kabinetsformatie en regeerakkoord: Hoe is hun positie anders dan die van de Tweede Kamer?
Het is niet gebruikelijk dat afgevaardigden van de Eerste Kamerfracties mee onderhandelen over de kabinetsformatie of het regeerakkoord. Het regeerakkoord wordt ook niet door de Eerste Kamerfracties ondertekend. Wel houden de onderhandelende partijen rekening met de politieke samenstelling van de Eerste Kamer.
34
Kabinetsformatie: Wat is de rol van de Grondwet hierin?
De Grondwet bevat geen procedureregels voor de kabinetsformatie, alleen regels over de benoeming van ministers en staatssecretarissen bij Koninklijk Besluit (Hoofdstuk 2). Wel zijn de vertrouwensregel en het stelsel van evenredige vertegenwoordiging van invloed.
35
Kabinetsformatie tot 2012: Welke rol speelde de Koning(in)?
Tot 2012 speelde de Koning(in) een rol door de dag na de verkiezingen fractievoorzitters te ontvangen, een informateur aan te wijzen met een opdracht tot spoedige kabinetsvorming, en na de informatiefase een formateur te benoemen. Dit berustte op conventie. Tot 2012 speelde de Koning(in) een rol door de dag na de verkiezingen fractievoorzitters te ontvangen, een informateur aan te wijzen met een opdracht tot spoedige kabinetsvorming, en na de informatiefase een formateur te benoemen. Dit berustte op conventie.
36
Kabinetsformatie na 2012: Wat is er veranderd?
Na 2012 heeft de Koning geen rol meer in de formatie. Dit proces is geparlementariseerd. De Tweede Kamer beraadslaagt na de verkiezingen over de uitslag en wijst zelf een of meer informateurs en formateurs aan en stelt hun opdracht vast (artikel 11.1 RvOTK). De aanwijzing gebeurt niet langer op basis van conventie, maar is vastgelegd in het RvOTK.
37
Verkenningsfase: Wat is dit en waar is dit geregeld?
De verkenningsfase is de periode van ongeveer drie weken na de verkiezingen waarin overlegd wordt over mogelijke coalities. Deze fase is niet geregeld in het Reglement van Orde, maar er is een nieuwe conventie voor ontstaan.